Home

Rechtbank Arnhem, 22-02-2006, AV7748, AWB 05/1955 en 05/1956

Rechtbank Arnhem, 22-02-2006, AV7748, AWB 05/1955 en 05/1956

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
22 februari 2006
Datum publicatie
30 maart 2006
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2006:AV7748
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 05/1955 en 05/1956
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 3.8

Inhoudsindicatie

Staking onderneming: agrarisch bedrijf. Hoogte van de stakingswinst. Bij de bepaling van de WEV van de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel mag geen waardedruk voor zelfbewoning worden toegepast. Niet doorslaggevend is of de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel apart verkoop- of verhuurbaar zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Registratienummer: AWB 05/1955 en 05/1956

Uitspraakdatum: 22 februari 2006

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

de erven van [X],

wonende te [Z], eisers,

[gemachtigde],

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P]

verweerder,

[gemachtigde].

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eisers voor het jaar 2001 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen (aanslagnummer [00] H16) berekend naar een belastbaar inkomen van € 30.077 en een aanslag Premie Ziekenfondswet (aanslagnummer [00].S16) naar het maximum inkomen van € 19.059.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder bij de uitspraak op bezwaar beide aanslagen gehandhaafd. Eisers hebben daartegen beroep ingesteld.

Eisers hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2005 te Arnhem. Daarbij zijn beide zaken gevoegd behandeld.

Partijen zijn daar verschenen. Namens verweerder is tevens verschenen [gemachtigde].

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. De feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

[X] (hierna [X]), overleden op 3 juni 2003, dreef een onderneming in maatschapverband met zijn echtgenote. De bedrijfsactiviteiten bestonden uit het houden van melkvee. Deze onderneming is in 2001 gestaakt.

Tot het ondernemingsvermogen behoorde een melkquotum dat in 2001 is verkocht. In verband met deze verkoop heeft [X] op dezelfde dag 2.60 hectare landbouwgrond verpacht.

Ook behoorden tot het ondernemingsvermogen het bedrijfserf en de volgende bedrijfsopstallen met ondergrond:

- een vleesvarkensschuur;

- een werkplaats/garage;

- een werktuigenberging/veestal/garage

- een garage.

Het bij de boerderij horende woonhuis (hierna: het woonhuis) behoorde tot het privé-vermogen.

De vleesvarkenschuur en de werkplaats/garage zijn tegen elkaar aangebouwd. Zij hebben beiden een eigen ingang. Er is geen tussendeur. Zij liggen op circa 6,5 meter afstand van het woonhuis.

De werktuigenberging /veestal /garage betreft één pand dat is onderverdeeld in drie ruimten die ieder een eigen ingang hebben. Er zijn geen tussendeuren tussen de ruimten.

Tegen dit pand is de garage aangebouwd. Ook de garage heeft een eigen ingang. Het geheel staat -bezien vanaf de woning- enkele meters achter de vleesvarkensschuur en werkplaats/garage.

Op het stakingstijdstip waren [X] en zijn echtgenote voornemens om duurzaam in het woonhuis te blijven wonen. De echtgenote van [X] woont nog steeds in het woonhuis.

In verband met de staking van de agrarische onderneming zijn de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel naar het privé-vermogen van [X] en zijn echtgenote overgegaan.

Er heeft namens eisers en verweerder een gezamenlijke taxatie plaatsgevonden van de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel.

In het gezamenlijke taxatierapport is de verkoopwaarde in het economisch verkeer vrij van pacht/gebruik (wev) alsmede de verkoopwaarde in het economisch verkeer vrij van pacht/gebruik bij agrarische bestemming (wevab) vastgesteld op:

wev wevab

Bedrijfsopstallen € 46.000

Bedrijfskavel 31.15 aren € 84.000 € 44.000

Overige gronden 3.68.10 ha € 132.000 € 132.000

Eisers hebben de voornoemde onroerende zaken nogmaals laten taxeren. De wev van de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel worden ook in dit taxatierapport gesteld op respectievelijk € 46.000 en € 84.000.

3. Het geschil

Het geschil spitst zich toe op de vraag of bij het bepalen van de hoogte van de stakingswinst op de getaxeerde vrije waarde in het economisch verkeer van de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel een afwaardering mag plaatsvinden in verband met duurzame zelfbewoning.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

4. Beoordeling van het geschil

Bij de overgang van onroerende zaken van bedrijfsvermogen naar privé-vermogen in verband met de staking van eisers onderneming dient in beginsel het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de boekwaarde van deze onroerende zaken gerekend te worden tot de stakingswinst in het betreffende jaar.

Wanneer een door de ondernemer bewoonde woning overgaat naar privé, dient de waarde bij overgang gesteld te worden op de waarde in bewoonde staat, mits sprake is van min of meer duurzame zelfbewoning (vgl. HR 18 november 1959, BNB 1960/4).

De rechtbank is van oordeel dat onder woning in de zin van bovenbedoeld arrest dient te worden verstaan het woongedeelte van de boerderij tezamen met de delen van de boerderij die met het woongedeelte in bouwkundig opzicht een niet-splitsbare eenheid vormen.

Uit de feiten volgt dat de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel niet een bouwkundige eenheid vormen met het woonhuis. Zij staan immers los hiervan. Dat leidt tot de conclusie dat bij de bepaling van de wev van de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel geen waardedruk voor zelfbewoning mag worden toegepast.

Uit het bovenstaande vloeit voort dat niet doorslaggevend is of de bedrijfsopstallen en de bedrijfskavel apart verkoop- of verhuurbaar zijn.

Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.M. Bijker - Veen, voorzitter, en mrs. F.M. Smit en mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, rechters. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr.L.A. Aalbersberg, griffier, op 22 februari 2006.

De griffier De voorzitter

Afschrift aangetekend

verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem

; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.