Home

Rechtbank Arnhem, 10-11-2006, AZ2530, AWB 05/5101

Rechtbank Arnhem, 10-11-2006, AZ2530, AWB 05/5101

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
10 november 2006
Datum publicatie
17 november 2006
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2006:AZ2530
Zaaknummer
AWB 05/5101

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Een parkeerder dient voldoende gelegenheid te hebben tot het verrichten van de uitvoeringshandelingen die voortvloeien uit de voorschriften van het parkeerkraskaartenboekje. Onder deze handelingen is tevens begrepen het in het voertuig plaatsen van de parkeerkraskaart. Daarbij dient in acht te worden genomen dat de parkeerder, nadat hij het voertuig heeft geparkeerd, een minimale tijd nodig heeft om de parkeerkraskaart op te halen bij de in het parkeergebied woonachtige bewoner aan wie een bezoek wordt gebracht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/5101 PARKBL

Uitspraakdatum: 10 november 2006

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaltbommel, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd, ten bedrage van € 46,80.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 oktober 2005 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 19 november 2005, ontvangen bij de rechtbank op 24 november 2005, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2006 te Arnhem.

Eiser is daar vertegenwoordigd door [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2. Feiten

Tussen partijen staat vast dat eiser op 11 juni 2005, rond 11.59 uur, zijn auto, met kenteken [00-00-00], heeft geparkeerd in het centrum van Zaltbommel, en dat ter zake van het parkeren parkeerbelasting is verschuldigd.

Nadat eiser zijn auto had geparkeerd, is hij met zijn vrouw naar de woning van zijn zwager, gelegen aan de [a-straat 1], gelopen om aldaar een parkeerkraskaart te halen. Bij de woning informeerde hij allereerst naar de gezondheid van zijn schoonzus, die herstellende was van een operatieve ingreep. Om 12.10 uur vulde eiser de parkeerkraskaart in. Daarna is eiser teruggelopen naar de auto om de kaart achter de voorruit te leggen.

Om 12.01 uur is aan eiser een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

3. Geschil

In geschil is of eisers beroep ontvankelijk is, en zo ja, of aan eiser terecht een naheffingsaanslag is opgelegd.

4. Overwegingen

Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient de rechtbank de ontvankelijkheid van eisers beroep te beoordelen.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift tegen een uitspraak op bezwaar bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. Het beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het eind van de termijn door de rechtbank is ontvangen. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is het beroepschrift ook tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 10 oktober 2005, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigt op 21 november 2005. Het beroepschrift van eiser, gedagtekend 19 november 2005, is op 24 november 2005 bij de rechtbank ontvangen. Dit is binnen een week na afloop van de beroepstermijn. Dan resteert nog de vraag of het beroepschrift binnen de termijn, dat wil zeggen niet later dan op maandagavond 21 november 2005, ter post is bezorgd.

De omstandigheid dat de afstempeling door TPG-post heeft plaatsgevonden op woensdag 23 november 2005 sluit uit dat het beroepschrift tijdig, dat wil zeggen vóór maandag 21 november 2005, 24:00 uur, in de brievenbus is gedeponeerd. Zo het beroepschrift al tussen de laatste lichting en 24:00 uur van maandag 21 november 2005 in de brievenbus zou zijn gedaan, dan zou de brief immers het poststempel van de eerste werkdag erna – dinsdag 22 november 2005 – hebben gekregen.

Voornoemde omstandigheid wijst erop dat het beroepschrift niet tijdig ter post is bezorgd.

Eiser stelt in zijn nader stuk van 27 juni 2006 echter dat hij de uitspraak op bezwaar vijf dagen na de dagtekening heeft ontvangen. Nu niet kan worden vastgesteld wanneer de uitspraak is verzonden, aanvaardt de rechtbank eisers stelling dat hij deze pas op zaterdag 15 oktober 2005 heeft ontvangen. Dit betekent dat de beroepstermijn eindigt op maandag 28 november 2005. Eisers beroepschrift, bij de rechtbank ingekomen op 24 november 2005, is derhalve ontvankelijk.

Wat betreft de inhoudelijke beoordeling overweegt de rechtbank het volgende.

Eiser stelt dat de aanslag ten onrechte is opgelegd omdat hij slechts enkele minuten van zijn auto weg was om een parkeerkraskaart te halen. Verder klaagt eiser erover dat op de naheffingsaanslag [b-straat] staat vermeld, terwijl de auto geparkeerd stond in de [c-straat].

Blijkens artikel 1 van de Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen Zaltbommel 2005 (hierna: de Verordening) wordt onder een parkeerkraskaart verstaan een kaart die is bestemd voor bezoekers van bewoners woonachtig in het gebied betaald parkeren van de gemeente Zaltbommel, waarop de datum en het tijdstip van aanvang van het parkeren door middel van het openkrassen van de aangegeven vakjes aangemerkt dient te worden en waarbij het kenteken van het te parkeren voertuig op de kraskaart vermeld dient te worden.

Ingevolge artikel 2, van de Verordening wordt onder de naam “parkeerbelastingen” de volgende belastingen geheven:

a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze [de zogenoemde a-belasting];

b. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze [de b-belasting];

c. een belasting ter zake van een van gemeentewege verstrekt parkeerkraskaartenboekje voor het parkeren van een voertuig op de in het parkeerkraskaartenboekje aangegeven plaats en wijze [de c-belasting].

In het parkeerkraskaartenboekje is vermeld dat na het openkrassen van de dag, datum, maand, uur en minuten en het invullen van het kenteken, de parkeerkraskaart met de tijdsaanduiding aan de bovenzijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats achter de voorruit van het motorvoertuig moet worden aangebracht.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 17 december 1997, nr. 32 834, BNB 1998/46, geoordeeld dat de zogenoemde a-belasting niet is verschuldigd indien wordt geparkeerd met een vergunning waarvoor de b-belasting is voldaan. Indien niet wordt voldaan aan de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden, is er geen sprake van parkeren met een vergunning. In dat geval is de parkeerder alsnog de a-belasting verschuldigd.

Overeenkomstig dit arrest is de rechtbank van oordeel dat van parkeren met parkeerkraskaart geen sprake is indien niet wordt voldaan aan de voorschriften die daaraan blijkens het parkeerkraskaartenboekje zijn verbonden.

Naar het oordeel van de rechtbank dient de parkeerder wel voldoende gelegenheid te hebben tot het verrichten van de uitvoeringshandelingen die voortvloeien uit de voorschriften van het parkeerkraskaartenboekje. Onder deze handelingen is tevens begrepen het in het voertuig plaatsen van de parkeerkraskaart. Daarbij dient in acht te worden genomen dat de parkeerder, nadat hij het voertuig heeft geparkeerd, een minimale tijd nodig heeft om de parkeerkraskaart op te halen bij de in het parkeergebied woonachtige bewoner aan wie een bezoek wordt gebracht. Gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, waarbij eiser, naar hij zelf heeft gesteld, bij de woning van de bewoner aan wie hij een bezoek bracht, enige minuten heeft gesproken over de gezondheidstoestand van die bewoner, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken worden van een minimale tijd die benodigd is om de afstand tussen de parkeerplaats en deze woning en vice versa te overbruggen.

Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat eiser niet heeft voldaan aan de voorschriften die aan het parkeren met parkeerkraskaart zijn verbonden, zodat er geen sprake is van parkeren met parkeerkraskaart. Derhalve was de parkeerbelasting ter zake van het parkeren op een bepaalde plaats (de a-belasting) of de parkeerbelasting ter zake van een parkeervergunning (de b-belasting) verschuldigd. Nu eiser ook deze belastingen niet heeft voldaan, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd.

Ten aanzien van de onduidelijkheid over de juiste straat waar eisers auto zou zijn

geparkeerd, overweegt de rechtbank dat, nu vaststaat dat eiser heeft geparkeerd op een plek en op een tijdstip waar hij parkeerbelasting verschuldigd was, de exacte straat waar de auto geparkeerd stond niet van belang is.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J.H. van Suilen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.P. Bakker, griffier, op 10 november 2006.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.