Rechtbank Arnhem, 20-11-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:1568 AZ3015, AWB 05/541
Rechtbank Arnhem, 20-11-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:1568 AZ3015, AWB 05/541
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 20 november 2006
- Datum publicatie
- 27 november 2006
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2006:AZ3015
- Zaaknummer
- AWB 05/541
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslagen LB/PVV; tijdvak 1993 en tijdvak 1994-1997.
Formeel recht. Bezwaar. Verweerder heeft onder verwijzing van artikel 25, zevende lid, van de AWR niet alleen uitspraak op bezwaar gedaan op de bezwaarschriften van eiseres, maar tevens op de bezwaarschriften die zijn ingediend door drie andere belastingplichtigen tegen de aan hem opgelegde naheffingsaanslagen LB/PVV. Uit de formulering van de wettelijke bepalingen, alsmede de parlementaire toelichting daarop volgt dat noch de Awb noch de AWR de mogelijkheid biedt om op bezwaarschriften, door verschillende belanghebbenden ingediend, één
uitspraak te doen. Dit betekent dat reeds hierom de utspraak op bezwaar moet worden vernietigd. Beroep gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/541
Uitspraakdatum: 20 november 2006
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
V.o.f. [X], gevestigd te [Y], eiseres,
gemachtigde [A]
en
de inspecteur van de Belastingdienst[P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 20 januari 2005 op het bij afzonderlijke brief gemaakte bezwaar van eiseres tegen de aan haar over het tijdvak 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993 en over het tijdvak 1 januari 1994 tot en met 31 december 1997 opgelegde naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen naar een bedrag van f 16.305 (aanslagnummer [******]) respectievelijk f 278.071 (aanslagnummer [******].
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 november 2006.
Eiseres is daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [B]
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak opnieuw uitspraak te doen op het bezwaar;
-veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 120,75, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
-gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 273 vergoedt.
2. Gronden
Aan eiseres zijn over het tijdvak 1993 en over het tijdvak 1994-1997 naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Tegen deze naheffingsaanslagen heeft de vorige gemachtigde van eiseres bij afzonderlijke geschriften bezwaar gemaakt. Bij brief van 20 januari 2005 heeft verweerder onder verwijzing naar artikel 25, zevende lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) niet alleen op de hiervoor genoemde bezwaarschriften uitspraak gedaan, maar tevens op de bezwaarschriften die zijn ingediend door drie andere belastingplichtigen tegen de aan hen opgelegde naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen.
Bij de herziening van het fiscale procesrecht aan de Algemene wet bestuursrecht is de AWR zodanig aangepast dat het mogelijk is om door het indienen van één bezwaarschrift in bezwaar te komen tegen verschillende belastingaanslagen of beschikkingen, mits vastgesteld door hetzelfde bestuursorgaan (artikel 24a van de AWR). In het verlengde hiervan is in artikel 25, zevende lid, van AWR de mogelijkheid opgenomen dat de inspecteur in een dergelijk geval de uitspraken kan vervatten in één geschrift. In de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken 25175, nr.5) bij voornoemd artikel 24a is uitdrukkelijk aan de orde gekomen dat een bezwaarschrift niet door meerdere belanghebbenden gezamenlijk kan worden ingediend. Dit volgt ook uit de tekst van het artikel zelf. Daarin is immers bepaald dat “hij die bezwaar heeft, (…) bezwaar kan maken”.
Uit de formulering van de wettelijke bepalingen, alsmede de parlementaire toelichting daarop volgt dat noch de Awb noch de AWR de mogelijkheid biedt om op bezwaarschriften, door verschillende belanghebbenden ingediend, één uitspraak te doen. Dit betekent dat reeds hierom de uitspraak op bezwaar van 20 januari 2005 moet worden vernietigd. Verweerder dient vervolgens alsnog afzonderlijk uitspraak te doen op elk van de ingediende bezwaarschriften (vgl. Hof Arnhem, 24 januari 2003, nr. 03/0035).
Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond.
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: BBP) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 483 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 322,-, een wegingsfactor 1, aantal samenhangende zaken factor 1,5). Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nrs. 05/5251, 05/5252, 05/5298 en 05/541 samenhangen in de zin van artikel 3 van het BBP., zodat het bedrag van € 483 wordt verdeeld over deze vier zaken. In onderhavige zaak worden de proceskosten vastgesteld op € 120,75.
Deze uitspraak is gedaan op 20 november 2006 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. I. Linssen, voorzitter en mrs. E.C.G. Okhuizen, en M.M. Bijker - Veen, als rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank;
2 - tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal de rechtbank deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.