Home

Rechtbank Arnhem, 22-11-2006, AZ3096, AWB 06/2881

Rechtbank Arnhem, 22-11-2006, AZ3096, AWB 06/2881

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
22 november 2006
Datum publicatie
28 november 2006
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2006:AZ3096
Zaaknummer
AWB 06/2881

Inhoudsindicatie

Ondernemer/werknemer, verplichte ziekenfondsverzekering o.g.v. ondernemerschap.

Toch particulier verzekerd.

Advies Belastingtelefoon.

Vertrouwensbeginsel: 3 eisen.

Opheffing nadeel door verrekening premie.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/2881

Uitspraakdatum: 22 november 2006

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P.], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag [ ] premie Ziekenfondswet opgelegd met dagtekening 26 januari 2006.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 april 2006 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 6 mei 2006, ontvangen bij de rechtbank op 9 mei 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2006 te Arnhem.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote. Namens verweerder is [gemachtigde] verschenen.

2. Feiten

Op 21 juni 2002 is eiser in loondienst getreden bij [A]. Eiser was in 2004 ondernemer. De onderneming is per 31 december 2004 gestaakt.

Eiser heeft in 2003 voor het jaar 2004 een positieve verklaring verplichte ziekenfondsverzekering zelfstandigen ontvangen, gedagtekend 14 november 2003 (hierna: de verklaring). In de verklaring is vermeld: “(…) Uit de gegevens van de Belastingdienst per 1 oktober 2003 is gebleken dat u als zelfstandige voldoet aan de voorwaarden voor verplichte ziekenfondsverzekering 2004. Deze verklaring is een voor bezwaar vatbare beschikking. Als u het niet eens bent met de beschikking, moet u binnen zes weken na de dagtekening ervan een bezwaarschrift sturen naar de Belastingdienst. (…)”.

In de toelichting bij de verklaring staat onder meer vermeld:

“(…) Uw toetsinkomen is € 20.800 of lager. Dit toetsinkomen is het gemiddelde van uw belastbare inkomens over 1999, 2000 en 2001, zoals die op 1 oktober 2003 bekend waren bij de Belastingdienst. (…)

Bent u momenteel particulier verzekerd? Meld u aan bij een ziekenfonds en zeg daarna de verzekering per 1 januari 2004 op. Hierbij heeft u de verklaring nodig. Bent u momenteel al ziekenfonds verzekerd? Stuur dan een kopie van de verklaring naar uw ziekenfonds, zodat daar bekend is dat u ook in 2004 voldoet aan de voorwaarden.”

Eiser heeft geen bezwaar en/of beroep ingesteld tegen de verklaring.

De werkgever van eiser heeft in 2003 en 2004 premie ziektekostenverzekering ingehouden op eisers loon. Eiser is dientengevolge in die jaren particulier verzekerd geweest bij verzekeraar [ ].

De onderhavige aanslag betreft premie voor de ziekenfondsverzekering in 2004 op grond van de verklaring.

Eiser heeft de premie voor de particuliere ziektekostenverzekering teruggevraagd bij verzekeraar [ ], maar deze heeft terugbetaling geweigerd.

3. Geschil

In geschil is of de aanslag premie ziekenfondswet 2004 in stand kan blijven.

Eiser voert aan dat hij bij het in stand blijven van de aanslag dubbel premie moet betalen, hetgeen hij onredelijk zou vinden. Hij stelt dat hij heeft gehandeld op advies van zijn werkgever, de verzekeraar [ ] en de Belastingtelefoon. Hij heeft zijn particuliere ziektekostenverzekering niet beëindigd, omdat hij in de veronderstelling verkeerde dat de premie daarvan verrekenbaar zou zijn met de premie ziekenfondsverzekering.

Verweerder betwist dat de Belastingtelefoon het door eiser bedoelde advies heeft gegeven en voert aan dat, nu tegen de verklaring geen bezwaar en/of beroep is ingesteld, de aanslag terecht is opgelegd. De wet biedt geen mogelijkheid om de particuliere ziektekostenverzekeringspremie te verrekenen met de aanslag, aldus verweerder.

4. Beoordeling van het geschil

Nu eiser geen bezwaar en beroep heeft ingesteld tegen de verklaring, moet er in rechte van worden uitgegaan dat eiser in 2004 verplicht verzekerd was voor de ziekenfondsverzekering.

Uitgangspunt is dat eiser zich in weerwil van de verplichte ziekenfondsverzekering particulier kon verzekeren. Dit heeft volgens het systeem van de wet echter geen invloed op de aanslag premie Ziekenfondswet.

Een recht op verrekening van de betaalde particuliere premie bestaat in een dergelijk geval niet.

Eiser heeft aangevoerd dat hij zich alleen particulier heeft verzekerd omdat hij van zijn werkgever en van verzekeraar [ ], die ook ziekenfondsverzekeraar is, te horen kreeg dat dit niet anders kon omdat zijn loon in 2004 te hoog was. Hij is daarmee akkoord gegaan omdat de Belastingtelefoon hem heeft verzekerd dat hij de premie ziektekostenverzekering kon verrekenen met de aanslag.

Verweerder heeft aangevoerd dat hij zich niet kan voorstellen dat de Belastingtelefoon een dergelijk onjuist advies heeft gegeven. Hij veronderstelt dat de vraag niet duidelijk is gesteld of het antwoord niet goed is begrepen. Hij stelt dat eiser niet had mogen afgaan op de telefonische mededeling, maar de vraag schriftelijk had moeten stellen.

Ter zitting heeft de echtgenote van eiser verklaard dat zij de Belastingtelefoon heeft gebeld en dat zij de vraag heel duidelijk heeft voorgelegd. Daarbij heeft zij ook vermeld dat er een positieve verklaring was afgegeven, dat eisers werkgever en verzekeraar hadden gezegd dat ziekenfondsverzekering niet mogelijk was omdat eiser daarvoor te veel verdiende en dat de werkgever nu particuliere ziektekostenpremie inhield op het loon. De medewerker van de Belastingtelefoon heeft vervolgens gezegd dat de premie ziektekostenverzekering verrekend kon worden met de aanslag premie Ziekenfondswet, aldus de verklaring van eisers echtgenote.

De rechtbank acht de verklaring van eisers echtgenote overtuigend en is daarom van oordeel dat aannemelijk is dat de Belastingtelefoon het gestelde advies daadwerkelijk heeft gegeven.

Voor een dergelijk telefonisch advies, dat is aan te merken als een inlichting, geldt dat een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen kan slagen als is voldaan aan drie eisen:

de eis van de juiste voorinformatie, de dispositie- of nadeelseis en de eis van de niet-kenbare strijd met de wet (vgl. HR 26 september 1979, BNB 1979/311, HR 3 januari 1990, BNB 1990/148 en HR 14 juni 2000, BNB 2000/330).

Op grond van de overtuigende verklaring van eisers echtgenote is de rechtbank van oordeel dat zij de juiste informatie heeft gegeven bij het stellen van de vraag aan de Belastingtelefoon, zodat is voldaan aan de eis van de juiste voorinformatie.

Ook aan de dispositie- of nadeelseis is voldaan, aangezien eiser naar aanleiding van het advies iets heeft nagelaten (aanmelding bij ziekenfonds en opzegging particuliere verzekering) en hij daardoor nadeel heeft geleden (dubbele premieplicht).

De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat eiser moest begrijpen dat het advies van de Belastingtelefoon onjuist was. De schriftelijke informatie die eiser had gekregen over de verplichte ziekenfondsverzekering vermeldt immers niets over de vraag wat er moet gebeuren als de werkgever en de ziekenfonds-/ziektekostenverzekeraar van mening zijn dat het loon te hoog is voor een ziekenfondsverzekering, terwijl er wel een positieve verklaring van de Belastingdienst ligt. Bovendien is de betreffende regeling niet zodanig overzichtelijk of eenvoudig dat eiser het systeem daarvan had moeten doorgronden. Derhalve is ook voldaan aan de eis van niet-kenbare strijd met de wet.

Nu aan alle drie de eisen is voldaan, slaagt het beroep van eiser op het vertrouwensbeginsel. Aangezien uit de verklaring van eisers echtgenoot volgt dat de Belastingtelefoon geen voorbehoud heeft gemaakt bij het advies, mag verweerder niet de eis stellen dat eiser een schriftelijke bevestiging had moeten vragen van het gegeven advies.

Het geslaagde beroep op het vertrouwensbeginsel brengt mee dat het nadeel, dat is ontstaan door het advies van de Belastingtelefoon, dient te worden opgeheven. Dit is alleen mogelijk door de betaalde ziektekostenpremie over 2004 in mindering te brengen op de ziekenfondspremie die in de onderhavige aanslag in rekening is gebracht (vgl. HR 25 februari 2005, BNB 2005/172).

Ter zitting heeft eiser stukken getoond waaruit volgt dat hij in 2004 een bedrag van € 1.572 aan ziektekostenpremie heeft betaald. De in de aanslag in rekening gebrachte ziekenfondspremie bedraagt € 1.664. Indien daarop het bedrag van € 1.572 in mindering wordt gebracht, resteert een aan ziekenfondspremie te betalen bedrag van € 92. Dit bedrag moet uiteraard worden vermeerderd met een (dienovereenkomstig) lager bedrag aan heffingsrente dan thans op de aanslag is vermeld.

Gelet op het bovenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een premie Ziekenfondswet van € 92, te vermeerderen met heffingsrente over dat bedrag, en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J Leenders, griffier, op 22 november 2006.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.