Home

Rechtbank Arnhem, 06-04-2006, BA7023, AWB 05/550

Rechtbank Arnhem, 06-04-2006, BA7023, AWB 05/550

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
6 april 2006
Datum publicatie
13 juni 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2006:BA7023
Zaaknummer
AWB 05/550

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Beroep van woonwagenbewoner op gelijke behandeling Vinkenslagregeling faalt.

Uitspraak

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer Registratienummer: AWB 05/550

Uitspraakdatum: 6 april 2006

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X],

gevestigd en kantoorhoudende te [Z], eiseres, gemachtigde [gemachtigde] te [A],

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Zwolle, verweerder,

gemachtigde [gemachtigde].

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag opgelegd in de omzetbelasting van € 91.143, alsmede bij beschikking een boete van € 30.316 en aan heffingsrente € 5.733.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder, bij in één geschrift vervatte uitspraken, het bezwaar van eiseres tegen de naheffingsaanslag en de boete niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft de boete ambtshalve herzien en verminderd tot € 22.785.

Eiseres heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2006 te Arnhem.

Eiseres is niet verschenen. Gemachtigde van eiser is door de griffier bij aangetekende brief op 14 december 2005, aan het adres [a-straat 1], [0000 AA] te [A], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu voormelde brief niet ter griffie is terugontvangen is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op regelmatige wijze tijdig op het juiste adres is aangeboden. Namens verweerder is [gemachtigde] verschenen.

De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. De feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

De ondernemingsactiviteiten van [X] bestaan sinds 1 januari 1998 uit de handel in gebruikte auto's.

In september 2003 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiseres.

In de brief van 19 augustus 2003 waarin verweerder het boekenonderzoek heeft aangekondigd, heeft verweerder aan eiseres verzocht om ervoor zorg te dragen dat de hele administratie van 2001 en 2002 op het adres van de gemachtigde van eiseres beschikbaar zou zijn.

Het controlerapport is uitgebracht op 29 maart 2004. Hierin wordt onder andere het volgende vermeld:

"2.3. Administratie

De administratie wordt handmatig bijgehouden. (....)

De administratie bestaat uit inkoop- en verkoopfacturen, kostennota 's. Aan de hand hiervan wordt handmatig een kasboek bijgehouden. Deze wordt niet dagelijks bijgehouden, maar ongeveer wekelijks. Ook worden onttrekkingen in het kasboek opgenomen. Dit is nooit een vast bedrag per periode maar naar behoefte. Volgens [B] is er geen agenda of afsprakenboek.

3 Niet voldoen aan de administratieplicht/bewaarplicht (artikel 52 Algemene wet inzake rijksbelastingen)

De administratie is niet zodanig gevoerd dat te allen tijde de andere voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens duidelijk blijken, omdat de administratie moeilijk toegankelijk is om een auto in de administratie te volgen. In het grootboek staat geen kenteken of chassisnummer vermeld, waardoor via het bedrag op de lijst moet worden nagegaan welke boekstuknummers van onderliggende stukken zijn. ( .... ).

3.1. Verwerpen administratie

Samengevat zijn de volgende gebreken vastgesteld:

(….)

- Er ontbreken een groot aantal bankafschriften, het dagboek [a-bank] mutatieverslag is bijgewerkt tot en met 29 juli 2002;

- De primaire vastlegging van de kasadministratie ontbreekt;

- Er zijn negatieve kassaldi geconstateerd in zowel 2001 als 2002 ( );

- Er is een onwaarschijnlijk hoog kassaldo per 31 december 2002, namelijk €151.427;

- Bij hoge saldo 's in kas worden er toch nog bedragen van de bank naar de kas

gestort, terwijl het banksaldo negatief is;

- Privé-opnames worden achteraf als vaste bedragen per maand geboekt. In het

jaar 2002 zijn ze niet geboekt, dit moet nog. [B] verklaarde in het inleidend gesprek dat er geen vaste bedragen per maand uit de kas worden genomen, maar uitsluitend wanneer het nodig is, voor het bedrag dat nodig is;

- Er komen diverse transacties voor waarbij er voor een hoog bedrag wordt ingekocht en verkocht tegen een laag bedrag, dus met (grote) verliezen,

- Er is een geschil in de voorraad auto 's per balansdatum geconstateerd tussen de voorraad zoals opgenomen op de balans en de voorraad zoals vermeld op de voorraadlijst,.

- Bij een steekproef van tien auto 's uit de gegevens van de RDW is één auto niet terug te vinden in de administratie. Ook ontbreekt een inkoopfactuur van één auto.

( ). "

Uiteindelijk zijn de hiervoor genoemde naheffingsaanslag omzetbelasting en boete opgelegd met dagtekening 27 mei 2004. In bezwaar is de boete ambtshalve verminderd tot € 22.785.

3. Het geschil

In geschil is of:

a. verweerder eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar, en zo neen,

b. of de onderhavige naheffingsaanslag omzetbelasting en boetebeschikking terecht en tot het juiste bedrag zijn opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

ad a. Ontvankelijkheid

De rechtbank merkt allereerst op dat verweerder bij uitspraak op bezwaar eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar vanwege een motiveringsgebrek. In de beroepsprocedure komt verweerder terug op dit standpunt. Ook de rechtbank is van oordeel dat gelet op de brief van 19 oktober 2003 van eiseres aan verweerder het bezwaarschrift voldoende is gemotiveerd.

Het beroep van eiseres is derhalve gegrond.

ad b. Omkering van de bewijslast

Verweerder heeft gesteld dat de administratie van eiseres zodanige gebreken vertoont dat zij niet voldoet aan de daaraan in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) gestelde vereisten, hetgeen tot gevolg heeft dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard tenzij eiseres aantoont dat en in hoeverre de navorderingsaanslag onjuist is. Daarbij heeft verweerder onder meer gewezen op de constateringen in het controlerapport. De op grond van het rapport toegepaste correcties berusten volgens verweerder op een redelijke schatting.

Artikel 52 AWR, voor zover hier van belang, bepaalt dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf, naar de eisen van dat bedrijf, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun

rechten en verplichtingen hieruit duidelijk blijken. Een vennootschap onder firma, zoals eiseres, is administratieplichtig. Indien niet volledig is voldaan aan de verplichtingen ingevolge artikel 52 AWR verklaart de rechtbank het beroep met toepassing van artikel 27e AWR ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is.

De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de constateringen in het controlerapport, zoals weergegeven onder de feiten, aannemelijk heeft gemaakt dat de door eiseres gevoerde administratie van de onderneming zodanige gebreken vertoont dat niet kan worden gesteld dat daaruit duidelijk de voor de heffing van belasting van belang zijnde gegevens kunnen worden afgeleid. Hetgeen daar tegenover namens eiseres naar voren is gebracht, doet daaraan onvoldoende af, nu eiseres haar stelling dat het controlerapport onjuistheden bevat op geen enkele wijze met stukken onderbouwt.

De rechtbank acht de geconstateerde gebreken in de administratie van voldoende zwaarwegend belang om daaraan de sanctie van omkering en verzwaring van de bewijslast te verbinden. Hierbij acht de rechtbank met name van belang dat uit het controlerapport en de correspondentie tussen eiseres en verweerder blijkt dat het merendeel van de ingekochte en verkochte auto's contant betaald worden en dat het kasboek derhalve van groot belang is voor de heffing van belasting. Uit het feit dat ook de voorraad auto's op balansdatum niet overeenstemt met de voorraadlijsten, een substantieel deel van de bankafschriften ontbreekt en het volgen van een auto in de administratie erg moeizaam is, concludeert de rechtbank dat het ook op andere wijze dan aan de hand van het kasboek, niet goed mogelijk is om de belastingverplichtingen van eiseres vast te stellen.

Het voorgaande houdt in dat eiseres dient te doen blijken dat en in hoeverre de bestreden uitspraak onjuist is. Eiseres is daarin niet geslaagd, nu zij haar daartoe aangevoerde stellingen niet, althans onvoldoende heeft weten te onderbouwen.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder een redelijke schatting heeft gemaakt van de door eiseres verschuldigde omzetbelasting. Uit het controlerapport blijkt dat verweerder hierbij de (gebrekkige) administratie als uitgangspunt heeft genomen.

Ten aanzien van de opgelegde boete, waartegen eiseres geen zelfstandige gronden heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is van feiten of omstandigheden op grond waarvan de boete verder gematigd zou moeten worden dan verweerder ambtshalve al heeft gedaan.

Gelijkheidsbeginsel

Eiseres heeft aangevoerd dat haar vennoten kampbewoners zijn en dat verschillende inspecties voor deze groep een andere belastingnorm hanteren. Eiseres verwijst daarbij naar de "Vinkenslagregeling". Alleen al op basis van rechtsongelijkheid tussen kampbewoners dient de naheffingsaanslag omzetbelasting vernietigd te worden, aldus eiseres.

Verweerder heeft ter zitting opgemerkt dat eiseres, in tegenstelling tot de kampbewoners waarvoor de "Vinkenslagregeling" gold, geen handel dreef op het kamp zelf, maar in een pand op een industrieterrein. Daarmee is er al geen sprake meer van gelijke gevallen, aldus verweerder.

De rechtbank overweegt als volgt.

Van schending van het gelijkheidsbeginsel is - kort gezegd - sprake wanneer feitelijk en rechtens gelijke gevallen door verweerder ongelijk worden behandeld. De bewijslast met betrekking tot de vraag of sprake is van ongelijke behandeling ligt in beginsel bij eiseres. Reeds uit de stelling van eiseres volgt dat - zo er al sprake zou zijn van beleid binnen verschillende inspecties ten aanzien van de belastingheffing van kampbewoners - er in dit geval geen sprake is van een gelijk geval. Eiseres is immers niet gevestigd op een kamp.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ontvankelijkheid van het bezwaar zal het beroep gegrond worden verklaard.

5. Proceskosten

In de omstandigheden van het geval vindt de rechtbank aanleiding op grond van artikel 8:75 van de Awb verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,- (1 punt voor het beroepschrift met een waarde van € 322,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar, voorzover deze betrekking heeft op de niet-ontvankelijkverklaring;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 322,-, onder aanwijzing van

- de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) die deze kosten aan eiseres dient te

vergoeden;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 276,- vergoedt.

Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.M. Bijker - Veen, voorzitter en mrs. M.C.G.J. van Well en J.H.M. Delnooz-Engels, rechters. De beslissing is in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Munniks, griffier, op 6 april 2006.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.