Home

Rechtbank Arnhem, 21-08-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:2785 BB8293, AWB 06/577

Rechtbank Arnhem, 21-08-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:2785 BB8293, AWB 06/577

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
21 augustus 2006
Datum publicatie
20 november 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2006:BB8293
Zaaknummer
AWB 06/577

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Exploitant seksinrichting verricht een dienst.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/577

Uitspraakdatum: 21 augustus 2006

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Arnhem, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [00].F.01.1501) omzetbelasting opgelegd, alsmede bij beschikking een boete van € 2.264.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 25 november 2005 de naheffingsaanslag verminderd tot € 8.982 en de boete verminderd tot nihil.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 6 januari 2006 ontvangen bij de rechtbank op 10 januari 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 juni 2006 te [Z]. Namens eiseres is verschenen [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde] en [gemachtigde].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres drijft een zogenaamd relaxhuis onder de naam [A] in [Z]. Zij heeft een vergunning van de gemeente [Z] “ten behoeve van het exploiteren van een privé-huis genaamd “[A]”.

De exploitatie van het privé-huis vindt plaats in een flat die eigendom is van eiseres.

In deze flat zijn drie kamers met elk een bed en een wasgelegenheid.

Daarnaast is er een kleine keuken waar de werkende meisjes kunnen verblijven en/of eten.

Op elke kamer staat een visitebordje/kaartje met het logo en de naam “[A]”. Er is op elke kamer een alarminstallatie aanwezig. De muziek wordt centraal geregeld vanuit de keuken. Op verschillende plekken in de flat hangen de huisregels, waar de meisjes zich aan moeten houden.

De meisjes hebben (gratis) de beschikking over schoon beddengoed, condooms en handdoeken.

Er werken per avond maximaal drie meisjes. Er zijn vier vaste meisjes. Daarnaast zijn er regelmatig meisjes aanwezig die voor korte tijd werkzaam zijn in [A]. Als een meisje niet binnen de groep past, wordt zij niet meer uitgenodigd. Het rooster wordt in overleg tussen de meisjes en eiseres gemaakt.

De meisjes hebben niet de beschikking over een vaste kamer. De meisjes hebben niet een vaste klantenkring.

Er is een standaardtarief (€ 60 per half uur). De klant kiest het meisje en rekent vooraf af met dat meisje. Het meisje geeft dit geld direct af aan eiseres. Het geld wordt bewaard in de gemeenschappelijke kluis. Aan het eind van de avond wordt het geld tussen eiseres en de meisjes verdeeld. Eiseres en het desbetreffende meisje krijgen ieder de helft van de opbrengst van dat meisje.

Bij klachten moeten de klanten contact opnemen met eiseres.

Eiseres maakt reclame voor “[A]”. De meisjes “bemannen” zogenaamde babbelboxen om klanten te werven.

3. Geschil

In geschil is of eiseres omzetbelasting verschuldigd is over de gehele opbrengst van de meisjes of slechts over het deel dat zij niet hoeft door te betalen aan de meisjes.

4. Beoordeling van het geschil

Voor de beoordeling van het geschil zijn de volgende twee vragen relevant:

(a) moet de aan de klant geleverde prestatie gesplitst worden; en

(b) wie heeft de prestatie of prestaties geleverd.

Van belang voor de beantwoording van deze vraag is de volgende overweging van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna HvJ EG) in het arrest Card Protection Plan, nr C-349/96, BNB 1999/224):

“29. Dienaangaande is het, gelet op de tweeledige omstandigheid dat (.....) elke dienstverrichting normaal gesproken als onderscheiden en zelfstandig moet worden beschouwd, en dat de dienstverrichting waarbij economisch gesproken één dienst wordt verleend, niet kunstmatig uit elkaar moet worden gehaald teneinde de functionaliteit van het BTW-stelsel niet aan te tasten, van belang vast te stellen wat de kenmerkende elementen van de betrokken handeling zijn teneinde te bepalen of de belastingplichtige de consument (.....) meerdere, van elkaar te onderscheiden hoofddiensten dan wel één enkele dienst verleent.

30. Beklemtoond zij dat er met name sprake is van één dienst in geval één of meerdere elementen moeten worden geacht de hoofddienst te vormen, terwijl één of meer andere elementen moeten worden beschouwd als een of meer bijkomende diensten, die het fiscale lot van de hoofddienst delen. Een dienst moet worden beschouwd als bijkomend bij een hoofddienst, wanneer hij voor de klanten geen doel op zich is, doch een middel om de hoofddienst van de dienstverrichter zo aantrekkelijk mogelijk te maken (.....).

31. In die omstandigheden is het feit dat één prijs in rekening wordt gebracht, niet beslissend. Wanneer een dienstverrichter zijn klanten een uit verschillende elementen bestaande dienst verleent tegen betaling van één prijs, kan dit laatste er weliswaar voor pleiten dat het om één dienst gaat, doch wanneer uit de omstandigheden (.....) voortvloeit dat de klanten de bedoeling hebben twee verschillende diensten, namelijk een verzekering en een kaartregistratie, te kopen, dient ondanks die ene prijs het gedeelte daarvan dat betrekking heeft op de verzekering (.....) afzonderlijk te worden bepaald.”

Niet gesteld en niet gebleken en ook niet waarschijnlijk is dat er in onderhavige zaak vanuit de klant bezien sprake is van meer dan één dienst. De klant komt naar “[A]” om sex te hebben met één van de meisjes. Het aanwezig zijn van een kamer, schoon beddengoed, handdoeken en condooms is voor de klant geen doel op zich, maar een bijkomende dienst. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank dat er sprake is van één prestatie.

De volgende vraag is wie deze prestatie levert: het desbetreffende meisje of eiseres? Vaststaat dat eiseres de exploitatievergunning heeft, adverteert onder de naam “[A]”, de meisjes zich moeten houden aan de huisregels, de meisjes geen vaste klantenkring hebben, op elke kamer de bedrijfsnaam “[A]” terugkomt op een bordje/kaartje, er vaste prijzen gehanteerd worden en de klanten met klachten naar eiseres kunnen. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres degene is die aan de klanten de gelegenheid geeft tot het hebben van sex met één van de meisjes. Dat de klant feitelijk betaalt aan het betreffende meisje doet daaraan niet af.

Uit vorenstaande volgt dat eiseres omzetbelasting verschuldigd is over de gehele opbrengst.

Ten aanzien van hetgeen door eiseres is aangevoerd omtrent de vergelijking met franchise ondernemingen en zwarte markten merkt de rechtbank op dat deze vergelijking gelet op de feiten niet opgaat.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door

mr. M.M. Bijker - Veen, in tegenwoordigheid van M. Eggink, griffier, op 21 augustus 2006.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend

verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.