Rechtbank Arnhem, 14-11-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:2594 BJ2934, AWB 06/407
Rechtbank Arnhem, 14-11-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:2594 BJ2934, AWB 06/407
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 14 november 2006
- Datum publicatie
- 17 juli 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2006:BJ2934
- Zaaknummer
- AWB 06/407
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting. Toepassing autokostenforfait voor taxi met kilometeronderbreker terecht.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/407
Uitspraakdatum: 14 november 2006
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser over het 2000 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [H.07]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, alsmede bij beschikking een boete van f 1.623 (€ 736).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 november 2005 de navorderingsaanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 20 december 2005, ontvangen bij de rechtbank op 27 december 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2006 te Arnhem. Deze zaak is gezamenlijk behandeld met de zaak 06/356. De zaken 06/364, 06/370, 06/376, 06/379, 06/383, 06/390, 06/395, 06/403, 06/411 en 06/414 heeft de gemachtigde van eiser ter zitting ingetrokken onder de toezegging van verweerder dat zodra de uitspraken in de niet ingetrokken zaken onherroepelijk vaststaan, deze uitspraken ook voor de ingetrokken zaken zullen worden gevolgd.
Eiser heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [B], tot bijstand vergezeld van [C].
Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan verstrekt aan de rechtbank en aan verweerder.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser was in de betreffende jaren werkzaam als taxichauffeur.
Van 11 juni 1999 tot 3 februari 2003 was hij kentekenhouder van de auto met kenteken [AA-BB-00], hierna: de auto. Het betrof een [D].
Eiser heeft de auto samen met de heer [E] geëxploiteerd door middel van een vennootschap onder firma (vof) (VOF taxi [.]).
Er is voor het in de auto inbouwen van de vereiste taxameter een afspraak gemaakt voor maandag 14 juni 1999 met het Taxameter inbouw-reparatiebedrijf [F] te [Q] (hierna: [F]). In de agenda van [F] (bijlage A15 bij verweerschrift) is op de datum 14 juni 1999 het volgende opgenomen onder het blok van 8-10 uur:
“[E] TAXI [.] [D]I meter inb + mob inbouw + uitbouw + diversen”.
Tot de gedingstukken (bijlage A14 bij het verweerschrift) behoort een factuur van 14 juni 1999 van [F] waarop is vermeld:
- uitbouw meter/mob
- taxameter inbouw
- inbouw mobilofoon
- taxameter 2e fase keur
Op de factuur is vermeld dat deze is betaald op rekening.
Als bijlage A14 bij het verweerschrift is ook een factuur van 15 juni 1999 gevoegd. Hierop is vermeld:
- ant voet magnetisch me
- storno/Bosch antenne P
- taxameter daklicht rel
Eiser heeft over de onderhavige periode een bedrag van f 26.915 (€ 12.213) aan BPM teruggevraagd en gekregen op grond van artikel 16 BPM (exploitatie als taxi).
Verweerder heeft bij eiser een boekenonderzoek ingesteld ter beoordeling van onder meer de door eiser ingediende verzoeken om teruggaaf van BPM voor de auto over de periode 11 juni 1999 tot en met 10 juni 2002. Eiser heeft voor het onderzoek rittenkaarten, kostenfacturen, maandlijsten en werkmappen aan verweerder ter beschikking gesteld. De gegevens van de taxameter heeft hij niet ter beschikking gesteld, aangezien deze niet zijn bewaard. Tevens zijn noch de ritten op rekening noch de werkmappen van de heer [E] overgelegd. Eiser heeft verklaard dat deze bij verkoop van de auto in de auto zijn blijven liggen.
In het rapport van het boekenonderzoek d.d. 9 november 2004 concludeert verweerder onder meer het volgende:
“3.5 Conclusie ten aanzien van de kilometeradministratie
Op grond van de volgende punten is er geen sprake van een juiste en controleerbare kilometeradministratie;
- In de auto is een kilometertelleronderbreker ingebouwd, waardoor er geen waarde aan de juistheid van de kilometeradministratie kan worden gehecht omdat de controleerbaarheid op volledigheid hierdoor onmogelijk wordt.
- De rittenkaarten worden niet juist en niet volledig ingevuld
- In de gespreksnotitie was vermeld dat de facturen van de garage van 2001 en 2002 ontbraken. De heer [X] heeft op 25 oktober 2004 telefonisch gereageerd en heeft aangegeven dat de facturen wel aanwezig zijn maar dat er door de garage geen kilometerstanden zijn genoteerd. De heer [X] heeft aangeboden om de garagenota’s alsnog langs te brengen. Omdat hier geen kilometerstanden op zijn vermeld heb ik dit niet nodig geacht.
(...)
4.5 Conclusie ten aanzien van de overige administratie
Op grond van de volgende punten voldoet ook de overige administratie niet aan de eisen zoals vermeld in artikel 52 van de AWR.
- Ten aanzien van de taxameter is er niet voldaan aan de bewaarplicht van artikel 52 AWR.
- De rittenkaarten zijn niet of niet volledig ingevuld.
- De werkmappen zijn niet bewaard dan wel niet naar de eisen van het bedrijf ingevuld.
- De ritten op rekening declaraties zijn niet bewaard dan wel niet overgelegd.
Door deze gebreken is de controle op de juistheid en volledigheid van de overige administratie onmogelijk geworden.
(…)”
Op grond van de bevindingen van het boekenonderzoek heeft verweerder geconcludeerd dat niet is aangetoond dat eiser de auto voor niet meer dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Verweerder heeft vervolgens de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd.
Als bijlage B13 bij het verweerschrift zijn de processen-verbaal van de politie overgelegd met betrekking tot de taxi-controles van de Belastingdienst Kantoor [Q]. Hierin zijn diverse verklaringen opgenomen van personen die bij [F] hebben gewerkt. Onder meer is verklaard:
“U toont mij een inbeslaggenomen agenda (...). Ik herken deze agenda als zijnde de agenda van de zaak, welke betrekking heeft op het jaar 2000. Deze agenda werd gebruikt om de afspraken voor de inbouw en reparaties te noteren. (...) Om afspraken te noteren voor het inbouwen van een onderbreker werd in het begin gebruik gemaakt van een gele stift, later van de term diversen.”
“U kunt zien aan het woord ‘diverse’ dat het om een onderbreker gaat.”
“Omdat wij wisten dat het gebruik van kilometeronderbrekers illegaal was, konden we er ook geen factuur voor uitschrijven”
“Als een klant een taximeter ingebouwd wilde hebben, werd op aanvraag van de klant ook gelijk een schakelaartje tussen de pulsdraad geplaatst. Op het geheel van het inbouwen van een taximeter was het nagenoeg te verwaarlozen omtrent de tijd die nodig was voor het plaatsen van een schakelaar. Volgens mij werd er niet eens betaald voor zo’n schakelaar. Het zat bij het totale pakket in.”
Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de auto’s waarin een kilometertelleronderbreker (kto) werd aangetroffen of waarin de eigenaren de inbouw van een kto bekenden, steeds op de door de medewerkers van [F] bij de politie beschreven wijze terug te vinden waren in de agenda van [F] en vaak ook in een schrift dat werd bijgehouden door één van de inbouwmedewerkers.
Een kto zorgt ervoor dat de kilometerteller van de auto door middel van een schakelaar of afstandsbediening wordt uitgezet. Met dit apparaat kan de kilometerstand worden teruggezet naar de waarde die hij had voor aanvang van de rit. Het gevolg daarvan is dat de auto rond kan rijden zonder dat de kilometerstand van de auto oploopt.
Op 25 juni 2004 heeft verweerder een boekenonderzoek bij eiser ingesteld naar de aanvaardbaarheid van het verzoek om teruggaaf van BPM door eiser voor de auto met kenteken [CC-DD-11] over de periode 7 juni 1998 tot en met 6 juni 1999. Ook is gekeken naar de directe gevolgen voor de heffing van de inkomstenbelasting, de omzetbelasting en de premie wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. In het rapport boekenonderzoek van 28 juni 2004 concludeert verweerder dat eiser heeft aangetoond dat de auto met voormeld kenteken gedurende de gecontroleerde periode voor tenminste 90% als taxi is gebruikt en er geen aanleiding bestaat voor het aanbrengen van correcties. Wel is hierin een waarschuwing opgenomen omdat eiser volgens verweerder niet (op de juiste wijze) heeft voldaan aan zijn bewaar- en administratieplicht.
3. Geschil
In geschil is of verweerder terecht een navorderingsaanslag IB/PVV over het jaar 2000 alsmede een boete van f 1.623 (€ 736) heeft opgelegd.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiser de auto met kenteken [AA-BB-00] in 2000 voor minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt. Tevens is eiser van mening dat hij, gelet op het feit dat het controlerapport voor de auto met kenteken [CC-DD-11] op 28 juni 2004 is uitgebracht en het boekenonderzoek voor de auto met kenteken [AA-BB-00] op 8 juli 2004 is aangevangen, geen tijd heeft gehad om de administratie beter in te richten.
4. Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 42, vijfde lid, Wet op de inkomstenbelasting 1964, rust op eiser de bewijslast aan te tonen dat hij in het onderhavige jaar minder dan 1000 kilometer privé heeft gereden. Kan hij aan deze bewijslast niet voldoen, dan leidt dit tot een bijtelling van 20% van de catalogusprijs van de auto.
De rechtbank is van oordeel dat eiser niet heeft aangetoond dat hij de auto in het jaar 2000 minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gebruikt en dat verweerder bij het opleggen van de navorderingsaanslag heeft gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Daarvoor verwijst de rechtbank naar haar overwegingen in de zaak 06/356 tussen eiser en de Belastingdienst/[te P] waarin heden uitspraak is gedaan. Uit die uitspraak vloeit voort dat eisers kilometeradministratie onbetrouwbaar moet worden geacht nu er van moet worden uitgegaan dat een kto in de auto is ingebouwd. Dit heeft tot gevolg dat daaruit ook niet afgeleid kan worden welke privé-kilometers eiser heeft gereden. Tevens vloeit daaruit voort dat verweerder niet heeft gehandeld in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur.
Met betrekking tot de opgelegde boete overweegt de rechtbank als volgt.
De in de uitspraak op bezwaar gehandhaafde boete gaat uit van de opzet van eiser maar is volgens de motivering behorende bij de uitspraak op bezwaar gematigd tot 25% in verband met het proportionaliteitsbeginsel.
Gezien hetgeen is overwogen over de kto acht de rechtbank bewezen dat het aan opzet van eiser is te wijten dat de aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld, zodat een boete van 50% in beginsel passend en geboden is. Echter, nu in dit geval sprake is van samenloop van boeten acht de rechtbank, alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen, de matiging tot 25% zoals die door verweerder reeds is toegepast passend en geboden. Aangezien de boete is aangezegd op 29 september 2004, is thans echter de redelijke termijn van artikel 6 EVRM overschreden met een periode korter dan een jaar. De rechtbank vermindert de boete van f 1.623 (€ 736) daarom met 20% tot een bedrag van f 1.298 (€ 589).
Gelet op het bovenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard. De uitspraak op bezwaar moet worden vernietigd voor zover deze de boetebeschikking betreft. Voor het overige blijft de uitspraak op bezwaar in stand.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende bijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze de boetebeschikking betreft;
- vermindert de boete tot een bedrag van € 589 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. M.M. Bijker-Veen, rechters. De beslissing is in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema, griffier, op 14 november 2006
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem; dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.