Home

Rechtbank Arnhem, 18-01-2007, AZ7024, AWB 06/761

Rechtbank Arnhem, 18-01-2007, AZ7024, AWB 06/761

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
18 januari 2007
Datum publicatie
25 januari 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:AZ7024
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 06/761

Inhoudsindicatie

Slopen van opstallen kan niet worden aangemerkt als bewerking van onbebouwde grond.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/761

Uitspraakdatum: 18 januari 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X] B.V., gevestigd te [Z],

gemachtigde mr. S.P. Meere,

eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst Utrecht-Gooi/kantoor Amersfoort,

gemachtigde mw. E.A.C.T.M. Bakx ,

verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over de jaren 1999 tot en met 2002. Het onderzoek heeft zich toegespitst op de fiscale beoordeling van de aankoop, ontwikkeling en verkoop van de onroerende zaak gelegen aan het [a-straat 1] te [Q] (hierna: [a-straat 1]). De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport d.d. 5 januari 2005, opgesteld door G. van Voorthuizen. Een afschrift van het rapport behoort tot de gedingstukken.

Naar aanleiding van dit boekenonderzoek heeft verweerder aan eiseres met dagtekening 28 december 2004 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000. De enkelvoudige omzetbelasting begrepen in de naheffingsaanslag bedraagt € 47.042. Aan heffingsrente is € 7.388 in rekening gebracht.

Eiseres heeft op 30 december 2004 bezwaar gemaakt tegen deze aanslag.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 9 december 2005 het bezwaar afgewezen.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 18 januari 2006, ontvangen door de rechtbank op 20 januari 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2006 te Arnhem. Namens eiseres zijn verschenen mr. S.P. Meere en [A]. Namens verweerder is verschenen E.A.C.T.M. Bakx.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres is ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB).

Op 23 juni 1998 heeft eiseres de eigendom verkregen van [a-straat 1]. Dit betrof een van omzetbelasting vrijgestelde levering. Eiseres was voornemens op deze locatie 6000 m² kantoorruimte alsmede circa 100 appartementen te realiseren. Op enig moment heeft eiseres van dit voornemen afgezien.

Vervolgens hebben onderhandelingen plaatsgevonden tussen eiseres en [B] B.V. over de verkoop van [a-straat 1]. Tussen partijen is de volgende correspondentie gevoerd:

- een brief van 13 maart 2000 van [B] B.V. aan eiseres waarin onder meer het volgende is opgenomen:

“(...). [X] B.V. verleent [B] B.V. exclusiviteit tot 30 april om de haalbaarheid en realisatiekansen met betrekking tot uw eigendom, partijen bekend, “[C] c.a.” Havengebied [Q] nader te concretiseren en vast te stellen. Binnen deze periode zullen partijen nadere onderzoeken doen om te komen tot verkoop en koop van het onderhavige gebied op basis van de navolgende voorwaarden.

- Koopsom voor het bouwrijpe terrein, dat wil zeggen gesloopt tot en met funderingen, kelder geëgaliseerd

ƒ 7.600.000 exclusief BTW.

- Afname na sloop circa mei 2000

- (...).”

- een faxbericht van eiseres van 13 maart 2000 aan [B] B.V. waarin eiseres als

volgt reageert:

“(...). Onderstaand treft u aan ons commentaar op de intentieverklaring:

Aanvulling (eerste gedachtestreepje)

- Koopsom voor het bouwrijpe terrein, dat wil zeggen gesloopt tot en met funderingen, kelder geëgaliseerd ƒ 7.600.000 exclusief BTW, uitgaande van een sloopprijs van ƒ 200.000 exclusief BTW. Indien de sloopprijs hoger uitvalt, offertes zijn aangevraagd, zal de koopsom dienovereenkomstig aangepast worden. (...).”

Op 6 april 2000 verleent eiseres aan [D] opdracht tot sloop van [a-straat]. Aanvangsdatum van de werkzaamheden is 17 april 2000. Op een factuur van 21 juli 2000 van [D] gericht aan eiseres is vermeld:

“(...). 100% is gesloopt en afgevoerd (...). “

In juli 2000 wordt een pas in een later stadium ontdekte kelder verwijderd. De laatste factuur van [D] dateert van 31 oktober 2000 en betreft de afrekening van het meerwerk.

Bij notariële akte van 19 mei 2000 levert eiseres [a-straat 1] aan [E] B.V. De koopsom bedraagt ƒ 7.650.000 waarvan ƒ 6.950.000 wordt toegerekend aan de grond. Laatstgenoemd bedrag is vermeerderd met 17,5% omzetbelasting, te weten

ƒ 1.216.250. In de akte wordt onder meer vermeld:

“(...) LEVERING, REGISTERGOED, GEBRUIK

Verkoper heeft blijkens een met koper mondeling aangegane koopovereenkomst, aan koper verkocht en levert op grond daarvan aan koper, die blijkens de mondelinge overeenkomst van verkoper heeft gekocht en bij deze aanvaardt, het recht van eigendom van :

a. (...)

b. een perceel grond, gelegen aan het [a-straat] te [Q], waarvan de opstallen zijn gesloopt, en welk perceel bestemd is tot de bouw van woningen/kantoren ,

(...).”

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de levering van [a-straat 1] op 19 mei 2000 dient te worden aangemerkt als een levering van een bouwterrein in de zin van artikel 11, vierde lid, van de Wet OB. Bevestigende beantwoording van voornoemde vraag heeft tot gevolg dat sprake is van een met omzetbelasting belaste levering waardoor eiseres de voorbelasting terecht in aftrek heeft kunnen brengen.

Eiseres beantwoordt deze vraag bevestigend, verweerder ontkennend.

4. Beoordeling van het geschil

Ingevolge artikel 11, van de Wet OB is de levering van onroerende zaken vrijgesteld van omzetbelasting, met uitzondering van de levering van een bouwterrein.

Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de Wet OB wordt als bouwterrein beschouwd on-bebouwde grond:

a. waaraan bewerkingen plaatsvinden of hebben plaatsgevonden;

b. ten aanzien waarvan voorzieningen worden of zijn getroffen die uitsluitend dienstbaar zijn aan de grond;

c. in de omgeving waarvan voorzieningen worden of zijn getroffen; of

d. ter zake waarvan een bouwvergunning is verleend;

met het oog op de bebouwing van de grond.

Uit voorgaand artikel volgt dat eerst van een bouwterrein kan worden gesproken indien één of meerdere van de in het vierde lid van artikel 11 van de Wet OB genoemde situaties zich voor doet. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het slopen van opstallen dient te worden aangemerkt als bewerkingen in de zin van artikel 11, vierde lid, onder a, van de Wet OB. De rechtbank is echter, mede gelet op het arrest HR 10 augustus 2001, nr. 36.686 (BNB 2001/401), met verweerder van oordeel dat het slopen van opstallen niet aangemerkt kan worden als bewerkingen die plaatsvinden met het oog op de bebouwing van de grond. Door de sloop ontstaat slechts onbebouwde grond. Als gevolg van dit oordeel kan in het midden blijven of er ten tijde van de overdracht van de grond er nog fundering of kelders in de grond aanwezig waren.

Nu niet gesteld is dat om een andere reden sprake is van een bouwterrein, is de levering van het onderhavige object vrijgesteld van omzetbelasting.

Eiseres heeft voorts nog aangevoerd dat een deel van de door haar in 1999 gemaakte kosten niet direct aan dit bouwproject dient te worden toegerekend, maar dat die kosten zijn aan te merken als kosten in algemene zin daar er in 1999 geen prestatie heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt hieromtrent dat uit de stukken is op te maken dat deze kosten zozeer samenhangen met het onroerend goed dat ze wel direct zijn toe te rekenen aan dit bouwproject. Gelet hierop faalt deze stelling van eiseres.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 18 januari 2007 en in het openbaar uitgesproken door mr. A.M.F. Geerling, voorzitter, en mr. F.M. Smit en mr. A.J.H. van Suilen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. Vriezen, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.