Home

Rechtbank Arnhem, 17-04-2007, BB2777, AWB 06/5329

Rechtbank Arnhem, 17-04-2007, BB2777, AWB 06/5329

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
17 april 2007
Datum publicatie
4 september 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BB2777
Zaaknummer
AWB 06/5329

Inhoudsindicatie

Autokosten in verband met rondrijden als therapie. Vertrouwensbeginsel; jarenlange afspraken

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/5329

Uitspraakdatum: 17 april 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [[ ]]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.018.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 augustus 2006 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 29 september 2006, ontvangen bij de rechtbank op 4 oktober 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2007 te Arnhem.

Namens eiser is daar als gemachtigde verschenen zijn broer, [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2. Feiten

Eiser rijdt jaarlijks grote aantallen kilometers in zijn auto omdat hij daarbij baat heeft. Bij het autorijden heeft hij geen reisdoel. Hij doet dit al gedurende 25 jaar, sinds hij van zijn psychiater het advies gekregen heeft om dit te doen. Het autorijden werkt voor hem als een therapie, omdat het hem structuur biedt.

Vanaf enkele jaren vóór 1993 heeft eiser grote bedragen in aftrek op zijn inkomen gebracht als ziektekosten ter zake van het rijden van deze autokilometers.

In januari 1993 heeft eisers broer namens eiser met verweerder een afspraak gemaakt over deze aftrekpost. De afspraak gold voor 5 jaar en hield in dat eiser 40.000 kilometer ad ƒ 0,30, ofwel ƒ 12.000 (= € 5.445,36) per jaar als buitengewone last kon opvoeren onder de noemer “leefkilometers”.

In januari 1999 is een nieuwe afspraak gemaakt, geldend van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2002. Hierin werd vastgelegd dat eiser als leefkilometers een bedrag van ƒ 16.800 (= € 7.623,51) per jaar (40.000 kilometer ad ƒ 0,42) mocht aftrekken als buitengewone last ter zake van ziekte.

Naar aanleiding van de aangifte voor 2003 en een brief van eisers broer van 9 februari 2004, waarin aan de orde werd gesteld dat een nieuwe afspraak gemaakt moest worden, heeft verweerder een nader onderzoek ingesteld naar de opgevoerde aftrek ter zake van leefkilometers. Op basis daarvan heeft verweerder in een brief van 21 december 2004 geschreven dat een dergelijke afspraak niet gemaakt kon worden en dat hij een bedrag van € 10.848 zou corrigeren. Vervolgens is de aanslag opgelegd met dagtekening 5 januari 2005.

In de bezwaarfase heeft verweerder in verband met de gang van zaken in het verleden bij wijze van compromis aangeboden om voor de periode vanaf 2003 een nieuwe afspraak te maken waarbij de autokostenaftrek in een paar jaar zou worden afgebouwd tot nihil.

Het voorstel van verweerder (bijlage 7 bij verweerschrift) hield in dat eiser

- in 2003 (30.000 kilometer x € 0,19 =) € 5.700 mocht aftrekken,

- in 2004 (20.000 kilometer x € 0,19 =) € 3.800,

- in 2005 (10.000 kilometer x € 0,19) = € 1.900 en

- vanaf 2006 geen bedrag aan autokosten meer mocht aftrekken.

Volgens het voorstel van verweerder zou de verhogingsfactor voor buitengewone uitgaven niet van toepassing zijn. Voorts zou aftrek van de buitengewone uitgaven slechts mogelijk zijn voor zover de in het aanbod genoemde autokosten tezamen met de overige buitengewone uitgaven de wettelijke drempel zouden overtreffen.

Eisers broer heeft dit voorstel van verweerder namens eiser afgewezen.

Verweerder heeft het bezwaar vervolgens ongegrond verklaard en de aanslag met de aangebrachte correctie autokosten gehandhaafd.

3. Geschil

In geschil is of verweerder de aangifte over 2003 terecht heeft gecorrigeerd ter zake van de geclaimde autokosten.

Volgens eisers broer doet het compromisvoorstel van verweerder geen recht aan eiser, zeker niet in het licht van de al jarenlang geldende afspraken. Bovendien meent eisers broer dat de afwijzing van de aftrek is gebaseerd op de Vinkenslagaffaire. Als verweerder kort na de brief van 9 februari 2004 zou hebben gereageerd, dan zou de gewenste afspraak er nog wel zijn gekomen, omdat de Vinkenslagaffaire toen nog niet speelde, zo redeneert hij.

Verweerder betwist dat de Vinkenslagaffaire er iets mee te maken heeft. Hij voert aan dat de afspraken golden tot en met 2002, dat voor 2003 opnieuw een beoordeling is gemaakt en dat eiser volgens de toepasselijke regels geen recht heeft op de gevraagde aftrek.

4. Beoordeling van het geschil

De uitgaven die eiser moet maken in verband met de grote hoeveelheden kilometers die hij in zijn auto rijdt, kunnen niet worden aangemerkt als uitgaven voor vervoer wegens ziekte, zoals bedoeld in artikel 6.17, lid 1, onder a, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB). Eiser rijdt immers niet naar een bestemming en zijn doel is ook niet om zichzelf van de ene plaats naar de andere te vervoeren. Zoals eisers broer namens eiser aanvoert, moet het autorijden worden gezien als een therapie.

Kosten voor het volgen van een therapie kunnen onder voorwaarden voor aftrek als buitengewone lasten in aanmerking komen onder de noemer “uitgaven voor genees- of heelkundige hulp”. Dit geldt ook als de therapie bestaat uit het maken van een reis. In dat geval is het echter niet voldoende dat de reis op medisch voorschrift wordt gemaakt. In de jurisprudentie wordt daarnaast de eis gesteld dat de reis onder medische controle of met medische begeleiding plaatsvindt (zie HR 21 juli 1987, BNB 1987/277).

Ter zitting heeft eisers broer verklaard dat hij niet weet of eiser in 2003 nog onder behandeling was van een psychiater. Wel kon hij met zekerheid zeggen dat de psychiater eiser niet begeleidt tijdens het autorijden. Eiser zit alleen in de auto.

De rechtbank leidt hieruit af dat het therapeutisch autorijden door eiser niet plaatsvindt onder medische controle of met medische begeleiding. Dit brengt mee dat de autokosten niet kunnen worden aangemerkt als uitgaven voor genees- of heelkundige hulp, zoals bedoeld in artikel 6.17, lid 1, onder a, van de Wet IB.

Nu de autokosten ook niet onder andere categorieën aftrekbare uitgaven wegens ziekte vallen, heeft eiser volgens de wet en jurisprudentie geen recht op aftrek van de autokosten.

Eisers broer heeft zich er echter terecht op beroepen dat de jarenlange afspraken over de autokostenaftrek het vertrouwen hebben gewekt dat ook na 31 december 2002 autokilometers in aftrek zouden kunnen worden gebracht. Weliswaar liepen de gemaakte afspraken op 31 december 2002 af, zodat verweerder in 2003 niet meer aan die afspraken was gebonden, maar na zo langdurig lopende afspraken mocht eiser erop vertrouwen dat de aftrekmogelijkheid niet ineens zou vervallen.

In dat licht bezien acht de rechtbank de door verweerder voorgestelde afbouwregeling niet onredelijk. Dat geldt ook als het waar zou zijn wat eisers broer stelt en verweerder betwist, dat de begunstigende afspraken zijn herzien als gevolg van de Vinkenslagaffaire. De klacht daarover kan dus niet tot een andere uitkomst van deze zaak leiden.

Nu eisers broer het voorstel van verweerder heeft afgewezen, zal de rechtbank vaststellen wat het gevolg moet zijn van het vertrouwen dat door de jarenlange afspraken bij eiser is gewekt. Daarvoor is van belang dat verweerder in de brief van 21 december 2004 aan eisers broer heeft geschreven dat de door hem gewenste afspraak niet meer kon worden gemaakt. De rechtbank merkt deze brief aan als een rechtsgeldige opzegging van het gewekte vertrouwen. In de omstandigheden van het geval, waaronder met name het feit dat de gemaakte afspraken steeds voor een bepaalde periode golden en de betreffende periode was verstreken, acht de rechtbank het redelijk dat de opzegging van het vertrouwen per direct intrad. Dat betekent dat eiser vanaf 2005 niet meer mocht vertrouwen op de aftrekbaarheid van de autokilometers. Vanaf 2005 geldt daarom weer de wettelijke regeling met de daarop gevormde jurisprudentie, volgens welke eiser geen recht heeft op de aftrek. Voor de jaren 2003 en 2004 heeft eiser echter wel recht op aftrek voor autokilometers op grond van het vertrouwensbeginsel. De rechtbank acht het redelijk om voor de hoogte van de aftrek aan te sluiten bij de afspraak zoals die tot 31 december 2002 gold. Die afspraak hield in dat eiser per jaar een bedrag van ƒ 16.800, ofwel (afgerond) € 7.624, mocht aftrekken als autokosten.

De rechtbank kan nu alleen een beslissing nemen over de in beroep bestreden aanslag met betrekking tot het jaar 2003. Gezien hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank de aanslag over 2003 verminderen, uitgaande van een aftrek voor autokilometers van € 7.624. Daarbij moet rekening worden gehouden met de wettelijke drempel en met de wettelijke verhogingsfactor.

Dit leidt tot de volgende berekening van het belastbaar inkomen uit werk en woning. Volgens de opstelling in het verweerschrift, p. 2, bedraagt het bedrag aan ziektekosten dat niet in geschil is, € 4.250. Daar komt het hiervoor genoemde bedrag aan autokosten van € 7.624 bij, zodat het totale bedrag aan ziektekosten komt op (€ 4.250 + € 7.624 =) € 11.874. De drempel bedraagt (11,2% van € 24.393 =) € 2.732. Dan resteert een bedrag van (€ 11.874 - € 2.732 =) € 9.142. Vermenigvuldigd met de verhogingsfactor van 1,5 komt het aftrekbare bedrag op (€ 9.142 x 1,5 =) € 13.713. Verweerder heeft bij de aanslagregeling een bedrag in aftrek toegelaten van € 6.375, zodat de aftrek moet worden verhoogd met een bedrag van (€ 13.713 - € 6.375 =) € 7.338. Het in de aanslag gehanteerde belastbaar inkomen uit werk en woning ad € 18.018 moet met dit bedrag van € 7.338 worden verminderd en komt dan uit op € 10.680.

Gelet op het bovenstaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat de bijstand door eisers broer niet is aan te merken als beroepsmatige rechtsbijstand en omdat voor het overige niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.680 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 38 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door

mr. F.M. Smit, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier, op 14 april 2007.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.