Home

Rechtbank Arnhem, 04-07-2007, BB4824, AWB 07/206

Rechtbank Arnhem, 04-07-2007, BB4824, AWB 07/206

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
4 juli 2007
Datum publicatie
4 oktober 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BB4824
Zaaknummer
AWB 07/206

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Verkoop Herbalife producten vormt geen bron van inkomen wegens het ontbreken van een objectieve winstverwachting.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/206

Uitspraakdatum: 4 juli 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

gemachtigde [.],

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [.]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 29.909.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 november 2006 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 20 december 2006, ontvangen bij de rechtbank op 29 december 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2007 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [.].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiser werkt fulltime (40 uur per week) in loondienst bij [C]. Hij werkt vijf dagen per week, waarvan vier dagen thuis.

In 2003 is eiser gestart met de verkoop van Herbalife producten. De activiteiten van eiser bestaan ondermeer uit:

- het distribueren van gezondheidsproducten;

- het bezoeken van klantenavonden waar de producten worden getoond;

- het begeleiden en onderzoeken van het gebruik van de producten;

- het ontwerpen en ontwikkelen van websites en andere internetapplicaties;

- het actief werven van klanten.

De (fiscale) resultaten van de voormelde activiteiten bedragen in de jaren 2003 tot en met 2005:

2003 € 4.434 verlies

2004 € 2.300 verlies (volgens eiser: € 2.299 verlies)

2005 € 312 winst

Uit de aangiften omzetbelasting over de jaren 2003 tot en met 2006 volgt de volgende omzetontwikkeling (bedragen exclusief omzetbelasting):

2003 € 10.574

2004 € 18.111

2005 € 12.924

2006 € 12.608

Volgens eiser bedraagt de omzet over de jaren 2003 tot en met 2005:

2003 € 15.691

2004 € 19.270

2005 € 14.132

In 2005 is bij eiser een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV 2003 tot en met 2004. Het onderzoek heeft zich daarbij beperkt tot het ondernemerschap en de zelfstandigenaftrek.

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers activiteiten als resultaat uit overige werkzaamheden dienen te worden aangemerkt. Als gevolg hiervan zijn de volgende correcties toegepast:

Belastbaar inkomen uit werk en woning volgens aangifte € 20.569

Bij: zelfstandigenaftrek € 6.430

Bij: verhoging zelfstandigenaftrek € 1.895

Bij: persoonsgebonden aftrek € 1.015

Nader vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning € 29.909

Dienovereenkomstig is, met dagtekening 7 februari 2006, de aanslag IB/PVV 2003 opgelegd.

3. Geschil

In geschil is of eisers activiteiten, inhoudende het distribueren van gezondheidsproducten, een bron van inkomen vormen. Indien deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord, is het vervolgens de vraag of eisers activiteiten kunnen worden aangemerkt als een onderneming en zo ja, of eiser aan het urencriterium voldoet op grond waarvan hij aanspraak kan maken op de (verhoogde) zelfstandigenaftrek.

Eiser beantwoordt deze vragen bevestigend en verweerder ontkennend.

4. Beoordeling van het geschil

De eerste vraag die beantwoord dient te worden is of eisers activiteiten een bron van inkomen vormen. Volgens vaste jurisprudentie (vgl. HR 3 maart 1954, BNB 1954/125 en HR 1 februari 2002, BNB 2002/128) is sprake van een bron van inkomen indien:

1- wordt deelgenomen aan het economische verkeer;

2- voordeel wordt beoogd;

3- redelijkerwijs voordeel kan worden verwacht.

Tussen partijen is niet in geschil dat eiser met de activiteiten op het gebied van het distribueren van Herbalife producten deelneemt aan het economische verkeer en daarmee voordeel beoogt. Wat partijen verdeeld houdt is het antwoord op de vraag of eiser met deze activiteiten, eventueel pas in de toekomst, redelijkerwijs een positieve opbrengst zal behalen. Verweerder heeft bij de aanslagregeling het standpunt ingenomen dat eisers activiteiten als inkomsten uit overige werkzaamheden kunnen worden aangemerkt. In de bezwaar- en beroepsfase is verweerder hierop teruggekomen en heeft hij geoordeeld dat eisers activiteiten geen bron van inkomen vormen. Volgens verweerder is het niet aannemelijk dat eiser in 2003 een objectieve winstverwachting had.

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 14 oktober 2005 (nr. 40 244, BNB 2006/54) geoordeeld dat bij de vraag of redelijkerwijs voordeel is te verwachten, over de jaargrens heen gekeken dient te worden. Hieruit volgt dat voor de vraag of er in 2003 bij eiser een objectieve winstverwachting bestond, ook de resultaten van de jaren 2004 en 2005 in aanmerking dienen te worden genomen.

Eiser heeft aangevoerd dat de resultaten over de periode 2003 tot en met 2005 een positieve tendens vertonen. Ter zitting heeft verweerder er echter op gewezen dat er in deze jaren geen rekening is gehouden met de afschrijving op computerapparatuur en inventaris. Als deze afschrijving wel had plaatsgevonden, zou er in het jaar 2005 een verlies zijn geleden. Eiser heeft in dat kader aangegeven dat hij als startende ondernemer gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden ten aanzien van de willekeurige afschrijving, waarbij hij ervoor heeft gekozen om niets af te schrijven.

De rechtbank is van oordeel dat bij de beoordeling of er sprake is van een objectieve winstverwachting, de commerciële resultaten dienen te worden betrokken, aangezien die doorgaans objectiever zijn dan de fiscale resultaten. Anders dan eiser betoogt, kan derhalve geen rekening worden gehouden met de toegepaste willekeurige afschrijving, nu dit een fiscale faciliteit is. Gelet op de negatieve resultaten tot nu toe en de behaalde omzet, die na het jaar 2004 afneemt, ligt het naar het oordeel van de rechtbank op eisers weg om aannemelijk te maken dat in de toekomst redelijkerwijs (een meer dan incidenteel) positief resultaat te verwachten valt.

Eiser heeft aangegeven dat het zijn bedoeling was om winst te maken. Hij verklaart dat er in de startjaren veel geld is uitgegeven aan reclame, advertenties en promotiemateriaal. In 2003 zou een bedrag van € 1.023 aan reclamekosten zijn uitgegeven. Daarmee zou geprobeerd zijn om actief en intensief een klantenbestand en netwerk op te bouwen, welke na de opbouwperiode vruchten zouden moeten afwerpen. Daarnaast is in 2003 voor een bedrag van € 2.420 aan bestanden van potentiële klanten (zogenaamde “leads”) ingekocht. Deze potentiële klanten zouden hun interesse in de producten hebben aangegeven.

Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat er in 2003 een objectieve winstverwachting bestond, aangezien eisers activiteiten geen opbrengsten hebben opgeleverd en eiser geen enkele omstandigheid heeft genoemd, welke in redelijkheid de verwachting zou kunnen rechtvaardigen dat in de volgende jaren hierin een verandering zou kunnen optreden. De enkele omstandigheid dat is geprobeerd om actief en intensief een klantenbestand op te bouwen is hiertoe onvoldoende. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat eiser bij het boekenonderzoek heeft verklaard dat hij, ondanks dat hij het volle vertrouwen heeft in zijn bedrijfsactiviteiten, geen winst verwacht over het jaar 2005. Deze verklaring strookt niet met de objectieve winstverwachting die er (in 2003) volgens eiser zou zijn.

Op grond van het bovenstaande oordeelt de rechtbank dat eisers activiteiten niet kwalificeren als een bron van inkomen. Reeds hierom heeft eiser in 2003 geen recht op de (verhoogde) zelfstandigenaftrek. Eisers beroep dient dan ook ongegrond te worden verklaard. De overige geschilpunten behoeven dus geen behandeling.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door

mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier, op 4 juli 2007

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.