Home

Rechtbank Arnhem, 06-08-2007, BB4829, AWB 06/3915 OB

Rechtbank Arnhem, 06-08-2007, BB4829, AWB 06/3915 OB

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
6 augustus 2007
Datum publicatie
4 oktober 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BB4829
Zaaknummer
AWB 06/3915 OB

Inhoudsindicatie

Toepassing artikel 29, tweede lid, van de Wet OB. Betaling factuur middels verrekening in rekening-courant? Nee. Naheffingsaanslag blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/3915 OB

Uitspraakdatum: 6 augustus 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X BV], gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres over het tijdvak 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 5029.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 mei 2006 de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van € 3550.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 5 juli 2006, ontvangen bij de rechtbank op 6 juli 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft vóór de zitting een nader stuk ingediend. Dit stuk is in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2007 te Arnhem.

Eiseres is daar vertegenwoordigd door [A], bijgestaan door mr. [B], werkzaam bij [C BV] te [Q]. Namens verweerder zijn verschenen mr. drs. [D] en [E].

2. Feiten

De aandelen in eiseres waren voor 50% in handen van [F BV] (hierna: [F BV]) en voor 50% in handen van [G BV]

In de periode van april 2002 tot en met oktober 2002 heeft [F BV] voor een bedrag van € 31.500 inclusief BTW gefactureerd aan eiseres ter zake van verrichte management-

activiteiten. Eiseres heeft een bedrag van € 9265 door verrekening betaald, en het restant van € 22.235 in rekening-courant met [F BV] verwerkt.

Eiseres heeft de omzetbelasting die op deze facturen stond vermeld op haar aangiften omzetbelasting afgetrokken.

Bij brief van 25 november 2002 heeft eiseres het volgende aan [F BV] bericht:

"[F BV] heeft momenteel nog een vordering open staan ter grootte van € 22.235,65. Door de financiële situatie waarin [X BV] zich bevindt achten wij het zeer onwaarschijnlijk dat deze facturen in de nabije toekomst zullen worden voldaan."

[F BV] heeft in 2004 aan eiseres een creditfactuur verstuurd voor het door eiseres in rekening-courant verwerkte bedrag van € 22.235.

Door een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders is eiseres op 20 mei 2005 in liquidatie getreden. De onderhavige naheffingsaanslag is gedagtekend 28 december 2005.

Blijkens het uittreksel uit het handelsregister is op 3 januari 2006 geregistreerd dat eiseres is opgehouden te bestaan, omdat geen bekende baten meer aanwezig zijn met ingang van 31 december 2005.

3. Geschil

In geschil is of verweerder terecht de naheffingsaanslag heeft opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de verwerking in rekening-courant als betaling van de facturen kan worden aangemerkt.

Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat een dergelijke verwerking niet kan worden aangemerkt als een betaling en dat reeds in 2002 vaststond dat niet zou worden betaald. Indien niet reeds in 2002 vaststond dat de facturen niet zouden worden betaald, stelt verweerder zich op het standpunt dat de belasting in ieder geval twee jaar na opeisbaarheid van de facturen, te weten in 2004, verschuldigd is. Eiseres stelt zich op het standpunt dat door de verwerking in rekening courant de schuld is voldaan.

Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat de verwerking in rekening courant niet kan worden beschouwd als betaling, is tussen partijen niet in geschil dat de facturen niet zijn betaald en dat de betreffende belasting in ieder geval in 2004, twee jaar na de opeisbaarheid van de vergoeding, verschuldigd is op grond van artikel 29, tweede lid, van de Wet OB en niet als zodanig is aangegeven en voldaan op enige aangifte voor het jaar 2004.

4. Beoordeling van het geschil

Eiseres is op 20 mei 2005 in liquidatie getreden. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister is op 3 januari 2006 geregistreerd dat eiseres per 31 december 2005 is opgehouden te bestaan. De onderhavige naheffingsaanslag is gedagtekend 28 december 2005. Tegen de naheffingsaanslag is “namens [X BV] (in liquidatie)” bezwaar en vervolgens beroep ingesteld. Daarbij is een volmacht overgelegd van [G BV], laatste bestuurder van eiseres, tevens vereffenaar van eiseres. [G BV] wordt vertegenwoordigd door [A].

De rechtbank stelt vast dat ten tijde van de oplegging en de bekendmaking van de onderhavige naheffingsaanslag eiseres nog niet was opgehouden te bestaan. Eiseres heeft derhalve kennis kunnen nemen van de inhoud van de naheffingsaanslag. Ter zitting heeft [A] dit bevestigd. Door de opgelegde naheffingsaanslag kon de vereffening niet eindigen. Eiseres wordt geacht te zijn blijven bestaan en kan derhalve in bezwaar en beroep als belanghebbende blijven optreden. Gelet daarop acht de rechtbank het beroep ontvankelijk.

Vervolgens komt de rechtbank toe aan de vraag of de verwerking in rekening-courant als betaling heeft te gelden.

Namens eiseres is ter zitting verklaard dat de schuld ter zake van de niet-betaalde facturen per ultimo 2002 in rekening-courant is geboekt, dat dit een eenzijdige handeling was van eiseres, dat [F BV] als crediteur hierin niet is gekend, en dat er overigens ook geen nadere afspraken zijn gemaakt over bijvoorbeeld looptijd, rente of aflossing.

Gelet op voornoemde verklaring kan naar het oordeel van de rechtbank, anders dan eiseres betoogd, niet worden gezegd dat eiseres door omzetting van de (koop)schuld in een rekening-courantschuld de facturen heeft betaald. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de omzetting niet in overleg met de crediteur is geschied, en dat er geen nadere, van de oorspronkelijke betalingsvoorwaarden afwijkende, afspraken zijn gemaakt. De omzetting betrof niet meer dan een boekhoudkundige verwerking in rekening-courant van niet-betaalde facturen. Van een schuldvernieuwing is geenszins sprake. De facturen zijn derhalve onbetaald gebleven.

De vraag op welk moment vaststond dat de belasting niet zou worden betaald en dat deze op aangifte voldaan had moeten worden, behoeft geen nadere behandeling nu tussen partijen niet in geschil is dat, indien de verwerking in rekening-courant niet als betaling kan worden beschouwd, de belasting in ieder geval verschuldigd is twee jaar na de opeisbaarheid van de vordering, te weten in 2004. Ook de rechtbank gaat hiervan uit. Eiseres heeft ter zitting verklaard dat, indien de belasting verschuldigd is in 2004, zij zich niet wil beroepen op het feit dat de bestreden aanslag is opgelegd voor het jaar 2002. De bestreden naheffingsaanslag kan derhalve in stand blijven. De rechtbank tekent daarbij aan dat verweerder ter zitting heeft toegezegd dat hij de heffingsrente die op de naheffingsaanslag in rekening is gebracht, ambtshalve zal verminderen tot het bedrag aan heffingsrente dat verschuldigd zou zijn geweest indien de aanslag over het juiste tijdvak zou zijn opgelegd.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.J.H. van Suilen, voorzitter, en mrs. V.M. van Daalen-Mannaerts en G.J. Ebbeling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier, op 6 augustus 2007 .

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.