Home

Rechtbank Arnhem, 04-07-2007, BB4831, AWB 07/461 en AWB 07/463

Rechtbank Arnhem, 04-07-2007, BB4831, AWB 07/461 en AWB 07/463

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
4 juli 2007
Datum publicatie
4 oktober 2007
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BB4831
Zaaknummer
AWB 07/461 en AWB 07/463

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. WAZ. Boete.

Vermindering verzuimboete op grond van het evenredigheidsbeginsel.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/461 en AWB 07/463

Uitspraakdatum: 4 juli 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2000 ambtshalve een aanslag (aanslagnummer [.]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen van

fl. 71.462, ofwel € 32.428. Bij beschikking heeft verweerder een boete opgelegd van fl. 250, ofwel € 113.

Tevens heeft verweerder voor het jaar 2000 ambtshalve een aanslag (aanslagnummer [.]) premie Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (hierna: WAZ) opgelegd, berekend naar een premie-inkomen van

fl. 71.462, ofwel € 32.428. Bij beschikking heeft verweerder een boete opgelegd van fl. 250, ofwel € 113.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2006 de aanslag IB/PVV 2000 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van fl. 26.462, ofwel € 12.008. Verweerder heeft de boetebeschikking gehandhaafd.

De aanslag WAZ 2000 heeft verweerder bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2006 verminderd tot een aanslag berekend naar een premie-inkomen van fl. 26.462, ofwel € 12.008. Aangezien dit bedrag lager is dan het franchisebedrag van fl. 29.000, ofwel € 13.160, is de verschuldigde WAZ-premie verminderd tot nihil. Voorts heeft verweerder het bedrag van de boete verlaagd tot fl. 50, ofwel € 22.

Eiser heeft tegen de uitspraken op bezwaar bij brief van 15 januari 2007, ontvangen bij de rechtbank op 17 januari 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 mei 2007 te Arnhem. Eiser is daar

-hoewel op de juiste wijze opgeroepen- niet verschenen. Namens verweerder is verschenen [.].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Aan eiser is op 12 maart 2002 een aangiftebiljet IB/PVV over 2000 uitgereikt. Op 16 mei 2002 is aan eiser een aanmaning verstuurd tot het indienen van het aangiftebiljet. Op 15 augustus 2002 is aan eiser een herinnering gestuurd tot het indienen van de aangifte.

Verweerder heeft het aangiftebiljet IB/PVV 2000 niet ontvangen van eiser. Derhalve heeft verweerder het belastbaar inkomen over 2000 ambtshalve vastgesteld.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslagen IB/PVV en WAZ over 2000 terecht en naar een juist bedrag aan eiser zijn opgelegd. Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend. Verweerder heeft zich in de beroepsfase op het standpunt gesteld dat de aanslag IB/PVV over 2000 verminderd dient te worden tot nihil.

Tevens is in geschil of verweerder terecht en naar een juist bedrag boetes heeft opgelegd aan eiser.

4. Beoordeling van het geschil

Inzake de aanslag IB/PVV 2000

De rechtbank zal het standpunt van verweerder inzake de aanslag IB/PVV 2000 volgen en de aanslag verminderen tot nihil. Het beroep inzake de aanslag IB/PVV 2000 is dan ook gegrond.

Inzake de aanslag WAZ 2000

Aangezien bij uitspraak op bezwaar van 8 december 2006 het premie-inkomen is verminderd tot € 12.173, is de aanslag WAZ 2000, wegens het franchisebedrag, verlaagd tot nihil. De rechtbank oordeelt dat eiser dan ook geen belang meer heeft bij zijn beroep tegen deze aanslag. Eisers beroep inzake de aanslag WAZ 2000 dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Inzake de boetes

Volgens eiser staat op het belastingformulier inzake de voorlopige teruggaaf vermeld dat er geen verdere aangifte gedaan hoeft te worden als er niets verandert. Eiser betoogt dat hiervan sprake is in zijn situatie. Derhalve is hij ervan uitgegaan dat het aan hem uitgereikte aangiftebiljet niet hoefde te worden ingediend. Naar zijn mening kan dan ook geen sprake zijn van een beboetbaar verzuim.

Ingevolge artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) is een ieder die is uitgenodigd tot het doen van aangifte gehouden om het aangiftebiljet in te vullen, te ondertekenen en te retourneren.

Op grond van het bepaalde in artikel 67a, eerste lid, van de AWR kan de inspecteur een verzuimboete opleggen aan de belastingplichtige als deze niet (tijdig) heeft voldaan aan zijn aangifteverplichtingen. Hiervan is sprake als de belastingplichtige niet binnen de op de aanmaning vermelde termijn zijn aangifte indient.

Niet in geschil is dat eiser het aan hem uitgereikte aangiftebiljet IB/PVV over 2000 niet heeft ingediend binnen de daarvoor in de aanmaning gestelde termijn. Voor het antwoord op de vraag of in eisers situatie sprake is van afwezigheid van alle schuld, die leidt tot vernietiging van de boetebeschikking, acht de rechtbank het volgende van belang. Op het aangiftebiljet staat uitdrukkelijk vermeld dat dit geretourneerd dient te worden. Daarnaast is aan eiser via een aanmaning en een waarschuwing medegedeeld dat hij zijn aangiftebiljet dient in te leveren. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser hierdoor niet het gerechtvaardigde vertrouwen hebben gehad dat hij het biljet niet terug behoefde te sturen. Er is dan ook geen sprake van afwezigheid van alle schuld, ook niet als, zoals eiser stelt, op het belastingformulier voor de voorlopige teruggaaf iets anders stond vermeld.

Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat er sprake is van een verzuim wegens het niet (tijdig) doen van aangifte. Terzake van dit verzuim kan verweerder aan eiser een verzuimboete opleggen.

Verweerder heeft eiser voor het jaar 2000 beboet alsof sprake is van een eerste verzuim. De omstandigheid dat de aanslag IB/PVV over 2000 nihil bedraagt leidt ertoe dat de boete voor het eerste verzuim € 22 bedraagt in plaats van € 113 (Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, paragraaf 21, derde lid). Dit brengt met zich mee dat er een vermindering dient plaats te vinden tot een boete van € 22 voor de IB/PVV. Voor de WAZ had verweerder de boete al verlaagd tot € 22.

De rechtbank is echter van oordeel dat het evenredigheidsbeginsel met zich meebrengt dat het totaalbedrag van de verzuimboeten beperkt dient te blijven tot één keer het bedrag van € 22, omdat de aangiften voor IB/PVV en WAZ tegelijkertijd moeten worden gedaan en de boetes dan niet behoren te cumuleren (vgl. HR 13 augustus 2004, nr. 37 920, BNB 2005/42). Niet gebleken is dat er sprake is van omstandigheden die tot een lichtere of zwaardere beboeting zouden moeten leiden. Eisers beroep dient dus ook voor wat betreft de boetebeschikkingen gegrond te worden verklaard. Beide boetes worden verminderd tot € 11.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiser kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. Voor de onderhavige zaken is in verband met de voeging met de zaak AWB 07/460 geen griffierecht geheven.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep inzake de aanslag IB/PVV gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar inzake de aanslag IB/PVV;

- vermindert de aanslag IB/PVV tot nihil en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- verklaart het beroep inzake de aanslag WAZ niet-ontvankelijk;

- verklaart het beroep inzake de boetebeschikkingen gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar inzake de boetebeschikkingen;

- vermindert de boetes tot € 11 voor IB en € 11 voor WAZ en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraken op bezwaar.

Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door

mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier, op 4 juli 2007

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.