Home

Rechtbank Arnhem, 16-10-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:2771 BJ2740, AWB 07/424

Rechtbank Arnhem, 16-10-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:2771 BJ2740, AWB 07/424

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
16 oktober 2007
Datum publicatie
15 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2740
Zaaknummer
AWB 07/424

Inhoudsindicatie

Bezwaar in boetezaak terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding omdat falend toezicht op werknemer voor risico van werkgever komt.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/424

Uitspraakdatum: 16 oktober 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres naheffingsaanslagen omzetbelasting opgelegd met de volgende aanslagnummers:

([.].)F.01.506.1

F.01.507.1;

F.01.508.1;

F.01.601.0;

F.01.602.0;

F.01.603.0 en

F.01.603.1,

alsmede bij beschikkingen verzuimboeten.

Eiseres heeft hiertegen bij brief van 1 augustus 2006 bezwaar ingediend.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 4 oktober 2006 het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en de naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 9 oktober 2006, ontvangen bij de rechtbank op 10 oktober 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2007 te Arnhem.

Namens eiseres is daar verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen

[B] en [C].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

In de jaren 2005 en 2006 was eiseres ten aanzien van een aantal tijdvakken in verzuim aangifte omzetbelasting te doen en/of de verschuldigde omzetbelasting te betalen. In verband hiermee heeft verweerder naheffingsaanslagen met verzuimboeten opgelegd. Bij brief van 1 augustus 2006 heeft eiseres hiertegen bezwaar ingediend.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4. Beoordeling van het geschil

De rechtbank stelt voorop dat niet in geschil is dat het bezwaar van eiseres buiten de termijn als genoemd in artikel 6:7 van de Awb juncto artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen is ingediend. Nu dit een ten processe vaststaand feit is behoeft dit geen nader onderzoek door de rechtbank (Hoge Raad 1 april 2005, BNB 2005/316).

Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Eiseres heeft in dit verband aangevoerd - kort gezegd - dat de niet-ontvankelijkverklaring strijdig is met redelijkheid en billijkheid. Het arbeidsrecht en belastingrecht zijn conflicterende rechtstelsels. Eiseres heeft in 2003 een voldoende gekwalificeerde financiële medewerker aangetrokken maar in juni 2006 bleek dat deze niet zakelijk en daarmee onbegrijpelijk had gehandeld. Deze “mentaal zieke” medewerker was volgens eiseres de enige die van de situatie wist en bezwaar had kunnen aantekenen.

De rechtbank is van oordeel dat hiermee geen rechtvaardiging is gegeven voor de termijnoverschrijding. Niet aannemelijk is namelijk geworden dat eiseres buiten staat was tijdig bezwaar in te dienen. Het komt voor rekening van eiseres indien zij geen of onvoldoende controle uitvoert op de werkzaamheden van haar medewerker(s). De omstandigheid dat in verband met de grootte van het bedrijf en/of kostenoverwegingen de controle wordt nagelaten, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.

De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen rechtvaardiging oplevert voor de termijnoverschrijding. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb is dan ook geen sprake.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 16 oktober 2007

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, rechter, in tegenwoordigheid van L.A. Witten, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.