Home

Rechtbank Arnhem, 28-11-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:2387 BJ2748, AWB 07/2226

Rechtbank Arnhem, 28-11-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:2387 BJ2748, AWB 07/2226

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
28 november 2007
Datum publicatie
15 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2748
Zaaknummer
AWB 07/2226

Inhoudsindicatie

Boete. Geen AVAS nu betalingsopdracht één dag voor het verstrijken van de betalingstermijn is verstrekt.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/2226

Uitspraakdatum: 28 november 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], gevestigd te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser over het tijdvak januari 2007 een naheffingsaanslag (aanslagnummer [F.01]) omzetbelasting opgelegd van € 195, uitsluitend bestaande uit een verzuimboete wegens het niet tijdig betalen van de over januari 2007 aangegeven omzetbelasting van € 3.906.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 april 2007 de verzuimboete gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 23 mei 2007, ontvangen bij de rechtbank op 25 mei 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 september 2007 te Arnhem.

Namens eiser is verschenen [A]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [B] en [C].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiser heeft voor het tijdvak januari 2007 aangifte omzetbelasting gedaan naar een te betalen bedrag van € 3.906.

Op 27 februari 2007 heeft eiser aan de ING-Bank opdracht gegeven om dit bedrag over te maken aan de Belastingdienst. Blijkens het door eiser overgelegde mutatieoverzicht van zijn bankrekening bij de ING-Bank is het bedrag van € 3.906 op 28 februari 2007 afgeschreven van zijn bankrekening. Op het overzicht wordt deze datum aangeduid als ‘boekdatum’.

Uit het door verweerder als bijlage 7 bij het verweerschrift overgelegde overzicht van de ontvanger, dat door de ING/Postbank is verstrekt, blijkt dat het bedrag van € 3.906 op 1 maart 2007 is bijgeschreven op de rekening van de Belastingdienst. Op verzoek van verweerder heeft de ING Bank N.V. bij brief van 7 september 2007 de ontvangst per 1 maart 2007 bevestigd.

Omdat volgens verweerder de omzetbelasting over het tijdvak januari 2007 te laat is betaald heeft verweerder aan eiser de onderhavige verzuimboete opgelegd ten bedrage van 5% van het niet tijdig betaalde bedrag. Hierbij is verweerder uitgegaan van een derde verzuim. Het eerste verzuim betrof het tijdvak september 2006 en het tweede verzuim betrof het tijdvak december 2006.

3. Geschil

In geschil is of de verzuimboete terecht aan eiser is opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

Op grond van artikel 19, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dient de belastingplichtige de in een tijdvak verschuldigd geworden belasting binnen één maand na het einde van het tijdvak te betalen. De verschuldigde omzetbelasting over het tijdvak januari 2007 diende derhalve op 28 februari 2007 te zijn betaald.

Bij betaling per bank geldt als dag van betaling de datum van bijschrijving op de rekening van de Belastingdienst (vgl. Hof Arnhem 13 augustus 2003, VN 2003/48.3.4 en HR 17 oktober 1962, BNB 1962/324.)

Uit het door verweerder overgelegde overzicht van de ontvanger, dat afkomstig is van de ING/Postbank, en de brief van de ING Bank N.V. van 7 september 2007, blijkt dat de betaling op 1 maart 2007 is bijgeschreven op de rekening van de Belastingdienst.

Ter zitting heeft eiser verklaard dat niet meer in geschil is dat eiser de omzetbelasting over het tijdvak januari 2007 niet tijdig heeft betaald. Niet in geschil is verder dat er in deze sprake is van een derde verzuim.

Conform artikel 67c van de AWR juncto paragraaf 23 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 is ter zake van dit derde verzuim een verzuimboete van 5% van de niet tijdig betaalde omzetbelasting opgelegd, aldus berekend op € 195.

Eiser heeft zich beroepen op afwezigheid van alle schuld.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser, door het wachten met het geven van de betalingsopdracht tot één dag voor het einde van de betalingstermijn, het risico aanvaard dat het bedrag niet tijdig zou zijn bijgeschreven op de rekening van verweerder (zie Hoge Raad 15 juni 2007, nr. 42.687, NTFR 2007/1077 en Hof Arnhem 15 september 2003, nr. 02/03976, NTFR 2003/1776). Van afwezigheid van alle schuld die zou moeten leiden tot een volledige kwijtschelding van de boete is dan ook geen sprake.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 28 november 2007

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. L.B.M. Klein Tank, rechter, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.