Rechtbank Arnhem, 01-10-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:1994 BJ2750, AWB 07/1006
Rechtbank Arnhem, 01-10-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:1994 BJ2750, AWB 07/1006
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 1 oktober 2007
- Datum publicatie
- 15 juli 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2750
- Zaaknummer
- AWB 07/1006
Inhoudsindicatie
Geen vergoeding van de proceskosten voor de bezwaarfase. Eiser is eerst in de beroepsfase met stukken gekomen die ertoe leiden dat het beroep gegrond moet worden verklaard.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/1006
Uitspraakdatum: 1 oktober 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z], eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P] verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [H.36]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.218.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 februari 2007 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij fax van 26 februari 2007, op gelijke datum bij de rechtbank ontvangen, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2007 te Arnhem.
Eiser heeft zich daar laten vertegenwoordigen door mr. [A]. Namens verweerder is verschenen [B].
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat het vooronderzoek zal worden hervat teneinde eiser in de gelegenheid te stellen een verklaring te overleggen waaruit de mate van arbeidsongeschiktheid blijkt. Deze verklaring is op 11 september 2007 aan de rechtbank toegezonden en in afschrift verstrekt aan verweerder.
Partijen hebben de rechtbank toestemming verleend uitspraak te doen zonder nadere zitting. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser heeft over het jaar 2003 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.050. Hierbij is hij onder meer uitgegaan van:
Uitgaven ziektekosten € 2.335
Arbeidsongeschiktheidsaftrek € 757
Persoonsgebonden aftrek totaal € 3.092
Drempel € 2.271
Met dagtekening 31 oktober 2006 heeft verweerder aan eiser een aanslag IB/PVV 2003 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.218. Daarbij heeft verweerder de persoonsgebonden aftrek gecorrigeerd met € 64. Dit bedrag is als volgt samengesteld:
Uitgaven wegens ziektekosten € 2.335
Drempel € 2.271-/-
Totaal € 64
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft verweerder de aanslag gehandhaafd. Vervolgens heeft eiser beroep aangetekend bij de rechtbank.
Eiser heeft, naar aanleiding van de zitting van 4 juli 2007, op 26 juli 2007 een uitkering aangevraagd bij het UWV op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering jonggehandicapten (wajong). Bij brief van 28 augustus 2007 heeft het UWV hierop beslist.
Verweerder heeft, in reactie op de brief van het UWV, in zijn brief van 12 september 2007 aangegeven dat hij de aanslagen IB/PVV over 2002 en 2003 zal vaststellen met de gegevens die zijn aangegeven in de aangiften 2002 en 2003. Verder geeft verweerder aan dat eiser vanaf 2004 recht heeft op de jonggehandicaptenaftrek. Voor zover nodig zal hij de definitieve aanslagen hierop herzien.
3. Geschil
In geschil is of eiser recht heeft op de arbeidsongeschiktheidsaftrek.
4. Beoordeling van het geschil
De rechtbank leidt uit de brief van verweerder van 12 september 2007 af dat verweerder van mening is dat de aanslag IB/PVV 2003 overeenkomstig de aangifte kan worden vastgesteld. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen en het belastbaar inkomen uit werk en woning vaststellen op € 19.050.
Gelet op het hiervoor overwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken.
Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 805 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verstrekken van schriftelijke inlichtingen, met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
De rechtbank vindt geen aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van zijn bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken. Dit recht bestaat alleen indien de heroverweging waartoe artikel 7:11 Awb verplicht had moeten leiden tot een herroeping van de aanslag. Hiervan is in dit geval geen sprake. Eiser, op wie in deze de bewijslast rust, is pas in de beroepsfase met stukken gekomen die ertoe leiden dat het beroep gegrond moet worden verklaard.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de aanslag IB/PVV 2003 tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 19.050 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 805, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 39 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 1 oktober 2007
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.C.G.J. van Well, rechter, in tegenwoordigheid van M. Brouwer, griffier.
De rechter,
De griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.