Rechtbank Arnhem, 28-06-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:1468 BJ2755, AWB 06/4462
Rechtbank Arnhem, 28-06-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:1468 BJ2755, AWB 06/4462
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 28 juni 2007
- Datum publicatie
- 15 juli 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2755
- Zaaknummer
- AWB 06/4462
Inhoudsindicatie
Bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/4462
Uitspraakdatum: 28 juni 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X], wonende te [Z] eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer [H.26]) inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een verzuimboete.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 27 juni 2006 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij brief van 31 juli 2006, ingekomen bij de rechtbank op 4 augustus 2006, heeft eiser beroep ingesteld tegen die uitspraak op bezwaar.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2007 te Arnhem.
Namens verweerder is daar verschenen mr. [A]. Eiser is niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om nadere informatie te verstrekken. Bij brief van 18 april 2007 heeft verweerder hieraan voldaan. Eiser heeft bij brief van 10 mei 2007 een reactie op de door verweerder verstrekte informatie ingediend.
De rechtbank heeft vervolgens, met toestemming van partijen, zonder nadere mondelinge behandeling het onderzoek gesloten.
2. Geschil
In geschil is of verweerder eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3. Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een aanslagbiljet of van het afschrift van een voor bezwaar vatbare beschikking, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking, dan wel op de dag na die van de voldoening of de inhouding onderscheidenlijk de afdracht. Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
De dagtekening van de in bezwaar bestreden aanslag en boetebeschikking is 10 juni 2005. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat deze besluiten pas na die datum zijn verzonden, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is geëindigd op 22 juli 2005.
Eiser heeft gesteld dat hij bij brief van 15 juli 2005 bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag en boetebeschikking. Verweerder is niet bekend met dit bezwaarschrift.
Dienaangaande overweegt de rechtbank dat uit de door verweerder bij brief van 18 april 2007 overgelegde stukken blijkt dat verweerder op 8 november 2005 een bezwaarschrift met dagtekening 4 november 2005 heeft ontvangen. Tot de bijlagen van dit bezwaarschrift behoort onder meer een als ‘bezwaarschrift’ aangeduide brief van eiser met dagtekening 15 juli 2005.
In zijn reactie van 10 mei 2007 stelt eiser zich op het standpunt dat hij deze brief op 16 juli 2005 ter post heeft bezorgd. Zoals eiser ook al zelf aangeeft is hij echter niet in staat geweest om deze stelling met bewijsstukken te onderbouwen. Dit leidt ertoe dat eiser, op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het bezwaarschrift tegen de onderhavige aanslag en boetebeschikking binnen de bezwaartermijn heeft ingediend. De rechtbank moet er dan ook van uitgaan dat het bezwaarschrift eerst op 8 november 2005 door verweerder is ontvangen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Eiser heeft ondanks daartoe door de rechtbank in de gelegenheid gesteld te zijn, geen reden voor de overschrijding van de bezwaartermijn opgegeven. Derhalve neemt de rechtbank aan dat er geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan een niet-ontvankelijkverklaring.
Gelet op het vorenoverwogene heeft verweerder het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het beroep is ongegrond.
4. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
5. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 juni 2007
en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. I. Linssen, rechter, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.