Rechtbank Arnhem, 16-07-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:15 BJ2758, AWB 06/4706
Rechtbank Arnhem, 16-07-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:15 BJ2758, AWB 06/4706
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 16 juli 2007
- Datum publicatie
- 15 juli 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2758
- Zaaknummer
- AWB 06/4706
Inhoudsindicatie
Vennootschapsbelasting. Vorming pensioenvoorziening op basis van pensioengrondslag waarin een vast tantième is begrepen niet aanvaard.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/4706
Uitspraakdatum: 16 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] Beheer B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [V.36]) vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 248.182.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 25 juli 2006 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 23 augustus 2006, ontvangen bij de rechtbank op 28 augustus 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2007 te Arnhem.
Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. [A]. Namens verweerder is verschenen mr. [B] en [C].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.1 De heer [D] is directeur groot-aandeelhouder van eiseres. Tevens is hij werknemer bij eiseres.
2.2 In de notulen van de buitengewone algemene vergadering van aandeelhouders (hierna: ava) van eiseres op 18 november 1998 is onder punt 2 het navolgende opgenomen:
“Voorgesteld wordt aan de directieleden van de vennootschap en haar dochtervennootschap (verbeterde) pensioenrechten toe te kennen waarbij, indien en voor zover hierin nog niet is voorzien, de volgende uitgangspunten in acht worden genomen:
- (…)
- tot de pensioengrondslag behoort het vaste deel van het jaarlijkse tantième;
- (…)
De toe te kennen pensioenrechten zullen worden bepaald en vastgelegd in een nader op te stellen aanvullende arbeidsovereenkomst.
(…)
Na enige discussie wordt het voorstel met algemene stemmen aangenomen”
2.3 In een aanvullende arbeidsovereenkomst tussen eiseres en [D], welke van kracht is met ingang van 31 december 1998, is omtrent de pensioengrondslag - voor zover van belang - het navolgende bepaald:
“Basispensioengrondslag
(…) De basispensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris van de werknemer verminderd met (…).
Onder het jaarsalaris wordt verstaan 12 keer het vaste maandsalaris dat op het tijdstip van vaststelling van de pensioengrondslag voor de werknemer geldt, vermeerderd met de op dat tijdstip geldende vakantietoeslag en de loonbestanddelen in natura.”
2.4 In het jaar 2003 is door eiseres voor het eerst aan [D] een tantième toegekend. De hoogte hiervan was € 100.000.
2.5 Eiseres heeft bij haar aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2003 voor de berekening van de pensioenvoorziening ten behoeve van [D] het toegekende tantième van € 100.000 tot de pensioengrondslag gerekend. De hoogte van de pensioenvoorziening is berekend op € 450.953.
2.6 Verweerder heeft bij de aanslagregeling de berekening van de hoogte van de pensioenvoorziening gecorrigeerd met een bedrag van € 248.317 door het tantième buiten de pensioengrondslag te laten en voorts een hogere rekenrente te hanteren.
3. Geschil
In geschil is de hoogte van de gevormde pensioenvoorziening. Meer concreet spitst het geschil zich toe op het antwoord op de vraag of het in 2003 toegekende tantième tot de pensioengrondslag kan worden gerekend op grond waarvan de hoogte van de pensioenvoorziening wordt berekend.
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de door eiseres gehanteerde rekenrente juist is en het beroep op dat punt gegrond is. De correctie op dat punt bedraagt € 33.481.
4. Beoordeling van het geschil
De rechtbank stelt voorop dat de ava weliswaar een voorstel tot verbetering van pensioenrechten van haar directieleden heeft aangenomen, maar dat uit de notulen blijkt dat deze nog toe te kennen pensioenrechten nog nader zullen worden bepaald en vastgelegd in een aanvullende arbeidsovereenkomst. Hierbij dient in aanmerking te worden genomen dat niet voldoende is dat een dergelijk voornemen door de ava is uitgesproken, maar dat hiervoor de daadwerkelijke arbeids- en of pensioenovereenkomst - zoals door het bestuur van de vennootschap met haar werknemer overeengekomen - doorslaggevend is.
Vaststaat dat in het jaar 2003 de onder 2.3 genoemde aanvullende arbeidsovereenkomst tussen eiseres en [D] van kracht was, dat deze is opgemaakt na afloop van de hiervoor genoemde ava en dat daarin niet is opgenomen dat het vaste deel van het jaarlijkse tantième tot de basispensioengrondslag behoort.
De rechtbank leidt hieruit af dat eiseres kennelijk niet heeft beoogd dat de pensioentoezegging die zij in de aanvullende arbeidsovereenkomst deed aan [D] als werknemer zich zou uitbreiden tot het vaste deel van het jaarlijkse tantième. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit anders zou zijn. De niet nader onderbouwde stelling van eiseres dat de gemaakte afspraken niet juist in de aanvullende arbeidsovereenkomst zijn verwerkt, is daartoe onvoldoende.
Door bij de berekening van de hoogte van de pensioenvoorziening toch het in 2003 aan [D] toegekende tantième in aanmerking te nemen heeft eiseres, gelijk verweerder stelt, onzakelijk gehandeld. Dit betekent dat verweerder terecht het tantième buiten beschouwing heeft gelaten bij berekening van de pensioenvoorziening.
Verweerder heeft aangegeven dat bij het vaststellen van de aanslag evenwel ten onrechte de gehanteerde rekenrente is gecorrigeerd, zodat het belastbaar bedrag moet worden vastgesteld op € 214.701. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 214.701 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiseres te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiseres betaalde griffierecht van € 281 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 16 juli 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. I. Linssen, voorzitter, en mrs. J.J. Catsburg en A.M.F. Geerling, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L. van Benthem, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.