Home

Rechtbank Arnhem, 03-07-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:17 BJ2932, AWB 06/5690

Rechtbank Arnhem, 03-07-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:17 BJ2932, AWB 06/5690

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
3 juli 2007
Datum publicatie
17 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2932
Zaaknummer
AWB 06/5690

Inhoudsindicatie

Minas. Uitsluiting van begin- en eindvoorraden van geitenhouder in berekening van de heffingsgrondslag kan door de beugel.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/5690

Uitspraakdatum: 3 juli 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], gevestigd te [Z],

eiseres,

gemachtigde ing. [A], werkzaam bij [B] BV,

en

de inspecteur van de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

verweerder,

gemachtigde [C].

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres over het heffingsjaar 2003 op 7 maart 2006 een naheffingsaanslag fosfaatheffing (aanslagnummer [.]) opgelegd van

€ 28.755.

Op 3 april 2006 is een bezwaarschrift ingediend tegen de opgelegde naheffingsaanslag fosfaatheffing. Bij uitspraak op bezwaar van 19 juli 2006 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

Op 17 augustus 2006 is een verzoek om ambtshalve herziening van de uitspraak op bezwaar ingediend. Bij brief van 13 september 2006 is een reactie op dit verzoek gegeven.

Vervolgens doet verweerder op 22 september 2006 opnieuw uitspraak op bezwaar. Hierin bericht verweerder eiseres dat de uitspraak op bezwaar van 19 juli 2006 en de brief van 13 september 2006 worden ingetrokken en dat de naheffingsaanslag wordt verminderd tot een bedrag van € 22.248 op grond van de uitbreidingsregeling.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 26 oktober 2006, ontvangen bij de rechtbank Breda op 27 oktober 2006, beroep ingesteld. Rechtbank Breda heeft dit beroepschrift doorgestuurd naar Rechtbank Arnhem, al waar het is ontvangen op 30 oktober 2006.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van eiseres heeft vóór de zitting met dagtekening 10 mei 2007 nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn met tussenkomst van de rechtbank in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 mei 2007 te Arnhem.

Namens verweerder is verschenen [C]. Eiseres noch haar gemachtigde is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, verschenen.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres exploiteert een melkveebedrijf. Vanaf 2000 is het bedrijf overgeschakeld van rundvee naar melkgeiten. Eiseres houdt geiten op een potstal.

Ten gevolge van deze omschakeling is er een voorraadopbouw geweest van ruwvoer en mest die per saldo in latere jaren pas kan worden afgevoerd.

Verweerder heeft eiseres uitgenodigd tot het doen van de aangifte verfijnde mineralenheffingen over het heffingsjaar 2003 (hierna: aangifte). Deze heffingen dienden uiterlijk 1 september 2004 op aangifte te zijn voldaan. Eiseres heeft deze aangifte op 30 december 2005 gedaan middels het formulier “Verfijnde aangifte Minas 2003” (hierna: het formulier).

Uit deze aangifte blijkt dat eiseres in het heffingsjaar 2003 9.332 kg fosfaat heeft aangevoerd en 6.137 kg. fosfaat heeft afgevoerd. Het fosfaatoverschot in het heffingsjaar 2003 bedraagt derhalve 3.195 kg. Hierover is eiseres € 22.248 (saldo 3.195 -/- 723 kg vanwege uitbreidingsregeling = 2.472 kg. * € 9 per kilogram) aan fosfaatheffing verschuldigd. Eiseres is over het jaar 2003 geen stikstofheffing verschuldigd.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag fosfaatheffing correct is vastgesteld. Meer in het bijzonder is in geschil of eiseres een correctie op het overschot fosfaat mag toepassen ter grootte van de voorraadtoename mest en ruwvoer in 2003.

4. Beoordeling van het geschil

Ten aanzien van de ontvankelijkheid

De rechtbank overweegt ten aanzien van de ontvankelijkheid in beroep allereerst als volgt. Verweerder heeft op 19 juli 2006 uitspraak op bezwaar gedaan. Hierbij was geen rekening gehouden met de uitbreidingsregeling. Eerst bij besluit van 22 september 2006 wordt hier op ingegaan en is opnieuw uitspraak op bezwaar gedaan waarbij verweerder de uitspraak op bezwaar van 19 juli 2006 heeft ingetrokken. Zo bezien moet het besluit van 19 juli 2006 als het resultaat van niet afgeronde besluitvorming worden beschouwd. Het besluit van 22 september 2006 dient dan ook als de uitspraak op bezwaar te worden aangemerkt. Het beroep van 26 oktober 2006, ontvangen bij Rechtbank Breda op 27 oktober 2006, is mitsdien tijdig ingediend.

Ten aanzien van de naheffingsaanslag

Bij Wet van 2 mei 1997 (Stb. 360) is de Meststoffenwet (hierna: Msw) gewijzigd en is in Hoofdstuk IV het zogenaamde “mineralenaangiftesysteem” (hierna: Minas) ingevoerd. Deze wetswijziging is op 1 januari 1998 in werking getreden.

Gekozen kan worden tussen een forfaitaire aangifte (artikelen 14 e.v. Msw) of een verfijnde aangifte (artikelen 22 e.v. Msw).

De verfijnde mineralenheffing dient op aangifte te worden voldaan (artikel 28 Msw).

Grondslag voor de heffing zijn de belastbare hoeveelheden mineralen in een kalenderjaar, uitgedrukt in kilogrammen fosfaat en kilogrammen stikstof (artikel 23 Msw).

De belastbare hoeveelheid mineralen wordt bepaald door achtereenvolgens bij elkaar op te tellen de aangevoerde hoeveelheid mineralen, verminderd met de hoeveelheid afgevoerde mineralen en het toelaatbare mineralen verlies (artikel 24 Msw).

In artikel 48 Msw is bepaald dat er regels worden gesteld met betrekking tot de gevallen waarin de voorraden in de heffingsgrondslag kunnen worden betrokken. Met het Besluit voorraden Meststoffenwet van 28 oktober 1997, Stb. 659 (hierna: het Besluit) is hier invulling aan gegeven. Onder voorwaarden kunnen ten aanzien van mestproducerende bedrijven de voorraden in de heffingsgrondslag worden betrokken. Dit zijn bedrijven die de mest niet of slechts hoogst bezwaarlijk vaker dan eenmaal in de week uit het bedrijfsgebouw kunnen verwijderen en als gevolg daarvan hoge heffingen verschuldigd zouden zijn.

Voor deze specifieke regeling komen slechts in aanmerking bedrijven die dieren houden die vermeld staan op de bijlage behorende bij de op het Besluit gebaseerde Regeling voorraden Meststoffenwet. Geiten vormen de categorieën 600 en 601. Deze categorieën zijn niet in de bijlage opgenomen. Eiseres voldoet daarmee niet aan de voorwaarden en de begin- en eindvoorraad kunnen dan ook niet in de heffingsgrondslag worden betrokken. De naheffingsaanslag fosfaatheffing 2003 is bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 22 september 2006 correct vastgesteld.

Eiseres stelt dat geen sprake is van ‘verbruik van fosfaten’ en de voorraadtoename daarom niet belast zou moeten worden. Verweerder stelt hier echter correct tegenover dat deze voorraadtoename op een later moment kan worden gecompenseerd.

Hetgeen eiseres overigens aanvoert leidt niet tot een andere conclusie.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Munniks, griffier op 3 juli 2007

De rechter,

De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.