Home

Rechtbank Arnhem, 03-10-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:1667 BJ2946, AWB 06/5503

Rechtbank Arnhem, 03-10-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:1667 BJ2946, AWB 06/5503

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
3 oktober 2007
Datum publicatie
17 juli 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2007:BJ2946
Zaaknummer
AWB 06/5503

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Op grond van meerwaardeclausule aan broers betaald bedrag komt niet in mindering op de door belanghebbende met de verkoop van een melkquotum behaalde boekwinst.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/5503

Uitspraakdatum:3 oktober 2007

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag (aanslagnummer [H.26]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 257.892.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 21 september 2006 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 6 oktober 2006, ontvangen bij de rechtbank op 10 oktober 2006, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 september 2007 te Arnhem.

Namens eiser is verschenen zijn gemachtigde, drs. [A], werkzaam bij [B] te [Q]. Namens verweerder is verschenen [C].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Met ingang van 1 april 1991 heeft eiser de onderneming - een melkveebedrijf - van zijn vader overgenomen. De overname heeft plaatsgehad met toepassing van de doorschuiffaciliteit van artikel 17 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964). Tot de door eiser overgenomen bedrijfsmiddelen behoorde een melkquotum van 279.236 kilogram.

De notariële akte van 28 juni 1991 waarin de overname is vastgelegd bevat onder meer de volgende zogenaamde meerwaardeclausule:

“……….

De koper verbindt zich om indien hij voor één april tweeduizendzestien mocht overgaan tot vervreemding van het geheel of een gedeelte van het hiervoor breder omschreven onroerend goed en/of de heffingvrije melkhoeveelheid binnen één maand nadat de vervreemding heeft plaatsgehad in contanten op te leggen ter verdeling tussen hem, koper, en de andere kinderen van de verkoper, ieder voor een gelijk deel, een bedrag gelijk aan hetgeen hij bij die vervreemding meer ontvangt dan de thans door hem betaalde aankoopsom, nadat dit bedrag eerst is vermeerderd met de thans door hem betaalde kosten van aankoop en verder met inachtneming van de volgende bepalingen: ……..”

In 2002 is 200.000 kilogram van het melkquotum door eiser verkocht waarbij een boekwinst van € 394.730 is behaald. De doorbetalingsverplichting uit hoofde van voornoemde meerwaardeclausule beloopt een totaalbedrag van € 187.211. Eiser heeft laatstgenoemd bedrag op zijn fiscale resultaat over 2002 in mindering gebracht en heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.681. Verweerder heeft de doorbetalingsverplichting niet als fiscale bedrijfslast geaccepteerd, een correctie ad

€ 187.211 aangebracht en het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op

€ 257.892.

3. Geschil

In geschil is of verweerder de aanslag IB/PVV over 2002 tot het juiste bedrag heeft opgelegd. Het geschil spitst zich toe op het antwoord op de vraag of de doorbetalingsverplichting uit hoofde van de meerwaardeclausule ad € 187.211 op eisers winst in mindering kan worden gebracht.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Artikel 17, van de Wet IB 1964, voor zover hier van belang, luidt als volgt:

“1. Indien de belastingplichtige een voor zijn rekening gedreven onderneming - een gedeelte van een onderneming daaronder begrepen - overdraagt in een geval als bedoeld in het tweede lid, wordt voor het bepalen van de uit die onderneming in het kalenderjaar van overdracht genoten winst de onderneming geacht niet te zijn gestaakt, mits zowel de belastingplichtige als degene die de onderneming voortzet dit verzoekt. Alsdan wordt degene aan wie de onderneming is overgedragen voor het bepalen van de winst van de onderneming en de toepassing van de artikelen 11 en 11a geacht in de plaats te zijn getreden van degene die de onderneming heeft overgedragen. Het verzoek wordt bij de aangifte gedaan.

2. Het eerste lid is van toepassing ingeval de belastingplichtige overdraagt aan:

a. een kind, pleegkind of kleinkind, of hun echtgenoot, mits de belastingplichtige die overdraagt hetzij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, hetzij voor 45 percent of meer arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 46, vierde lid, onderdeel a;

(…..)”

Op grond van genoemd artikel heeft eisers vader bij de overdracht van zijn onderneming in 1991 niet behoeven af te rekenen over onder meer de op het melkquotum behaalde overdrachtswinst. Eiser diende het verkregen melkquotum in zijn fiscale balans te boek te stellen voor dezelfde waarde als die waarvoor het quotum was opgenomen in de fiscale (eind)balans van zijn vader en moest deze waarde voor zijn fiscale winstberekening als uitgangspunt nemen.

Indien en voor zover geruisloos wordt doorgeschoven neemt de voortzetter (eiser) de fiscale positie van zijn rechtsvoorganger (de vader) in. Dit betekent dat hij de fiscale claim die op de stille reserves rust voor zijn rekening neemt, hetgeen door partijen kan worden verdisconteerd in de hoogte van de overnameprijs die de voortzetter aan de overdrager moet voldoen.

Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke wetsuitleg mee dat eiser in 2002 moet afrekenen over de door zijn vader doorgeschoven boekwinst, nu deze in 2002 is gerealiseerd.

De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraken van de Hoge Raad van 9 april 2004, BNB 2004/273, Hof Amsterdam van 8 september 1999, VN 2000/5.12 en het Hof ’s-Hertogenbosch van 13 mei 2003, VN 2003/42.1.8. In deze zaken betrof het weliswaar een partiële doorschuiving met toepassing van de Resolutie van 14 december 1987, BNB 1988/56, maar voor deze faciliteit is aansluiting gezocht bij artikel 17 van de Wet IB 1964. Zo bezien is genoemde jurisprudentie ook relevant voor de thans voorliggende zaak.

Eisers opvatting dat de doorschuiffaciliteit van artikel 17 van de Wet IB 1964 onverlet laat dat de overdrager (de vader) belastingplichtig blijft voor de boekwinst behaald bij de latere vervreemding door de voortzetter (eiser), vindt geen steun in het recht. De tweede volzin van het eerste lid van artikel 17, van de Wet IB 1964 bepaalt immers dat de degene aan wie de onderneming is overgedragen voor het bepalen van de winst van de onderneming geacht wordt in de plaats te zijn getreden van degene die de onderneming heeft overgedragen. Dat hierbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen jaarwinst en stakingswinst valt naar het oordeel van de rechtbank niet in genoemde bepaling te lezen en is evenmin in overeenstemming met de strekking van die bepaling.

Nu verder vast staat dat sinds de overname van het quotum door eiser in 1991 geen waardeaangroei heeft plaatsgehad, dient het gehele bedrag ad € 187.211 in eisers resultaat te worden meegenomen aangezien dit geheel betrekking heeft op de bij eisers vader ontstane stille reserves.

Hetgeen eiser meer of anders heeft aangevoerd brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 3 oktober 2007

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. V.M. van Daalen - Mannaerts, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. D.J. Vecht, rechters, in tegenwoordigheid van

mr. I. Lampe-Selanno, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.