Rechtbank Arnhem, 12-11-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:1774 BL7398, AWB 06/5825
Rechtbank Arnhem, 12-11-2007, ECLI:NL:RBARN:2007:1774 BL7398, AWB 06/5825
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 12 november 2007
- Datum publicatie
- 15 maart 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2007:BL7398
- Zaaknummer
- AWB 06/5825
Inhoudsindicatie
Er is sprake van gebreken die zodanig zijn dat niet kan worden gesproken van een deugdelijke en betrouwbare grondslag voor de winstberekening. Eiseres heeft de administratieplicht geschonden. Derhalve volgt omkering van de bewijslast.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/5825
Uitspraakdatum: 12 november 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Zwolle, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2003 een navorderingsaanslag (aanslagnummer [00].V37.0112) vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 209.271, alsmede een vergrijpboete van 50%.
Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 3 oktober 2006 de navorderingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 7 november 2006, ontvangen bij de rechtbank op 8 november 2006, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2007 te Arnhem.
Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde [gemachtigde], tot bijstand vergezeld van [A] en [B], administratrice van eiseres. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [gemachtigde].
Partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. De rechtbank rekent deze pleitnota’s tot de gedingstukken.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde eiseres in de gelegenheid te stellen om nadere informatie te verstrekken over de eerdere boekenonderzoeken, alsmede om verklaringen van medewerkers van eiseres te verstrekken.
Eiseres heeft bij brief van 18 juni 2007 nadere informatie verstrekt. Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 5 juli 2007. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiseres exploiteert een metaalrecyclingbedrijf. Aan eiseres worden door diverse leveranciers partijen metalen aangeboden. Dit betreft soms partijen die vervuild zijn en bestaan uit verschillende metalen. Daarnaast neemt eiseres werken aan zoals de sloop van kunstwerken, fabriekshallen, treinstellen, etc. Afhankelijk van het werk worden de bij genoemde sloopwerkzaamheden beschikbaar komende materialen gescheiden.
In 1997 heeft bij eiseres een boekenonderzoek plaatsgehad waarvan met dagtekening 13 juni 1997 een rapport is opgemaakt. Onder punt 2.1.1. “Kasadministratie” is - voor zover relevant - het navolgende vermeld:
“De kasadministratie wordt dagelijks opgemaakt. Tevens wordt kascontrole toegepast. Eventuele kasverschillen worden in het kasboek genoteerd. De contante uitgaven betreffen voor het grootste gedeelte de inkopen van ijzer en metalen. Van deze inkoop is een doorslag aanwezig met de weeggegevens, de naam en woonplaats, de hoeveelheid en de prijs.”
Met dagtekening 24 december 2004 is de aanslag vennootschapsbelasting 2003 opgelegd conform de ingediende aangifte.
In oktober 2005 is aangekondigd dat bij eiseres een boekenonderzoek zou worden ingesteld. Het onderzoek betrof – onder meer – de aanvaardbaarheid van de aangifte vennootschapsbelasting 2003 en heeft zich beperkt tot de goederenbeweging en de daarbij behorende geldbeweging. Van de bevindingen van het onderzoek is een rapport opgemaakt met dagtekening 23 mei 2006.
Onder punt 3.1.1. “Niet voldoen aan de bewaarplicht (artikel 52, lid 4 Algemene wet inzake rijksbelastingen)” van het rapport is - voor zover relevant - vermeld:
“De belastingplichtige heeft niet voldaan aan de bewaarplicht. De volgende onderdelen van de administratie zijn niet bewaard: het kasboek.”
Onder punt 6 “Inkopen” van het rapport is het navolgende vermeld:
“Tijdens het onderzoek zijn ons een dertig door belastingplichtige uitgeschreven inkoopbonnen opgevallen, omdat deze inkopen van meer dan 50.000 kg weergeven. De op deze bonnen vermelde ingekochte kilogrammen variëren van 51.640 kg tot 171.430 kg. Deze gewichten kunnen niet door één vrachtauto in één rit zijn vervoerd. De bonnen vermelden “contant N.N.B.” (Naam Niet Bekend). In een tweetal gevallen vermelden de bonnen geen datum. Geen van de bonnen vermeldt weegbruggegevens.
Volgens mevrouw [B] zou het hier gaan om verzamelbonnen van meerdere leveringen waar indertijd wel weegbrugbonnen van aanwezig zouden zijn. Deze bonnen zijn na het opmaken van de verzamelbon niet bewaard gebleven.
Het is niet aannemelijk dat men niet weet en niet meer kan achterhalen waar men dergelijke grote inkopen heeft gedaan, aan wie de bedragen contant zijn uitbetaald en wanneer de bedragen contant zijn uitbetaald. Het is dan ook niet aannemelijk dat dergelijke grote “anonieme inkopen” daadwerkelijk inkopen betreffen of in ieder geval volledig op inkopen betrekking hebben. Belastingplichtige kan ons niet door middel van bescheiden aannemelijk maken dat deze onder “contante inkopen” geboekte bedragen inderdaad op het inkopen ijzer en metalen betrekking heeft en derhalve terecht ten last van de winst zijn geboekt.
(…)
Bovendien hebben wij gewezen op de inlichtingenverplichtingen zoals die zijn bedoeld in artikel 47 van de AWR. Wij hebben er voorts op gewezen dat gezien de kwaliteit van de administratie en het ontbreken van de wil om informatie te verstrekken, die zonder twijfel bekend is, er eventueel sprake kan zijn van verzwaring van de bewijslast. De consequenties hiervan zijn beschreven in de art. 25 lid 6b en 27e van de AWR.
Mede door het weigeren van de namen van de leveranciers te noemen heeft belastingplichtige in dit geval de inkopen, zoals hij die van de genoemde bonnen heeft geboekt, niet aannemelijk gemaakt.”
Tijdens de controle heeft verweerder geconstateerd dat voor deze boekingen “contante inkopen” sprake is van uitgaande kasstromen voor een bedrag van € 192.787 en dat deze kasstromen op geen enkele wijze te koppelen zijn aan ingaande goederenstromen in de onderneming.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek is aan eiseres de onderhavige navorderingsaanslag opgelegd, waarbij de aangegeven belastbare winst met een bedrag van € 192.787 is verhoogd tot € 402.508.
3. Geschil
Tussen partijen is in geschil of:
-er sprake is van omkering van de bewijslast;
-een bedrag van € 192.787 wegens contante inkopen ten laste van de winst kan worden gebracht;
-sprake is van schending van het vertrouwensbeginsel;
-de boete terecht en tot de juiste hoogte is opgelegd.
4. Beoordeling van het geschil
Verwerping administratie
Artikel 27e, aanhef en onderdeel b, AWR bepaalt voorzover van belang, dat de rechtbank het beroep van de belastingplichtige ongegrond verklaart indien niet volledig is voldaan aan de verplichtingen van artikel 52 AWR, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op het bezwaar onjuist is.
In artikel 52 AWR is, voor zover hier van belang, bepaald dat administratieplichtigen gehouden zijn van hun vermogenstoestand en van alles betreffende hun bedrijf naar de eisen van dat bedrijf op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde hun rechten en verplichtingen alsmede de voor de heffing van belasting overigens van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken.
Verweerder is van opvatting dat de administratie van eiseres niet kan dienen als betrouwbare basis voor de fiscale winstberekening op grond van de volgende gebreken:
- onvolledige inkoopadministratie: bij inkoop van oude materialen van meer dan 50.000 kg vindt geen registratie plaats van
datum, soort en hoeveelheid goederen, naam en adres van verkoper en koopsom per verhandelde hoeveelheid,
- gebreken in kasadministratie: er is geen dagelijkse aansluiting te maken tussen de primaire bescheiden, de
contantbonnen en de uitgaande kasstroom, en er is geen adequate kwijting (door middel van ondertekende kwitanties) bij
het uitbetalen van substantiële bedragen,
- ontbreken van een voorraadadministratie.
Door eiseres worden de geconstateerde gebreken in de administratie niet betwist. Wel voert eiseres aan dat gelet op de aard en omvang van de onderneming aan de administratie van eiseres in redelijkheid niet de door verweerder gestelde eisen mogen worden gesteld. De rechtbank kan dit betoog niet onderschrijven. Ongeacht de aard en omvang van de onderneming dient de administratie voldoende waarborgen te bieden dat alle inkopen, verkopen en kasstromen in de boeken zijn verantwoord. Uit de door verweerder geconstateerde gebreken blijkt dat de administratie van eiseres onvoldoende waarborgen biedt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze gebreken zodanig dat niet kan worden gesproken van een deugdelijke en betrouwbare grondslag voor de winstberekening. Eiseres heeft de administratieplicht zoals neergelegd in artikel 52 AWR derhalve geschonden. Deze schendingen zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat op grond daarvan plaats is voor toepassing van de bewijsregel van artikel 27e AWR (omkering en verzwaring van de bewijslast).
Alsdan is het aan eiseres om overtuigend de onjuistheid van de correctie aan te tonen. Met hetgeen eiseres heeft aangevoerd - waaronder met name de getuigenverklaringen van 12 juni 2007 van haar medewerkers die slechts de door gevolgde handelwijze bij de inkopen bevestigen - heeft zij niet overtuigend de onjuistheid van de correctie aangetoond.
De zogenoemde omkering van de bewijslast ontslaat verweerder evenwel niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correctie niet naar willekeur vast te stellen. De navorderingsaanslag dient te berusten op een redelijke schatting (vgl. HR 29 september 1993, BNB 1993/330). Verweerder heeft de correctie gebaseerd op de dertig aangetroffen inkoopbonnen die zien op de inkoop van meer dan 50.000 kg ijzer, die intern zijn opgemaakt op basis van verschillende inkopen, waarop geen naam van de leverancier is vermeld, en ter zake waarvan geen weegbonnen aanwezig zijn. Nu verweerder deze inkoopbonnen ten grondslag heeft gelegd aan de correctie, kan niet worden gezegd dat de correctie willekeurig is vastgesteld.
Vertrouwensbeginsel
Eiseres beroept zich voorts erop dat het vertrouwensbeginsel is geschonden, nu de wijze van administreren van inkopen in een eerder boekenonderzoek aan de orde is geweest en deze handelwijze destijds door verweerder is toegestaan. Zij verwijst daarbij naar de passage zoals opgenomen onder 2.1.1. van het rapport met dagtekening 13 juni 1997.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt reeds omdat de handelwijze ten tijde van het boekenonderzoek blijkens het rapport van 13 juni 1997 niet gelijk was aan de handelwijze in 2003. Tijdens het eerdere onderzoek waren immers doorslagen aanwezig waarin de weeggegevens van de ingekochte goederen alsmede de naam en woonplaats van de leverancier stonden vermeld. Deze informatie is in 2003 niet aanwezig. Eiseres heeft haar stelling dat ten tijde van het eerdere onderzoek ook werd gewerkt met de zogenoemde “NNB”-bonnen niet aannemelijk gemaakt.
Boete
De rechtbank merkt allereerst op dat gelet op het arrest HR 27 juni 2001, BNB 2002/27, r.o. 3.5, in een boetezaak als de onderhavige het EVRM of het IVBPR niet eraan in de weg staat dat de grondslag van de boete - die wordt gevormd door de belastingaanslag - is komen vast te staan door toepassing van de omkering van de bewijslast. Ingevolge (de wetsgeschiedenis van) art. 27e, laatste volzin, AWR vindt de omkering alleen geen toepassing voor de vraag of sprake is van opzet of grove schuld. Daarom dient verweerder - bij gemotiveerde betwisting door eiseres - aannemelijk te maken dat sprake is van opzet of grove schuld.
De rechtbank acht verweerder geslaagd in dit bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank moet eiseres zich ervan bewust zijn geweest dat haar handelwijze met betrekking tot de kas- en inkoopadministratie onjuist was of dat haar handelwijze het reële risico in zich droeg dat de primitieve aanslag tot een te laag bedrag zou worden vastgesteld. Derhalve moet worden geconcludeerd dat het aan haar opzet, althans ten minste aan haar voorwaardelijk opzet, is te wijten dat de primitieve aanslag tot een te laag bedrag is vastgesteld. Verweerder heeft dan ook terecht een vergrijpboete opgelegd. De rechtbank acht in dezen een vergrijpboete van 50% passend en geboden.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. I. Linssen, voorzitter, en mrs. A.J.H. van Suilen en G.D. van Norden, rechters, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.