Home

Rechtbank Arnhem, 10-01-2008, BC2414, AWB 07/1005

Rechtbank Arnhem, 10-01-2008, BC2414, AWB 07/1005

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
10 januari 2008
Datum publicatie
22 januari 2008
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2008:BC2414
Zaaknummer
AWB 07/1005

Inhoudsindicatie

Resultaat uit overige werkzaamheden. Cessie van te ontvangen maar nog niet vervallen huurtermijnen. Artikel 3.94 van de Wet IB 2001: belast als resultaat uit werkzaamheid is het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden behaald met een werkzaamheid. Artikel 3.95 van de Wet IB 2001: behoudens enige uitzonderingen is het winstregime van toepassing. Het bepaalde in artikel 3.94 en 3.95 van de Wet IB 2001 brengt mee dat hierop ook het leerstuk van kapitaalstortingen en –onttrekkingen van toepassing is. Onzakelijk handelen dient te worden gecorrigeerd. Voor- en nadelen die door persoonlijke, niet-zakelijke motieven zijn ontstaan, hebben mitsdien geen invloed op het fiscale resultaat. Eiseres heeft door afstand te doen van de huurtermijnen zich om persoonlijke redenen een voordeel laten ontgaan. Dit bedrag moet worden beschouwd te zijn onttrokken aan het werkzaamheidsvermogen. Het bedrag van de geschonken huurtermijnen behoort derhalve tot het resultaat uit werkzaamheid.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 07/1005

Uitspraakdatum: 10 januari 2008

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[X], wonende te [Z], eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/[P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Aan eiseres is voor het jaar 2001 een aanslag (aanslagnummer [aanslagnummer]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.207, waaronder € 738 aan resultaat uit overige werkzaamheden.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 januari 2007 de aanslag verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.614.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 21 februari 2007, ontvangen bij de rechtbank op 21 februari 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2007 te Arnhem.

Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, drs. [A], tot bijstand vergezeld door mr. [B]. Namens verweerder is verschenen mr. [C].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

Eiseres is buiten gemeenschap van goederen gehuwd met [Y] (hierna: de echtgenoot). Samen hebben zij een zoon, [D], geboren [geboortedatum]. De zoon woont zelfstandig. Eiseres is [beroep]. Haar echtgenoot is [beroep] en participeert middels [E] B.V. in de maatschap [F] (hierna: de maatschap).

Eiseres is samen met de echtgenote van een andere maat in de maatschap mede-eigenaar van de onroerende zaak [a-][straat 1] te [Z] (hierna: de onroerende zaak). De onroerende zaak wordt verhuurd aan de maatschap.

Bij notariële akte van schenking van 30 juli 2001 heeft eiseres aan haar zoon bij wijze van cessie de voor de onroerende zaak te ontvangen maar nog niet vervallen huurtermijnen voor de maanden augustus en september 2001 ad f 4.215 per maand geschonken. De cessie is op dezelfde datum door de maatschap erkend. Op 28 augustus 2001 is op de bankrekening van de zoon onder vermelding van “ huur kantoor augustus 2001” een bedrag van f 4.250 bijgeschreven. Een zelfde bedrag is op die rekening op 26 september 2001 onder vermelding van “huur kantoor september 2001” bijgeschreven.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of ter zake van de nog niet vervallen huurtermijnen die eiseres heeft geschonken aan haar zoon terecht een bedrag van € 3.826 (f. 8.430) als resultaat uit overige werkzaamheden in de heffing is betrokken.

Eiseres beantwoordt deze vraag ontkennend. Verweerder beantwoordt die vraag bevestigend.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot één rekening houdend met een resultaat uit overige werkzaamheden van € 6.185. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Niet in geschil is dat de verhuur door eiseres van haar deel van de onroerende zaak aan de maatschap waarin haar echtgenoot middels zijn persoonlijke houdstermaatschappij deelneemt, voor haar een werkzaamheid vormt in de zin van artikel 3.92, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).

Eiseres stelt dat de gecedeerde huurtermijnen niet tot het resultaat uit overige werkzaamheden behoren, omdat het toekomstige vorderingen zijn en goed koopmansgebruik meebrengt dat die vorderingen eerst kunnen worden belast wanneer zij zijn gerealiseerd. Volgens eiseres behoren de huurtermijnen bij realisatie tot het inkomen van haar zoon.

In artikel 3.94 van de Wet IB 2001 is bepaald dat belast is als resultaat uit werkzaamheid het bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder welke naam en in welke vorm ook, worden behaald met een werkzaamheid. Op grond van artikel 3.95 van de Wet IB 2001 is daarop, behoudens enige uitzonderingen, het winstregime van toepassing. Het bepaalde in artikel 3.94 en 3.95 van de Wet IB 2001 brengt mee dat hierop ook het leerstuk van kapitaalstortingen en –onttrekkingen van toepassing is. Onzakelijk handelen dient te worden gecorrigeerd. Voor- en nadelen die door persoonlijke, niet-zakelijke motieven zijn ontstaan, hebben mitsdien geen invloed op het fiscale resultaat.

Eiseres heeft door afstand te doen van de huurtermijnen over de maanden augustus en september van het betrokken jaar zich om persoonlijke redenen een voordeel laten ontgaan van € 3.826 (f 8.430). Dit bedrag moet worden beschouwd te zijn onttrokken aan het werkzaamheidsvermogen. Het bedrag van de geschonken huurtermijnen behoort derhalve tot het resultaat uit werkzaamheid. Nu de cessie en het verval van de huurtermijnen beide in 2001 hebben plaatsgevonden, is het voordeel in dat jaar belast en kan in het midden kan blijven op welk moment in dat jaar het voordeel is opgekomen.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 10 januari 2008 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Lampe-Selanno, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.