Home

Rechtbank Arnhem, 15-10-2008, BF9965, AWB 08/308

Rechtbank Arnhem, 15-10-2008, BF9965, AWB 08/308

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
15 oktober 2008
Datum publicatie
16 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2008:BF9965
Zaaknummer
AWB 08/308

Inhoudsindicatie

Telefoonkosten gemaakt voor noodzakelijke medische consulten zijn niet als buitengewone uitgaven wegens ziekte aftrekbaar.

Eisers echtgenote wordt wegens een ernstige ziekte opgenomen in een buitenlands ziekenhuis. Eiser wordt benoemd tot haar gemachtigde om toestemming te kunnen geven voor bepaalde medische handelingen. Eiser neemt voor advies telefonisch contact op met een geneeskundige in Nederland. De aan deze telefoongesprekken toe te rekenen kosten zijn volgens de rechtbank niet aan te merken als uitgaven voor geneeskundige hulp als bedoeld in artikel 6.17 van de Wet IB 2001.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 08/308

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 15 oktober 2008

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2004 een aanslag (aanslagnummer [H.46]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) naar een inkomen uit werk en woning van € 73.515 opgelegd.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 november 2007 de aanslag gehandhaafd.

Bij brief van 19 december 2007, ontvangen bij de rechtbank op 28 december 2007, heeft eiser beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 september 2008 te Arnhem.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door de heer [A], gemachtigde. Namens verweerder is verschenen mevrouw [B].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Tijdens een vakantie van eiser en zijn echtgenote in Duitsland in het najaar van het jaar 2003 heeft zijn echtgenote een ernstige - levensbedreigende - ziekte opgelopen. Zij werd gedurende twee maanden opgenomen in een Duits ziekenhuis. Omdat zijn echtgenote in coma was, is eiser door een Duits Amtsgericht (rechtbank) aangewezen als haar Betreuer (gevolmachtigde). Deze aanwijzing was noodzakelijk om aan de behandelende Duitse artsen toestemming te kunnen geven voor bepaalde medische handelingen.

Omdat de door de Duitse artsen voorgestelde medische handelingen vergaande gevolgen konden hebben en om die behandelingen volledig te kunnen begrijpen, heeft eiser meermalen telefonisch advies gevraagd [C], directeur/medisch specialist van het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam. De heer [C] heeft tenminste acht maal contact opgenomen met de behandelende Duitse artsen en vervolgens eiser geïnformeerd en geadviseerd.

Eiser heeft voor de telefonische contacten met de heer [C] gebruik gemaakt van de mobiele telefoon die aan hem door zijn werkgever ter beschikking was gesteld. De mobiele telefoon is tevens gebruikt voor overleg, vanaf de camping in Duitsland waar eiser verbleef, met de Duitse artsen en met de familie, de alarmcentrale en de verzekeraar.

In het jaar 2004 heeft de werkgever een gedeelte van de telefoonkosten met betrekking tot de periode van het verblijf in Duitsland aan eiser in rekening gebracht. De totale telefoonkosten bedroegen € 3.653, waarvan eiser € 2.393 in het jaar 2004 aan zijn werkgever heeft vergoed.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of de kosten van het gebruik van de mobiele telefoon voor overleg met de heer [C] en de Duitse artsen aangemerkt kunnen worden als onder de buitengewone uitgaven te rangschikken ziektekosten.

Deze vraag wordt door eiser bevestigend en door verweerder ontkennend beantwoord.

Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van de uitspraak op bezwaar.

Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Ontvankelijkheid

Eiser is ontvankelijk in zijn beroep, zoals ook verweerder aanneemt, hoewel de brief van 19 december 2007 buiten de beroepstermijn is ontvangen. Hierbij is van belang dat eiser bij brief van 12 november 2007 bij verweerder bezwaar heeft gemaakt tegen diens afwijzende uitspraak van 9 november 2007. Deze brief had door verweerder als beroepschrift moeten worden doorgezonden aan de rechtbank op de voet van artikel 6:15 Awb. De brief van 12 november 2007 geldt derhalve als een tijdig ingediend beroepschrift.

5. Beoordeling van het geschil

5.1 Buitengewone uitgaven wegens ziekte

Het eerste lid van artikel 6.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de wet) luidt voor het jaar 2004 voor zover van belang als volgt:

“Als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling worden aangemerkt de daarmee verband houdende:

a. uitgaven voor genees-, heel- en verloskundige hulp, met inbegrip van farmaceutische en andere hulpmiddelen en vervoer;”

Artikel 6.17 van de wet is de opvolger van het nagenoeg gelijkluidende artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling blijkt dat uitgaven ter zake van ziekte uitsluitend aftrekbaar zijn indien en voorzover zij in direct verband met een ziekte kunnen worden gebracht en de belastingplichtige zich daaraan op grond van medische noodzaak redelijkerwijs niet kan onttrekken. Ter afbakening van niet aftrekbare uitgaven heeft de wetgever aangegeven dat zijn gedachten daarbij uitgaan naar uitgaven die op grond van de AWBZ of de toen geldende Ziekenfondswet voor vergoeding of verstrekking in aanmerking komen (MvT, Wet van 24 december 1970, Stb. 604, blz 17).

Bij het opnemen per 1 januari 2001 van artikel 6.17 in de wet heeft de wetgever opgemerkt dat met de gewijzigde formulering geen inhoudelijke wijziging ten opzichte van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 is beoogd. Het nieuwe artikel 6.17 geeft volgens de toelichting een limitatieve opsomming van posten die als uitgaven wegens ziekte, invaliditeit en bevalling worden aangemerkt (MvT, Kamerstukken II 1998/99, 26 727, nr. 3, blz. 257).

Ter zitting heeft verweerder aangegeven de medische noodzaak tot het voeren van de telefoongesprekken met de heer [C] en de Duitse artsen niet te weerspreken. Wel handhaaft verweerder het standpunt dat de telefoonkosten niet als ziektekosten kunnen worden aangemerkt. Voor het geval de rechtbank daar anders over zou oordelen, is verweerder van mening dat de direct aan overleg met de heer [C] en de Duitse artsen toe te rekenen kosten lager zijn dan door eiser bepleit.

Uit de tekst van de wet en de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever een beperkt begrip ziektekosten voor ogen heeft gehad. Slechts uitgaven voor daadwerkelijke genees- of heelkundige hulp zijn aftrekbaar. Uitgaven voor het voeren van telefoongesprekken met artsen vallen naar het oordeel van de rechtbank naar hun aard niet onder uitgaven voor genees- of heelkundige hulp en vallen – zoals door verweerder onweersproken gesteld – evenmin onder het vergoedingen- of verstrekkingenpakket van Ziekenfondswet of AWBZ.

De omstandigheid dat er een causaal verband is tussen de ziekte van de echtgenote van eiser en de telefoonkosten is niet voldoende voor aftrekbaarheid. Weliswaar is een causaal verband tussen uitgaven en ziekte wel vereist, maar dat is niet voldoende voor aftrekbaarheid. Naast dat causale verband is tevens vereist dat de uitgaven naar hun aard beantwoorden aan één van de omschrijvingen van artikel 6.17 van de wet. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 39 416, BNB 2005/190. In dit arrest besliste de Hoge Raad dat de uitgaven voor bijstand door een advocaat, gemaakt ter verkrijging of behoud van geneeskundige hulp, naar hun aard niet onder de in de wet opgenomen categoriën kunnen worden gerangschikt en daarom niet voor aftrek in aanmerking komen. In dezelfde lijn ligt het arrest van de Hoge Raad van 19 september 1990, nr. 26 851, BNB 1990/308. In dit arrest achtte de Hoge Raad de kosten van een in verband met een ziekte aangeschafte semafoon niet aftrekbaar.

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat de onderhavige uitgaven niet kunnen worden aangemerkt als uitgaven wegens ziekte als bedoeld in artikel 6.17 van de wet.

5.2. Opgewekt vertrouwen

Eiser heeft nog aangevoerd dat verweerder in het kader van de behandeling van het bezwaarschrift in zijn brief van 8 augustus 2007 heeft aangeboden een bedrag van € 250 als kosten van medische consulten in aftrek toe te laten. Omdat verweerder akkoord is gegaan met de aftrek van telefoonkosten voor medische consulten, dient hiervoor volgens eiser een aftrek van € 2.393 te gelden. De rechtbank begrijpt dit betoog als een beroep op het vertrouwensbeginsel.

In de brief van 8 augustus 2007 schrijft verweerder dat telefoonkosten die wel verband houden met de ziekte, maar niet in direct verband staan met die ziekte, niet in aftrek kunnen worden gebracht. Verweerder doelt hierbij op telefonische contacten met bijvoorbeeld familieleden en met de alarmcentrale. Verder merkt verweerder in deze brief op:

“Telefoonkosten in verband met “medische consulten” kunnen eventueel wel in aftrek worden gebracht. Uit de verklaring van Dr. A. [C] blijkt, dat er telefonische contacten zijn geweest. Ik ben bereid voor “medische consulten” alsnog een bedrag van € 250 aftrek te verlenen.”

Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat de geciteerde passage in deze brief bedoeld is geweest als een (vervallen) compromisaanbod. Naar het oordeel van de rechtbank kon deze brief door eiser niet worden opgevat als een onvoorwaardelijke toezegging van verweerder om in ieder geval een bedrag van € 250 in aftrek toe te laten. Het gebruik van de woorden “eventueel” en “ik ben bereid” brengen met zich mee dat het voor eiser duidelijk moet zijn geweest dat geen sprake was van een eenzijdige toezegging van verweerder, maar van een compromisaanbod, onder het voorbehoud van beëindiging van het geschil.

In zijn brief van 12 september 2007 wijst de gemachtigde van eiser verweerder er op dat nu verweerder eenmaal akkoord is gegaan met aftrek van telefoonkosten voor medische consulten, de aftrek dan € 2.393 moet bedragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser hiermee het aanbod van verweerder verworpen en stond het verweerder vrij bij uitspraak op bezwaar geen enkel bedrag als aftrekbare ziektekosten in aanmerking te nemen.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

6. Proceskosten

De rechtbank vindt geen aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken.

7. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 15 oktober 2008

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.I. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.P.J. Leenders, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.