Home

Rechtbank Arnhem, 24-12-2008, BG9423, AWB 08/2248

Rechtbank Arnhem, 24-12-2008, BG9423, AWB 08/2248

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
24 december 2008
Datum publicatie
16 januari 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2008:BG9423
Zaaknummer
AWB 08/2248

Inhoudsindicatie

Vorming herinvesteringsreserve niet mogelijk omdat onderneming is gestaakt. Geen sprake van bedrijfsverplaatsing.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 08/2248

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 24 december 2008

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst [te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2005 een aanslag (aanslagnummer [H.56]) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.858.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 19 maart 2008 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 29 april 2008, ontvangen door het Gerechtshof Amsterdam op dezelfde datum, beroep ingesteld. Het Gerechtshof Amsterdam heeft het beroep vervolgens op grond van artikel 6:15, eerste lid, van de Awb doorgezonden aan de rechtbank Arnhem, alwaar het beroep op 7 mei 2008 is binnengekomen.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 december 2008 te Arnhem.

Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. [A].

Namens verweerder is verschenen mr. [B].

Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan eiser.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiser dreef tot 15 augustus 2005 in de vorm van een eenmanszaak een snackbar te [Q]. De onderneming werd uitgeoefend in een gehuurd pand met een vloeroppervlak van ongeveer 68 m². In de snackbar was één persoon in loondienst werkzaam.

Eiser maakte bij het exploiteren van de snackbar tot 1 mei 2005 gebruik van de franchiseformule [C]. Op 1 mei 2005 heeft eiser – na afloop van de reguliere contractduur – de [C]-formule verlaten omdat hij de snackbar wilde verkopen en de kandidaat-koper geen gebruik wenste te maken van de [C]-formule. De exploitatie van de snackbar is daarna door eiser voortgezet onder de naam ´[D]´.

Per 15 augustus 2005 heeft eiser [D] verkocht aan een derde. Hierbij heeft eiser de goodwill, de handelsnaam, de inventaris en de huurrechten overgedragen aan de koper voor een bedrag van € 82.000. Het personeelslid is overgegaan naar de koper.

Bij overeenkomst van 3 april 2006 heeft eiser een snackbar in [Z] gekocht. Hierbij heeft eiser voor de goodwill, de huurrechten en de inventaris een bedrag van € 140.000 betaald. Eiser heeft het in de onderneming werkzame personeelslid overgenomen.

De exploitatie van de snackbar in [Z] vindt vanaf 1 juni 2006 voor rekening van eiser plaats. De onderneming wordt uitgeoefend in een gehuurd pand met een vloeroppervlak van ongeveer 70 m². Eiser exploiteert de snackbar met gebruikmaking van de franchiseformule Vork Cafetaria´s.

De jaarlijkse omzet en het bedrijfsresultaat van de snackbar in [Q] en van de snackbar in [Z] liggen op een vergelijkbaar niveau. De afstand tussen beide snackbars bedraagt ongeveer 99 kilometer.

In zijn aangifte IB/PVV over het jaar 2005 heeft eiser ter zake van de bij de verkoop van [D] behaalde boekwinst van € 67.011 een herinvesteringsreserve gevormd.

Bij het vaststellen van de aanslag heeft verweerder deze herinvesteringsreserve geweigerd.

Verweerder heeft zich hierbij op het standpunt gesteld dat eiser zijn onderneming in 2005 heeft gestaakt en in 2006 een nieuwe onderneming is begonnen. Dientengevolge heeft verweerder het bedrag van € 67.011 aan de winst over het jaar 2005 toegevoegd en is het belastbaar inkomen uit werk en woning, na vermindering met de stakingsaftrek van € 4.719, met € 62.292 verhoogd tot € 47.858.

3. Geschil

In geschil is of voor de boekwinst die is behaald bij de verkoop van [D] in 2005 een herinvesteringsreserve kan worden gevormd.

Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend, verweerder ontkennend.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Volgens artikel 3.54, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (tekst 2005) kan, indien bij de vervreemding van een bedrijfsmiddel de opbrengst de boekwaarde daarvan overtreft, bij het bepalen van de in het kalenderjaar genoten winst het verschil gereserveerd worden en blijven tot vermindering van de in aanmerking te nemen aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die in het jaar van vervreemding of in de daarop volgende drie jaren worden aangeschaft of voortgebracht, indien en zolang het voornemen tot herinvestering van de opbrengst bestaat (herinvesteringsreserve).

4.2 Vooropgesteld dient te worden dat de vorming van een herinvesteringsreserve niet mogelijk is bij staking van een onderneming.

4.3 De rechtbank zal daarom beoordelen of eiser met de verkoop van [D] te [Q] zijn onderneming heeft gestaakt, zoals verweerder bepleit, of dat met de verkoop daarvan en de aankoop van de snackbar in [Z] sprake is van een bedrijfsverplaatsing, zoals eiser verdedigt.

4.4 Dienaangaande stelt de rechtbank vast dat eiser bij de verkoop van [D] de goodwill, de handelsnaam, de inventaris en de huurrechten heeft overgedragen aan de koper. Voorts is het personeelslid dat in snackbar Jo Jo werkzaam was, overgegaan naar de koper en derhalve niet meegegaan naar de snackbar in [Z]. Voorts staat vast dat de afstand tussen de snackbar in [Q] en de snackbar in [Z] ongeveer 99 kilometer bedraagt. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden, tezamen en in onderling verband beschouwd, geen andere conclusie toelaten dan dat eiser met de verkoop van [D] zijn onderneming heeft gestaakt.

4.5 Weliswaar hecht de rechtbank geloof aan eisers verklaring ter zitting dat hij vóór de verkoop van [D] al van plan was om een snackbar in zijn woonplaats [Z] te beginnen, maar die omstandigheid doet niet af aan het oordeel van de rechtbank dat sprake is van een staking omdat de rechtbank meer gewicht toekent aan de eerder onder 4.4 genoemde omstandigheden. Hetzelfde heeft te gelden voor de overige door eiser aangevoerde omstandigheden dat de aard van de klantenkring gelijk is gebleven, dat de omzet en het resultaat van beide snackbars vergelijkbaar is en dat de grootte van de bedrijfsruimtes nagenoeg gelijk is. De rechtbank acht deze omstandigheden van ondergeschikt belang.

4.6 Dat eiser de overgenomen snackbar in [Z] zelf heeft voortgezet en de aard van de werkzaamheden daar hetzelfde is, leidt evenmin tot een ander oordeel nu deze omstandigheden niet verhinderen dat eiser zijn objectieve onderneming in [Q] heeft gestaakt.

4.7 Nu de rechtbank van oordeel is dat eiser zijn onderneming in 2005 heeft gestaakt, is voor de vorming van een herinvesteringsreserve geen plaats. Anders dan eiser meent, biedt de wetgeving in dat geval geen ruimte om de vorming van een herinvesteringsreserve voor een gedeelte van de bij de verkoop gerealiseerde boekwinst, te weten voorzover deze betrekking heeft op de materiële vaste activa, toe te staan. Aan eisers verzoek daartoe kan daarom niet worden tegemoetgekomen.

4.8 Ook een succesvol beroep op de ruilarresten stuit af op de door de rechtbank aangenomen staking. Ingeval van staking van de onderneming zijn de ruilarresten immers niet van toepassing (vgl. HR 19 april 2000, BNB 2000/197).

4.9 Gelet op het voorgaande is het gelijk aan verweerder en dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 24 december 2008

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. A.I. van Amsterdam, rechters, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.