Home

Rechtbank Arnhem, 08-12-2008, BJ7405, AWB 07/3058

Rechtbank Arnhem, 08-12-2008, BJ7405, AWB 07/3058

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
8 december 2008
Datum publicatie
10 september 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2008:BJ7405
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 07/3058

Inhoudsindicatie

De zogenoemde omkering van de bewijslast ontslaat verweerder niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting (vergelijk Hoge Raad 29 september 1993, BNB 1993/330). Verweerder heeft het verzamelinkomen van eiseres berekend door middel van een zogenoemde vermogensvergelijking. De door verweerder hierbij in aanmerking genomen uitgangspunten kunnen naar het oordeel van de rechtbank als redelijk worden aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 07/3058

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 8 december 2008

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2003 een aanslag (aanslagnummer [.].H.36) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.333.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 8 juni 2007 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 18 juli 2007, ontvangen bij de rechtbank op 19 juli 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2008 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [A], [B] RA en [C]. Namens verweerder is verschenen mr. [D] bijgestaan door [E].

Eiseres heeft ter zitting een pleitnota met vier bijlagen overgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bijlagen in strijd met een goede procesorde pas ter zitting naar voren zijn gebracht en dat deze daarom als tardief buiten beschouwing moet blijven. De pleitnota is voorgedragen en wordt door de rechtbank tot de gedingstukken gerekend.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres heeft in het onderhavige jaar aangifte IB/PVV gedaan naar een verzamelinkomen van 43.627 negatief. Hierbij heeft eiseres onder meer een bedrag van € 27.432 als hypotheekrente ten laste van haar inkomen gebracht. Deze hypotheekrente heeft betrekking op de woning gelegen aan de [a straat 1] te [Z], genaamd [F].

Het [F] is sedert 1991 juridisch in eigendom van Stichting [a straat 1] te [Z]. Tot oktober 1999 was eiseres enig bestuurder van deze stichting. Vanaf 1993 is Stichting Beheer [a straat 1] te [Z] economisch eigenaar van dit object. Eiseres is ook enig bestuurder van deze stichting.

Verweerder heeft bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomsten- en omzetbelasting over de jaren 2002 tot en met 2004. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport d.d. 9 maart 2007, opgesteld door [G] en [H]. Een afschrift van dit rapport behoort tot de gedingstukken.

Met betrekking tot het jaar 2003 is in onderdeel 2.1 van het rapport onder meer het volgende opgenomen.

“(...). Omdat de termijn voor het tijdig opleggen van een definitieve aanslag inkomstenbelasting 2003 dreigt te verjaren leg ik deze nu op rekening houdend met het volgende. Om de volledigheid van de omzet te kunnen benaderen heb ik een vermogensvergelijking opgesteld.

01-01-2003 31-12-2003

Kapitaal onderneming € 31.533 -/- € 38.798 -/-

Andere vermogensbestanddelen 0 - 0 -

Totaal vermogen 31.533 -/- 38.798 -/-

(Commerciële) winst uit onderneming 15.145 -/-

Theoretisch eindvermogen 46.678 -/-

Werkelijk eindvermogen 38.798 -/-

------------

Besteedbaar voor privé een tekort van 7.880 -/-

=======

Uit bovenstaande rekensom volgt een tekort van € 7.880. Bij dit tekort komen nog een aantal privé uitgaven.

Volgens aangifte betaalde hypotheekrente € 27.432

Gas, water en licht, stelpost 4.000

Verzekeringen, stelpost 2.000

Gemeentelijke lasten, stelpost 2.000

Abonnementen en contributies, stelpost 500

Autokosten, stelpost 3.500

Overige privé uitgaven (eten, drinken etc.) , stelpost 7.500

---------

Subtotaal 46.932

Tekort 7.800

---------

Totaal tekort 54.812

======

Het totaal tekort van € 54.812 corrigeer ik als winst uit onderneming. De gecorrigeerde (fiscale) winst uit onderneming bedraagt dan (€ 54.812 + € 14.553 -) € 40.259. Bij deze hoogte bedraagt de zelfstandigenaftrek € 4.926. De geclaimde aftrek is € 6.430. Het verschil van € 1.504 corrigeer ik.

In de aangifte inkomstenbelasting 2003 geeft u een huurwaardeforfait eigen woning aan van

€ 4.788 en trekt u en bedrag van € 27.432 af aan hypotheekrente eigen woning. Uit mij ten dienste staande gegevens blijkt dat u geen eigenaar bent van de woning maar gebruiker. Onder deze omstandigheden geldt niet het huurwaardeforfait en kan de betaalde hypotheekrente niet in aftrek worden gebracht. Hierom corrigeer ik het aangegeven huurwaardeforfait en de in aftrek gebrachte hypotheekrente. Bij onderzoek wil ik beoordelen of de door u betaalde hypotheekrente eventueel fiscaal voor een bepaald deel kan kwalificeren als een bedrijfslast.

Het verzamelinkomen 2003 stel ik als volgt vast:

Correctie winst uit onderneming € 54.812

Correctie zelfstandigenaftrek 1.504

Correctie huurwaardeforfait 4.788 -/-

Correctie hypotheekrente 27.432

---------

Totaal correctie verzamelinkomen 78.960

Aangegeven verzamelinkomen 43.627 -/-

---------

Gecorrigeerd verzamelinkomen 35.333

======

(...).”

3. Geschil

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of verweerder de aanslag IB/PVV over het jaar 2003 tot een juist bedrag heeft vastgesteld.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Ter zitting heeft eiseres desgevraagd erkend dat de hypotheekrente ten onrechte in de aangifte IB/PVV 2003 ten laste van het inkomen is gebracht. Hiermee staat vast dat eiseres niet de vereiste aangifte heeft gedaan en dat zij zich hiervan bewust is geweest.

Ingevolge artikel 27e van de AWR verklaart de rechtbank in een dergelijk geval het beroep ongegrond, tenzij is gebleken dat en in hoeverre de uitspraak op bezwaar onjuist was (de zogenoemde omkering en verzwaring van de bewijslast). Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat omkering van de bewijslast in een dergelijk geval slechts aan de orde komt indien het niet voldoen aan de aangifteplicht van voldoende gewicht is om deze sanctie te rechtvaardigen. Er moet een aanzienlijk bedrag aan inkomen zijn verzwegen, zowel in absoluut als relatief opzicht. Gelet op de hoogte van de in aftrek gebrachte hypotheekrente van € 27.432 ten opzichte van het door eiseres aangegeven verzamelinkomen van € 43.267 negatief, is de rechtbank van oordeel dat hiervan sprake is.

Het ligt derhalve op de weg van eiseres om te doen blijken dat de bestreden uitspraak onjuist is. Zij heeft daartoe niets anders aangevoerd dan een verwijzing naar een door Stichting [I] op 11 april 2003 aan haar verstrekte geldlening ter grootte van € 50.000. Hiermee wordt – naar eiseres stelt – het volledige verschil in de door verweerder opgestelde vermogensvergelijking verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres hiermee niet voldaan aan de op haar rustende bewijslast.

De zogenoemde omkering van de bewijslast ontslaat verweerder niet van zijn verplichting de door hem aangebrachte correcties niet naar willekeur vast te stellen. De aanslag dient te berusten op een redelijke schatting (vergelijk Hoge Raad 29 september 1993, BNB 1993/330). Verweerder heeft het verzamelinkomen van eiseres berekend door middel van een zogenoemde vermogensvergelijking. De door verweerder hierbij in aanmerking genomen uitgangspunten kunnen naar het oordeel van de rechtbank als redelijk worden aangemerkt.

De omstandigheid dat de hypotheekrente mogelijk (deels) als ondernemingskosten kunnen worden aangemerkt – daargelaten het antwoord op de vraag of en in hoeverre dit daadwerkelijk tot de mogelijkheden behoort – doet hieraan niet af.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op 8 december 2008

en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.M.F. Geerling, voorzitter,

mr. A.J.H. van Suilen en mr. M.C.G.J. van Well, rechters, in tegenwoordigheid van

mr. L.L. van Benthem, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.