Home

Rechtbank Arnhem, 16-06-2009, BI8798, AWB 07/4639

Rechtbank Arnhem, 16-06-2009, BI8798, AWB 07/4639

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
16 juni 2009
Datum publicatie
10 september 2009
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2009:BI8798
Zaaknummer
AWB 07/4639

Inhoudsindicatie

IB/PVV 2002. Termijnhandel. Het voor eigen rekening afsluiten van transacties op een wijze die uitgaat boven normaal vermogensbeheer. Resultaat uit overige werkzaamheden: artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 07/4639

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van

inzake

[X], wonende te Zwitserland, eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2002 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), aanslagnummer [H.26]), opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 896.409.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 17 september 2007 de aanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 23 oktober 2007, ontvangen door de rechtbank op

24 oktober 2007, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft op 14 april 2008 een aanvulling op het verweerschrift ingediend.

De gemachtigde van eiser heeft daarvan een afschrift ontvangen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2009 te Arnhem.

Namens eiser is verschenen drs. [A] FB (hierna: de gemachtigde).

Namens verweerder zijn verschenen mr. drs. [B] en [C].

2. Feiten

In 2002 was eiser actief in de bloembollentermijnhandel.

De termijntransacties werden afgesloten door tussenkomst van het bemiddelingsbureau [E] B.V. (hierna: [E]). [E] bracht koper en verkoper bij elkaar en organiseerde het betalingsverkeer. [E] was tot mei 2002 een onderdeel van het [F] concern. In die maand hebben mevrouw [G] en de heer [H] (hierna: [H]) door middel van een management buy out ieder indirect 50% van het belang in [E] verkregen.

Op 31 oktober van elk jaar werd door [E] de positie van alle betrokkenen (kopers en verkopers) bepaald. In de maanden november en december volgden betalingen door kopers en uitbetalingen aan verkopers. Uitgangspunt was dat er slechts aan een verkoper werd uitbetaald als de koper aan zijn betalingsverplichting had voldaan. Aan het einde van het jaar 2003 werd deze één op één relatie losgelaten. Er werd aan verkopers uitbetaald, ongeacht of de koper aan zijn betalingsverplichting had voldaan. Dit leidde in december 2003 tot het faillissement van [E].

Na deze faillietverklaring betwistten een aantal gedupeerde marktpartijen het bestaan van koopovereenkomsten van bloembollen. Vervolgens heeft één van de investeerders, [I] Beheer BV (hierna: [I]), aan [J] (hierna: [J]) de opdracht gegeven tot het instellen van een onderzoek “tulpen termijn transacties”. Van dit onderzoek heeft [J] een rapport opgemaakt gedagtekend 13 juli 2006. Dit rapport maakt deel uit van het dossier. Ook zijn in 2003 en 2004 verschillende betrokkenen, waaronder eiser, in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de verdenking van een frauduleus netwerk, gehoord. Het proces-verbaal van het verhoor van eiser maakt ook deel uit van het dossier.

[J] heeft vastgesteld dat eiser in 2002 met een aantal andere betrokkenen de fiscale consequenties van de beleggingen in tulpenbollen heeft besproken. In dit kader zijn twee buitenlandse rechtspersonen opgericht: [K] Ltd (hierna: [K]) en [L] (hierna: [L]). Tevens heeft eiser bankrekeningen geopend bij de [M] Bank te Zwitserland op naam van [K] en [L].

Op 13 november 2002 is ter afwikkeling van tulpenbollencontracten door [E] een bedrag van € 840.391,10 (afgerond € 840.000) overgeboekt naar de bankrekening van [K]. Op 14 november 2002 is een bedrag ad € 798.000 doorgeboekt naar de bankrekening van [L]. Op 15 november 2003 is een bedrag ad € 795.000 van die bankrekening overgeboekt naar de privé bankrekening van eiser.

Eiser verbleef in 2002 geregeld in [Q] en in het buitenland (Zwitserland en Spanje).

Op 28 november 2003 heeft eiser de aangifte IB/PVV 2002 ingediend. In die aangifte heeft eiser aangegeven tot en met 10 december 2002 gehuwd te zijn geweest met mevrouw [Y] (hierna: de echtgenote). Tot die datum worden negatieve inkomsten uit een eigen wonin[Q] verantwoord. Aangegeven wordt dat eiser van 19 december tot en met 31 december in Zwitserland woonachtig was. In de aangifte is als loon uit tegenwoordige arbeid ontvangen van [N] B.V. € 125.119 opgenomen. Het loon heeft betrekking op het gehele jaar. Eiser heeft er in zijn aangifte (vraag 1c) niet voor gekozen om tijdens de periode dat hij in het buitenland woonde als binnenlands belastingplichtige te worden behandeld.

Eiser was tot 11 december 2002 in het handelsregister van de kamer van koophandel ingeschreven als bestuurder en enig aandeelhouder van de - in het jaar 1997 opgerichte - vennootschap [N] B.V. Deze vennootschap houdt meerderheidsbelangen in [O] BV (voorheen [AA] BV), [BB] BV en [CC] BV. Met ingang van 11 december 2002 staat de echtgenote van eiser als directeur en enig aandeelhouder van [N] ingeschreven.

Op 11 juli 2006 heeft verweerder eiser bericht dat hij ter behoud van rechten op korte termijn een aanslag IB/PVV 2002 zou opleggen. In deze brief is tevens vermeld dat het belastbaar inkomen met € 840.000 zou worden gecorrigeerd. In de brief wordt aangegeven dat verweerder van oordeel is dat eiser Nederland niet metterwoon heeft verlaten. Tevens wordt opgemerkt:

"Ik heb informatie dat u in 2002 in ieder geval eigenaar c.q. gebruiker was van de buitenlandse vennootschap, genaamd [K] ltd. Ik stel mij vooralsnog op het standpunt dat ik als resultaat uit overige werkzaamheden belast een bedrag van € 840.000."

In de daarop volgende inkomensopstelling wordt de correctie omschreven als "correctie gebruikelijk loon [K] ltd".

Met dagtekening 31 augustus 2006 is de aanslag IB/PVV 2002 aan eiser opgelegd. De aanslag is verzonden aan het adres van de toenmalige gemachtigde van eiser. Het aangegeven belastbare inkomen uit werk en woning van € 56.409 wordt verhoogd met € 840.000 en vastgesteld op € 896.409.

Lopende de bezwaarfase heeft eiser zijn huidige gemachtigde ingeschakeld.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder de aangifte IB/PVV 2002 terecht en met het juiste bedrag heeft gecorrigeerd.

Eiser beantwoordt deze vraag ontkennend. Hij concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 56.409 conform de aangifte IB/PVV 2002.

Verweerder beantwoordt deze vraag bevestigend. Hij concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de beroepsgrond dat eiser in 2002 niet meer in Nederland woonde ingetrokken.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Onjuiste aanduiding correctie in aankondigingsbrief

Eiser heeft aangevoerd dat de inkomenscorrectie volgens de brief van 11 juli 2006 is gebaseerd op de toepassing van de gebruikelijk loonregeling van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964. Omdat de correctie in de visie van eiser in ieder geval niet op die regeling kan worden gebaseerd, moet naar zijn mening de aanslag vervallen.

De rechtbank verwerpt dit standpunt. In de eerste plaats omdat geen rechtsregel verweerder verbiedt om een onjuiste aanduiding van een inkomenscorrectie in de aanslagregelende fase te vervangen door een correcte onderbouwing van die correctie in de bezwaar- of beroepsfase. In de tweede plaats is het standpunt van eiser onjuist omdat uit de onder de feiten geciteerde passage uit de brief van eiser blijkt dat de aanduiding gebruikelijk loon is voorafgegaan door een toelichting waarin verweerder aangeeft dat hij de correctie als resultaat uit overige werkzaamheden aanmerkt, en hieruit volgt dat de daarop volgende aanduiding als gebruikelijk loon als een - ook voor eiser duidelijk kenbare - vergissing moet worden aangemerkt.

4.2. Resultaat uit overige werkzaamheden

Ingevolge artikel 3.90 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit een of meer werkzaamheden die geen belastbare winst of belastbaar loon genereren.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht en tot het juiste bedrag een correctie wegens een resultaat uit overige werkzaamheden aangebracht. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit de bevindingen van [J] en verklaringen van betrokkenen blijkt dat eiser in de tulpentermijnhandel een belangrijke, dat wil zeggen een actieve en sturende rol, speelde. In dit verband wijst de rechtbank op het volgende:

• Uit het [J] rapport (met name appendix IV, onderdeel 3) blijkt dat eiser in april 2001 cliënt (met klantnummer 9746) bij [E] is geworden. Aan hem is toegang verleend tot het mXbulb-systeem, waardoor hij transacties kan invoeren en orders en posities kan bekijken. In het rapport worden 19 vennootschappen genoemd die in het jaar 2003 transacties met [E] hebben uitgevoerd en waarvan eiser alleen of met een ander benificial owner is. Onder deze vennootschappen bevinden zich [K] en [L].

• Eiser vormde samen met de heren [DD] [EE] het bestuur van een lokale beleggingsclub. Op 6 juli 2005 hebben [DD] en [EE] in een schriftelijke verklaring vastgelegd dat zij door eiser zijn betrokken bij de handel in tulpenbollen. Eiser heeft volgens hen verklaard dat hij veelvuldig contacten onderhield met verschillende personen die ook actief waren bij de handel in tulpenbollen.

• Tot de gedingstukken behoren 16 e-mailberichten van eiser aan [H] (directeur [E]), waarvan één uit december 2001 en 15 uit de periode januari tot en met oktober 2002. De e-mailberichten bevatten gedetailleerde informatie over af te sluiten contracten, prognoses van aanzienlijke winsten en maken melding van contacten met potentiële of bestaande beleggers. Zo staat in het e-mailbericht van

3 december 2001:

"Het zal me toch een mooi jaartje worden.

De kopers zullen opgesteld staan in horden

De investeerders kunnen hun geluk niet bedwingen

en kopen vervolgens hele dure dingen

Huizen, porsches en andere verwennerijen

het zwarte geld gaat naar de schilderijen

De Sint zegt hier kan ik niet op; tegen dat geweld,

Wij zeggen tegen de Sint geef ons gezondheid dat is het enige dat telt.

Gr. [.]”

In het e-mailbericht van 26 februari 2002 is opgenomen:

"-, Zoals telefonisch besproken hierbij het schriftelijke verzoek. De aankoop en verkoop actie met 1000 kilo Conaiseur wordt overgeboekt naar mijn broe[FF]. Hij koopt voor Euro 56,81 en verkoopt voor Euro 79,54. Bij voorbaat dank. Met vriendelijke groet, [X]".

• In het [J] rapport is op pagina 68 opgenomen dat eiser toestaat "dat de posities van twee buitenlandse rechtspersonen met elkaar verrekend mogen worden."

• In het kader van een strafrechtelijk onderzoek is eiser verhoord door Zwitserse justitiële autoriteiten. Op 7 april 2004 verklaart eiser het volgende:

"Ik leerde [HH] SA in september/oktober 2002 via de advocaat [GG] kennen. Ik vroeg de firma om advies met name inzake de mogelijkheden om mijzelf opnieuw in Zwitserland te vestigen, het kopen van een appartement in [R] en een oplossing te vinden voor de belastingaangifte van mijn inkomen. U moet weten dat ik sedert 1999 geen beroep heb uitgeoefend. Ik houd mij zelf echter bezig met investeringen d.m.v. mijn persoonlijk inkomen. Gewoonlijk doe ik investeringen op de beurs. Begin 2001 begon ik met het investeren in de tulpenbollenmarkt. Ik bevestig dat ik met dit soort investeringen begonnen ben via de firma [II], thans [E], Lisse. Deze laatste is een firma van makelaars die op de tulpenmarkt actief is.

(…)

De vraag die ik [HH]S SA stelde had te maken met hoe ik de winsten die ik met de handel op de bollenmarkt fiscaal kon aangeven. Allereerst voorzag [KK], in de persoon van de heer [JJ], mij van een onderneming naar Brits recht ([K] Marketing Management Int.) en een onderneming geregistreerd op de Bahamas ([L] Investment Ltd.). Middels deze twee ondernemingen moest ik een systeem vinden om de opbrengsten, die afhankelijk waren van mijn investeringen in de bollenmarkt, fiscaal te verklaren. Het systeem leek te werken. In de loop van 2003 richtte [KK] de ondernemingen [LL] Limited, [MM] Limited en [NN] Limited op. (….)

Het idee was om de winsten over de diverse ondernemingen te spreiden."

• In het kader van een strafrechtelijk onderzoek is de heer [JJ] (medewerker [HH] SA) verhoord door Zwitserse justitiële autoriteiten. Hij verklaart op 11 maart 2004 het volgende.

"In November 2002 [GG], lawyer, presented [X], client, to [HH] SA. [X] was benificiary of a B licence with an average taxation. The client wanted to optimise his tax flow, in view of the considerable profits he was ecpected to achieve on investments on the bulb market, realised in the Netherlands. The client had in fact been active on the bulb market for a few years, and had invested through the company [II], now [E], Lisse. I advised the client to use one of our companies onder English law ([K] MARKETING MANAGEMENT Int) for the normal trade in bulbs. The proceeds of the profits were realised through [K]. This made the profits exempt from taxes by means of a company from the Bahamas that was put at the disposal of clients of [HH], [J]Ltd. If it turned out to be working well later on, I would have created two companies with an analogue structure espescially for the client; this was been confirmed. The client stated to agree with the proposals of [KK] and he opened two bank accounts with the [M] Bank, of which he was already a client.

(….)

Up to June 2003 [HH] has set op for the client the company [LL] Limited, [MM] Limited and [NN] Lilmited (Doc. 1).

(….)

The economic beneficiary of these latter companies was each time [X].

• In het kader van een strafrechtelijk onderzoek is de heer [OO] (medewerker [M] Bank) verhoord door Zwitserse justitiële autoriteiten. Hij verklaart op 4 maart 2004 onder andere dat hij eiser in september 2002 heeft leren kennen. Op 11 en 12 november 2002 is hij met een collega voor overleg met eiser in Nederland geweest. Daar heeft eiser aangekondigd dat de storting van gelden op de bankrekeningen van [K] en [L] op 15 november 2002 verwacht mocht worden, de datum waarop de bollentransacties worden afgewikkeld.

Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser in het jaar 2002 voor eigen rekening transacties met betrekking tot tulpenbollen heeft afgesloten. Hij deed dit op een wijze die uitgaat boven normaal vermogensbeheer. Uit de gedingstukken volgt dat de winst op de door eiser afgesloten contracten per 31 oktober 2002 door [E] is vastgesteld op € 840.391,10.

De omstandigheid dat genoemd bedrag is overgemaakt op de bankrekening van [K] doet hier niet aan af. Eiser heeft niets aangevoerd dat - en in de gedingstukken is geen aanwijzing te vinden die - er op zou kunnen wijzen dat de transactiewinst van € 840.391,10 aan [K] toekomt. Uit de gedingstukken blijkt daarentegen dat de economische eigendom van de aandelen in [K] en [L] pas in november 2002 - derhalve nadat de winst op de bollentransacties was behaald - bij eiser is komen te liggen en dat eiser er medio november 2002 voor heeft gezorgd dat [E] het genoemde bedrag heeft overgemaakt naar [K]. Van een aan deze vennootschap toe te rekenen winst kan geen sprake zijn. Verweerder heeft daarom dit door [E] uitgekeerde bedrag (door verweerder op € 840.000 afgerond) dan ook terecht tot eisers resultaat uit overige werkzaamheden gerekend.

Gelet op het vorenstaande behoeft de vraag of de storting door [L] op 15 december 2002 van het bedrag van € 795.000 op eisers privé rekening aangemerkt moet worden als een geldverstrekking ten titel van geldlening, geen beantwoording meer.

Gelet op het vooroverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan op en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr.drs.L.B.M. Klein Tank, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en

mr. A.I. van Amsterdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.