Rechtbank Arnhem, 21-07-2009, BJ6206, AWB 08/5482
Rechtbank Arnhem, 21-07-2009, BJ6206, AWB 08/5482
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 21 juli 2009
- Datum publicatie
- 27 augustus 2009
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2009:BJ6206
- Zaaknummer
- AWB 08/5482
Inhoudsindicatie
13a Wet BPM – 1a Uitvoeringsbesluit BPM – doorschuiffaciliteit ondernemers – bestelauto -vrijwaringsverklaring.
Tweede ondernemer/kentekenhouder is geen BPM verschuldigd bij verkoop bestelauto aan particulier als tussen de eerste en tweede ondernemer/kentekenhouder geen vrijwaringsverklaring is opgemaakt.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 08/5482
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser een rekening ten bedrage van € 3860 gezonden, kenmerk [0], voor verschuldigde belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) over de periode 22 september 2007 tot en met 31 juli 2011. Deze belasting is door eiser op aangifte voldaan.
Bij uitspraak op bezwaar van 24 oktober 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de op aangifte voldane BPM ongegrond verklaard. Eiser heeft daartegen bij brief van 28 november 2008, ontvangen bij de rechtbank op 3 december 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 april 2009 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door [A]. Namens verweerder is verschenen [B]
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser drijft een automobielbedrijf - genaamd [D] - in de vorm van een eenmanszaak.
Op 28 juni 2007 heeft eiser een bestelauto [C] met kenteken
[11-AA-BB] (hierna ‘de bestelauto’) van autobedrijf [E] BV gekocht voor een bedrag van € 1750, inclusief btw. De bestelauto is voor het eerst geregistreerd op 31 juli 2007. Verweerder heeft teruggaaf verleend voor de BPM die voor de bestelauto is betaald.
De tenaamstelling van de bestelauto is gewijzigd. In de periode van 9 juli 2007 tot en met 21 september 2007 is de bestelauto volgens het kentekenregister opgenomen geweest in de bedrijfsvoorraad van eiser.
Op 22 september 2007 heeft eiser de bestelauto voor een bedrag van € 2150, inclusief btw, aan een particulier verkocht. De tenaamstelling van de bestelauto is opnieuw gewijzigd
Naar aanleiding van de rekening BPM van 5 maart 2008 heeft eiser € 3860 aan BPM op aangifte voldaan.
Ter zitting is door partijen verklaard dat ter zake van de verkoop van de bestelauto door autobedrijf [E] geen vrijwaringsverklaring ex artikel 1a, sub b, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: ‘Uitvoeringsbesluit’) is opgemaakt.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of eiser BPM verschuldigd is als gevolg van de verkoop van de bestelauto op 22 september 2007.
4. Beoordeling van het geschil
Op grond van de artikelen 1 en 2 van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM) is BPM verschuldigd op het moment van opname van een motorrijtuig in het kentekenregister.
Artikel 13a van de Wet BPM luidt, voor zover van belang, als volgt.
“1. Vrijstelling van belasting wordt verleend voor bestelauto's die op naam worden gesteld van een ondernemer als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968, die de bestelauto meer dan bijkomstig gebruikt in het kader van zijn onderneming. (…).
3. Indien tijdens de eerste vijf jaren na het tijdstip waarop de bestelauto is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 1, tweede lid, niet of niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling, wordt vanaf dat moment het bedrag waarvan vrijstelling is verleend, nadat dit is verminderd overeenkomstig artikel 10, als belasting verschuldigd. De verschuldigd geworden belasting wordt door de ondernemer, bedoeld in het eerste lid, op aangifte voldaan binnen een maand na het tijdstip waarop niet of niet langer aan de voorwaarden en beperkingen voor de vrijstelling wordt voldaan.
4. Indien bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto overigens voldaan blijft worden aan de voorwaarden en beperkingen van de vrijstelling blijft, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, het derde lid buiten toepassing. Alsdan treedt degene op wiens naam het kenteken wordt gesteld, vanaf het moment van de wijziging van de tenaamstelling voor de toepassing van dit artikel in de plaats van degene op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld.
7. Het tweede tot en met zesde lid zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van bestelauto's waarvoor teruggaaf van belasting is verleend ingevolge artikel 15b, zoals dat artikel luidde van 1 juli 2005 tot de datum van inwerkingtreding van dit artikel.”
In artikel 1a van het Uitvoeringsbesluit zijn de voorwaarden, zoals bedoeld in het vierde lid van artikel 13a van de Wet BPM, vastgelegd. In artikel 1a, sub b, is bepaald:
“Bij wijziging van de tenaamstelling van de bestelauto blijft artikel 13a, derde lid, van de wet buiten toepassing indien:
a. (…), en
b. in de administratie van de ondernemer op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld een verklaring is opgenomen waarin deze ondernemer en de in onderdeel a bedoelde ondernemer ten aanzien van de bestelauto verklaren, dat de in onderdeel a bedoelde ondernemer voor de toepassing van artikel 13a in de plaats treedt van de ondernemer op wiens naam het kenteken daarvoor was gesteld.”
Tussen partijen is niet in geschil dat tussen eiser en de verkoper geen vrijwaringsverklaring is opgemaakt. Het gevolg daarvan is dat het derde lid van artikel 13a van de Wet BPM van toepassing blijft en eiser voor de BPM op de bestelauto niet in de plaats is getreden van autobedrijf [E]. Eiser is dan ook geen BPM verschuldigd naar aanleiding van de verkoop van de bestelauto op 22 september 2007.
Verweerder heeft gesteld dat het ontbreken van een vrijwaringsverklaring ter zake van de eerste transactie niet van belang is, omdat bij de tweede transactie geen vrijwaringsverklaring is opgemaakt. Eiser is volgens verweerder dan ook niet gevrijwaard ter zake van de resterende BPM. Dit betoog treft geen doel omdat het niet verenigbaar is met artikel 13a van de Wet BPM. Dat artikel bepaalt -kort gezegd- dat de eerste ondernemer/kentekenhouder, bij wijziging van de tenaamstelling van het kenteken binnen vijf jaren na eerste registratie, de resterende BPM is verschuldigd, behalve als er een vrijwaringsverklaring is opgemaakt en de opvolgende ondernemer/kentekenhouder in zijn plaats is getreden. De vrijwaringsverklaring is een essentieel onderdeel van de doorschuiffaciliteit van artikel 13a van de Wet BPM. Het ontbreken van zo’n verklaring ter zake van de eerste transactie binnen vijf jaren na eerste registratie, heeft dan ook tot gevolg dat de faciliteit geen toepassing meer kan vinden bij opvolgende transacties. Daarnaast merkt de rechtbank op dat het ontbreken van een vrijwaringsverklaring ter zake van de eerste transactie als gevolg heeft dat eiser niet in de plaats is getreden van de voorgaande kentekenhouder ter zake van de resterende BPM op de bestelauto. Bij de tweede transactie behoeft eiser daarvoor dan ook niet gevrijwaard te worden.
Gelet op het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiser in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- stelt vast dat eiser geen BPM is verschuldigd ter zake van de verkoop van de bestelauto, en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 644, en wijst de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) aan dit bedrag aan eiser te voldoen;
- gelast dat de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën) het door eiser betaalde griffierecht van € 145 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. van den Hurk, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.