Home

Rechtbank Arnhem, 06-04-2010, BM0010, AWB 09/2945

Rechtbank Arnhem, 06-04-2010, BM0010, AWB 09/2945

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
6 april 2010
Datum publicatie
6 april 2010
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2010:BM0010
Zaaknummer
AWB 09/2945

Inhoudsindicatie

Aanslag in overeenstemming met de aangifte opgelegd. Op het aanslagbiljet is vermeld dat van de aangifte is afgeweken. Geen reden voor toekenning van een vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 09/2945

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 6 april 2010

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

gemachtigde [gemachtigde],

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Doetinchem, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2007 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) met aanslagnummer [000].H.76 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 29.803 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.117.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 9 juni 2009 de aanslag gehandhaafd. Verweerder heeft daarbij geen proceskostenvergoeding toegekend.

Eiser heeft daartegen bij brief van 20 juli 2009, ontvangen door de rechtbank op 21 juli 2009, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2010 te Arnhem.

De zaak is gelijktijdig behandeld met het beroep van [A] tegen de uitspraak op het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV die voor het jaar 2007 aan haar is opgelegd (kenmerk 09/2946).

Namens eiser is verschenen [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiser is ongehuwd en woont samen met [A].

Eiser heeft voor het belastingjaar 2007 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van

€ 29.803 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.117. Eiser heeft in die aangifte ervoor gekozen om als fiscaal partner te worden aangemerkt van [A].

De aanslag is overeenkomstig de aangifte opgelegd. Op het aanslagbiljet is de volgende tekst opgenomen:

“(…) Bij het vaststellen van deze definitieve aanslag is de Belastingdienst afgeweken van uw aangifte over 2007. (…)”.

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Eiser heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar. Eiser heeft geen inhoudelijke grieven aangevoerd tegen de aanslag.

In het bezwaarschrift schrijft gemachtigde[B]( [B] Belastingadviseurs) het volgende:

“Cliënt had de aangifte zelf ingevuld en is in paniek naar ons toegekomen omdat er – volgens de aanslag – van de aangifte zou zijn afgeweken. We hebben de aangifte opnieuw moeten samenstellen en zijn benieuwd welke afwijking er is. Volgens cliënt is er nooit een bericht gestuurd over een afwijking zoals ons inziens is voorgeschreven.”.

Verweerder heeft bij de uitspraak op bezwaar geweigerd een proceskostenvergoeding toe te kennen.

Eiser heeft ter zitting een brief van 27 augustus 2009 overgelegd afkomstig van [B] Belastingadviseurs en gericht aan de Belastingdienst te Heerlen met onder meer de volgende inhoud:

“Op het aanslagbiljet is vermeld dat er afgeweken is van de aangifte en dat cliënt hierover is geïnformeerd. Dit is echter niet het geval. Aangenomen wordt dat deze mededeling niet op deze aanslag thuis hoort.

Nu dergelijke mededelingen aanleiding geven tot uitvoerige correspondentie en overleg met cliënt is er sprake van onrechtmatig handelen door de belastingdienst. Er wordt namens cliënt een onkostenvergoeding geclaimd van € 161,--.”.

Eiser heeft ook de reactie daarop van de Belastingdienst Limburg, kantoor Buitenland, overgelegd. Daarin staat onder meer vermeld:

“Aangezien er sprake is van onrechtmatig handelen door de Belastingdienst, komt uw cliënt in aanmerking voor de navolgende forfaitaire vergoeding: € 161,-.”.

Gemachtigde [gemachtigde] is de vader van eiser. [gemachtigde] is gepensioneerd en verricht werkzaamheden voor [B] Belastingadviseurs.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of eiser recht heeft op een vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar

Eiser beantwoordt deze vraag bevestigend. Verweerder beantwoordt die vraag ontkennend.

Volgens eiser is sprake van een fout van de Belastingdienst en erkent verweerder dat ook. Eiser heeft erop gewezen dat in een vergelijkbaar geval wel een vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar is toegekend.

Volgens verweerder is bij het geautomatiseerd overnemen van de papieren aangifte de rubriek “keuze heel jaar partnerkwalificatie” ten onrechte niet gevuld en is dat door verweerder bij de voorcontrole aangepast. Volgens verweerder is deze aanpassing door het geautomatiseerde systeem bij de vaststelling van de aanslag aangemerkt als een afwijking op de ingediende aangifte. Volgens verweerder had eiser kunnen volstaan met een telefoontje naar de Belastingdienst.

Partijen doen hun standpunten overigens steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voorzover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge artikel 7:15, derde lid, van de Awb dient het verzoek daartoe te worden gedaan voordat het bestuursorgaan op het bezwaar heeft beslist en beslist het bestuursorgaan op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar.

4.2 Vaststaat dat de bestreden aanslag niet is herroepen. Derhalve is niet voldaan aan alle voorwaarden van artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Eiser heeft daarom geen recht op een tegemoetkoming in de kosten van beroepsmatig verleende bijstand voor het indienen van het bezwaar. Eisers beroepsgrond faalt dan ook.

4.3 Wat betreft het beroep op het gelijkheidsbeginsel geldt het volgende. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is nodig dat sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen die veroorzaakt wordt door begunstigend beleid of een begunstigend oogmerk en er bovendien voor die ongelijke behandeling geen rechtvaardiging is dan wel dat in een meerderheid van de gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven (de meerderheidsregel).

4.4 Niet aannemelijk is geworden dat verweerder het beleid voerde of voert om, wanneer in strijd met de werkelijkheid, op het aanslagbiljet staat vermeld dat van de aangifte is afgeweken, een vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar wordt verleend. Dat op een hoger niveau in de Belastingdienst een zodanig beleid werd of wordt gevoerd, is evenmin aannemelijk geworden. Dat blijkt in ieder geval niet uit de door eiser overgelegde correspondentie.

4.5 Nu het door eiser genoemde geval niet een geval betreft waarvoor verweerder bevoegd is, is van een begunstigend oogmerk evenmin sprake.

4.6 Nu aangenomen moet worden dat de ongelijke behandeling niet is voortgekomen uit een bewust beleid of een begunstigend oogmerk, kan een beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel slechts slagen indien de meerderheidsregel is geschonden.

4.7 Van schending van de meerderheidsregel is sprake als in de meerderheid van met het geval van eiser feitelijk en rechtens vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven. Op de belastingplichtige rust de last om ten minste twee gevallen aan te wijzen die feitelijk en rechtens vergelijkbaar zijn met zijn eigen geval. Daarbij geldt dat in beginsel alleen gevallen die verweerder uit hoofde van zijn bestuursbevoegdheid bekend zijn in de vergelijking kunnen worden betrokken (vergelijk HR 29 mei 2009, 43.632, LJN BI5110). Eiser heeft slechts op één ander vergelijkbaar geval gewezen. Dat geval is bovendien niet een geval dat verweerder uit hoofde van zijn bestuursbevoegdheid bekend is. Toepassing van de meerderheidsregel kan daarom niet aan de orde komen.

4.8 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M.J. Sangster, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 6 april 2010

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.