Rechtbank Arnhem, 20-04-2010, BM1627, AWB 09/3702
Rechtbank Arnhem, 20-04-2010, BM1627, AWB 09/3702
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 20 april 2010
- Datum publicatie
- 20 april 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2010:BM1627
- Zaaknummer
- AWB 09/3702
Inhoudsindicatie
Art. 3 en 17, lid 3, Wet Vpb
Art. 7:2 Awb, 25 lid 1 AWR, § 5 Besluit Fiscaal Bestuursrecht
Belanghebbende, gevestigd in Engeland, is beherend vennoot in een in Nederland gevestigde commanditaire vennootschap. Belanghebbende is als zodanig buitenlands belastingplichtig voor haar winstaandeel in de commanditaire vennootschap.
Belanghebbende is in de bezwaarfase niet gehoord. Eiseres heeft daar ook niet om verzocht. De inspecteur heeft meermalen tevergeefs contact gezocht met eiseres. Dat belanghebbende niet is gehoord is onder genoemde omstandigheden niet in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. § 5 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht verplicht de inspecteur niet om onder alle omstandigheden te wachten met het doen van uitspraak op bezwaar totdat een hoorgesprek heeft plaatsgevonden of door betrokkene uitdrukkelijk afstand is gedaan van een hoorgesprek.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 09/3702
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 20 april 2010
inzake
[X] Ltd, eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Enschede, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2007 ambtshalve een aanslag vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) met aanslagnummer [000].V.76 opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 1.000. Daarbij is tevens een verzuimboete van € 113 opgelegd en aan heffingsrente € 16 in rekening gebracht.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 12 augustus 2009 de aanslag, de boete en de heffingsrente gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 8 september 2009, ontvangen door de rechtbank op 9 september 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 maart 2010 te Arnhem.
Namens verweerder is verschenen [gemachtigde]. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 10 december 2009 aan [X] Ltd t.a.v. dhr [A] op het adres [A-straat 1] te [Q], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Blijkens bij TNT Post via ‘Track & Trace’ ingewonnen informatie is de brief op 11 december 2009 bezorgd. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig op het juiste adres is aangeboden.
2. Feiten
2.1 Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
2.2 Eiseres is statutair gevestigd op het adres [A-straat 2], [R], Engeland. Bestuurder van eiseres is [A], woonachtig in [W].
2.3 Op 3 augustus 2007 hebben eiseres en Stichting [B] (gevestigd te [q]) een commanditaire vennootschap opgericht met de naam [C] CV en de handelsnaam [C].
2.4 In de oprichtingsakte van [C] CV is onder meer het volgende opgenomen:
“Heden, 3 augustus 2007, zijn de ondergetekenden:
[X] Ltd., gevestigd op het adres [A-straat 2], [R], ingeschreven in Engeland bij Companies House onder company number [001] hierna te noemen de beherende vennoot of vennoot A, en Stichting [B], gevestigd aan de [A-straat 3 ] te [q], (…) hierna te noemen de commanditaire vennoot of vennoot B, in aanmerking nemende dat de vennoten A en B een commanditaire vennootschap wensen op te richten, ten einde door deze commanditaire vennootschap de navolgende activiteiten te ontplooien: inkoop en leveren van houtproducten, alsmede de bewerking en verwerking hiervan, in de ruimste zin des woords, het volgende overeengekomen.
(...)
Art. 2.
(…)
3. De beherende vennoot is zonder toestemming van de stille vennoot bevoegd andere vennoten tot de vennootschap toe te laten treden.
Art. 3.
1. Door vennoot A wordt ingebracht: een som van € 10.000,- in contanten. De commanditaire vennoot brengt in een som van € 250,- in contanten. Voorts brengt de beherende vennoot in zijn volledige kennis, arbeid en vlijt.
(…)
Art. 4.
(…)
4. De commanditaire vennoot kan op geen enkele wijze de vennootschap binden. De beherende vennoot of vennoten dienen over de identiteit van de commanditaire vennoot, behoudens het bepaalde in de wet, absolute geheimhouding te bewaren. Ik heb alle stukken bijgevoegd waaruit dit blijkt”.
2.5 In een brief van 18 augustus 2009 schrijft eiseres aan verweerder onder meer het volgende:
“Op 12 augustus 2009 heeft u mijn bezwaar ongegrond verklaard met de reden dat [X] Ltd een beherend vennoot zou zijn met activiteiten in Nederland. Ik heb echter niet de gelegenheid gehad om in deze kwestie gehoord te worden. Zodoende heb ik u op 19 augustus 2009 telefonisch benadert. U heeft mij te kennen gegeven dat ik alsnog bescheiden kan sturen om te bewijzen dat [X] Ltd geen bedrijfsactiviteiten heeft in Nederland.”.
2.6 [C] CV heeft in 2007 aangifte omzetbelasting gedaan. Volgens de aangifte voor het vierde kwartaal bedroeg de omzet
€ 5.368.
2.7 Verweerder heeft eiseres uitgenodigd om voor 1 juni 2008 aangifte vennootschapsbelasting te doen voor het belastingjaar 2007. Omstreeks 25 augustus 2008 is eiseres aangemaand tot het doen van aangifte voor 5 september 2008. Eiseres heeft die aangifte niet ingediend.
2.8 In de uitspraak op bezwaar staat vermeld dat de boete is opgelegd vanwege de omstandigheid dat de vereiste aangifte niet is gedaan en dat sprake is van een eerste verzuim.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.
Eiseres is van mening dat zij niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, omdat het bedrijf in Engeland is gevestigd en geen bedrijfsactiviteiten in Nederland heeft. Voorts is eiseres van mening dat zij ten onrechte niet is gehoord. Eiseres concludeert tot vernietiging van de aanslag.
Volgens verweerder is eiseres beherend vennoot in een besloten commanditaire vennootschap opgericht naar Nederlands recht en is zij daarom belastingplichtig. Verweerder stelt dat hij eiseres niet heeft gehoord omdat zij onbereikbaar was. Volgens verweerder heeft hij op 5 augustus 2009 en 7 augustus 2009 tevergeefs geprobeerd om via het opgegeven mobiele telefoonnummer een afspraak met eiseres te maken en heeft daartoe ook de voicemail van eiseres ingesproken. Volgens verweerder heeft hij daarbij eiseres verzocht om uiterlijk 10 augustus 2009 telefonisch contact met hem op te nemen en heeft hij, toen eiseres vervolgens geen contact met hem opnam, op 12 augustus 2009 uitspraak gedaan op het bezwaar. Verweerder stelt voorts dat eiseres door deze gang van zaken niet is benadeeld omdat zij alle kans heeft gehad het benodigde bewijs te leveren. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Belastingplicht
4.1 Ingevolge artikel 3 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) zijn als buitenlandse belastingplichtigen aan belasting onderworpen onder meer de niet in Nederland gevestigde verenigingen en andere rechtspersonen die Nederlands inkomen genieten.
4.2 Ingevolge artikel 17, derde lid, van de Wet Vpb behoort onder meer tot het Nederlands inkomen de belastbare winst uit een in Nederland gedreven onderneming.
4.3 [C] CV is een commanditaire vennootschap. De commanditaire vennootschap is gevestigd in Nederland. Uit de oprichtingsakte van [C] CV blijkt dat eiseres beherend vennoot is in [C] CV. Als beherend vennoot geniet eiseres de aan haar toekomende winst rechtstreeks. Dat geldt niet alleen als sprake is van een gesloten commanditaire vennootschap maar ook als sprake is van een open commanditaire vennootschap (vergelijk HR 7 juli 1982, nr. 20.655, BNB 1982/268,
). Derhalve is niet van belang of de commanditaire vennootschap open of gesloten is.4.4 Eiseres geniet dus winst uit een in Nederland gedreven onderneming. Eiseres is gevestigd in het buitenland. Op grond van artikel 3 in verbinding met artikel 17, derde lid, van de Wet Vpb wordt zij voor haar winstaandeel als buitenlands belastingplichtige in de belastingheffing betrokken. Verweerder heeft eiseres dus terecht als belastingplichtige voor de vennootschapsbelasting aangemerkt.
Omkering en verzwaring van de bewijslast
4.5 Verweerder heeft gesteld dat eiseres de vereiste aangifte niet heeft gedaan. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat in verband daarmee de bewijslast van rechtswege moet worden omgekeerd.
4.6 Op grond van artikel 27e, eerste volzin, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) dient, wanneer de vereiste aangifte niet is gedaan, de rechtbank het beroep ongegrond te verklaren, tenzij eiseres doet blijken dat en in hoeverre de aanslag onjuist is. Daarbij dient wel in acht te worden genomen dat een aanslag niet naar willekeur mag worden vastgesteld, doch moet berusten op een redelijke schatting (HR 28 maart 2003, nr. 38.039, BNB 2003/203, LJN AF6486).
4.7 Niet in geschil is dat eiseres voor het betrokken jaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte en die aangifte niet heeft gedaan. Derhalve is de vereiste aangifte als bedoeld in artikel 27e, onderdeel a, van de AWR niet gedaan. Verweerder heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat de bewijslast moet worden omgekeerd.
4.8 Nagegaan moet nog worden of de gemaakte schatting redelijk is. De onderhavige aanslag is vastgesteld naar een belastbaar bedrag van € 1.000 terwijl volgens de aangifte omzetbelasting voor het vierde kwartaal de omzet € 5.368 bedroeg. Gelet daarop is de aanslag niet te hoog vastgesteld.
Schending hoorplicht?
4.9 Eiseres heeft in beroep erover geklaagd dat zij in de bezwaarfase door verweerder niet is gehoord. Op grond van artikel 25, eerste lid, van de AWR wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 7:2 van de Awb, een belanghebbende op zijn verzoek gehoord. Uit de stukken blijkt niet dat eiseres voordat uitspraak op het bezwaar werd gedaan een zodanig verzoek heeft gedaan. Zo bezien kan de grief van eiseres niet slagen.
4.10 In § 5 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht is bepaald dat in afwijking van artikel 25, eerste lid, AWR het initiatief voor het horen bij de inspecteur ligt en dat als belanghebbende niet reageert op de uitnodiging de inspecteur contact met hem opneemt. Verweerder heeft aangevoerd meermalen tevergeefs te hebben gepoogd met eiseres telefonisch in contact te komen voor het maken van een afspraak en daartoe ook haar voicemail te hebben ingesproken. Eiseres heeft dat niet betwist. Eiseres heeft ook niet gesteld waarom zij vervolgens geen contact heeft opgenomen met verweerder. Gelet op het voorgaande kan niet worden gezegd dat verweerder heeft gehandeld in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur door vervolgens uitspraak op bezwaar te doen. § 5 van het Besluit Fiscaal Bestuursrecht verplicht de inspecteur niet onder alle omstandigheden te wachten met het doen van uitspraak op bezwaar totdat een hoorgesprek heeft plaatsgevonden of door betrokkene uitdrukkelijk afstand is gedaan van een hoorgesprek.
4.11 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep voor wat betreft de aanslag ongegrond te worden verklaard.
Boete
4.12 Ingevolge artikel 26b AWR juncto artikel 24a, tweede lid, AWR wordt wanneer in één uitspraak op bezwaar op een belastingaanslag en een boete is beslist, een beroepschrift betreffende een belastingaanslag mede aangemerkt als een beroep betreffende de boete, tenzij uit het beroepschrift het tegendeel blijkt.
4.13 Ingevolge artikel 67a AWR in verbinding met § 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst (tekst geldend voor het betrokken jaar) wordt wanneer voor een aanslagbelasting voor de eerste maal niet of niet tijdig aangifte is gedaan en de aanslag op een positief bedrag wordt vastgesteld, een boete opgelegd van € 113.
4.14 Eiseres heeft geen afzonderlijke grieven aangevoerd tegen de boete. Niet in geschil is dat aan eiseres voor het betrokken belastingjaar een aangifte is uitgereikt en dat die aangifte door haar niet is ingediend. Uit het hiervoor overwogene volgt dat eiseres wel belastingplichtig is. Eiseres was dus ter zake van het doen van aangifte in verzuim. De boete is in overeenstemming met de hiervoor genoemde bepalingen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank ook het beroep voorzover dat de boete betreft ongegrond verklaren.
Heffingsrente
4.15 Ingevolge het arrest van de Hoge Raad van 20 november 2009, nr. 07/13621,
heeft het beroep tegen een uitspraak op bezwaar tegen een belastingaanslag ook te gelden als een beroep betreffende de op hetzelfde aanslagbiljet als de belastingaanslag vermelde beschikking heffingsrente, tenzij de belanghebbende die bevoegdheid ondubbelzinnig prijsgeeft. Eiseres heeft dat niet gedaan. Eiseres heeft echter geen afzonderlijke grieven aangevoerd tegen de beschikking heffingsrente. De rechtbank zal het beroep daarom ook voor zover het de heffingsrente betreft ongegrond verklaren.5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. L.M.J. Sangster, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 20 april 2010
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.