Rechtbank Arnhem, 08-06-2010, ECLI:NL:RBARN:2010:902 BM6994, AWB 09/2687
Rechtbank Arnhem, 08-06-2010, ECLI:NL:RBARN:2010:902 BM6994, AWB 09/2687
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 8 juni 2010
- Datum publicatie
- 8 juni 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2010:BM6994
- Zaaknummer
- AWB 09/2687
Inhoudsindicatie
Het beroep van eiseres is ongegrond, er is het juiste bedrag aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. Van een verdeling van een nalatenschap is geen sprake zodat artikel 3 van de Wet BRV toepassing mist.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 09/2687
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 8 juni 2010
inzake
[X], wonende te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Enschede, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij notariële akte van 23 december 2008 is op aangifte een bedrag van € 10.530 aan overdrachtsbelasting voldaan.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het bedrag aan overdrachtsbelasting dat op aangifte is voldaan.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 juni 2009 het bezwaar van eiseres afgewezen.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 1 juli 2009, ontvangen bij de rechtbank op 2 juli 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 april 2010 te Arnhem. Namens eiseres is daar verschenen haar gemachtigde [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen, welke tot de gedingstukken is gerekend.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Op 7 februari 2003 is de vader van eiseres, [A] (hierna: vader), overleden. Vader was in algehele gemeenschap van goederen getrouwd met [B] (hierna: moeder). Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren, [C] (hierna: zus), [D] (hierna: broer) en eiseres.
Vader heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. In dit testament had hij een ouderlijke boedelverdeling gemaakt, waarbij hij alle tot zijn nalatenschap behorende goederen heeft toebedeeld aan moeder, onder de verplichting om alle tot zijn nalatenschap behorende schulden en kosten van de begrafenis voor haar rekening te nemen en aan ieder van zijn overige erfgenamen een bedrag uit te keren gelijk aan diens erfdeel. Het testament gaf moeder ook het recht om de gemaakte boedelverdeling geheel of gedeeltelijk niet te aanvaarden. In dat geval voorzag het testament erin dat aan moeder in plaats van haar erfdeel het vruchtgebruik van vaders nalatenschap werd gelegateerd.
Moeder heeft gebruik gemaakt van haar recht om de gemaakte boedelverdeling niet te aanvaarden, maar te kiezen voor het in het testament opgenomen legaat van het vruchtgebruik van de nalatenschap.
Bij notariële akte van ‘verdeling huwelijksgoederengemeenschap/afgifte legaten’ van
9 oktober 2003 is onder meer aan moeder geleverd:
a. in het kader van de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen vader en moeder:
- het een/tweede onverdeeld aandeel in het woonhuis aan de [A-straat 1] te [Z];
- het een/tweede onverdeeld aandeel in het woonhuis aan de [A-straat 2] te [Z];
b. in het kader van de verdeling van de nalatenschap van vader, het recht van vruchtgebruik van de andere helft van de woonhuizen aan de [A-straat 1] en [A-straat 2].
Bij dezelfde notariële akte is, in het kader van de verdeling van de nalatenschap aan eiseres, de broer en de zus, geleverd:
a. het een/zesde onverdeeld aandeel in de bloot eigendom van het woonhuis aan de [A-straat 1] te [Z];
b. het een/zesde onverdeeld aandeel in de bloot eigendom van het woonhuis aan de [A-straat 2] te [Z].
In de notariële akte is onder het kopje ‘KWIJTING’ onder meer opgenomen:
‘ (…) voormelde verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en afgifte van het legaat is aldus tot ieders volkomen genoegen tot stand gebracht (…)’
Bij notariële akte van ‘verdeling en levering en partiele afstand rechten van vruchtgebruik’ van 23 december 2008:
- heeft moeder (om niet) afstand gedaan van haar zakelijk recht van vruchtgebruik op het woonhuis aan de [A-straat 1] te [Z] (hierna: het woonhuis), aan welk vruchtgebruik een waarde van € 40.500 is toegekend;
- heeft eiseres - tegen betaling – het onverdeeld aandeel van moeder, broer en zus in het woonhuis verkregen. Hierbij is uitgegaan van een waarde van € 270.000.
In verband met de afstand van het recht van vruchtgebruik ten behoeve van eiseres, de broer en de zus, alsmede de verkrijging door eiseres van moeders een/tweede onverdeeld aandeel in het woonhuis, is een bedrag van € 10.530 aan overdrachtsbelasting voldaan. Dit bedrag is als volgt berekend:
- afstand recht van vruchtgebruik (6% x € 40.500) € 2.430
- verkrijging een/tweede onverdeeld aandeel in het woonhuis
(6% x ½ x € 270.000) € 8.100
€ 10.530
Voor de verkrijging door eiseres van het onverdeeld aandeel in het woonhuis van haar broer en zus is een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 3, eerste lid en onderdeel b, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wet BRV).
3. Geschil
In geschil is of overdrachtsbelasting is verschuldigd:
a. ter zake van het afstand doen van het recht van vruchtgebruik door moeder;
b. ter zake van de verkrijging door eiseres van moeders een/tweede onverdeeld aandeel in het woonhuis.
Eiseres beantwoordt deze vragen ontkennend, verweerder bevestigend.
De waarde van het woonhuis en van het recht van vruchtgebruik per 23 december 2008 zijn tussen partijen niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Afstand doen van het recht van vruchtgebruik door moeder
Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wet BRV wordt onder de naam 'overdrachtsbelasting' een belasting geheven ter zake van de verkrijging van in Nederland gelegen onroerende zaken of van rechten waaraan deze zijn onderworpen.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet BRV wordt opzegging van een beperkt recht beschouwd als verkrijging van dat recht door degene ten behoeve van wie de opzegging plaats heeft.
Vaststaat dat moeder (om niet) afstand heeft gedaan van haar recht op vruchtgebruik ten aanzien van het woonhuis. Dit heeft tot gevolg dat de kinderen de volle eigendom hebben verkregen van de hun een/zesde onverdeeld aandeel in het woonhuis. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet BRV vormt het afstand doen van het recht op vruchtgebruik een verkrijging door de bloot eigenaar. Dit zijn in dit geval de kinderen. Het bedrag van € 2.430 is naar het oordeel van de rechtbank terecht op aangifte voldaan.
De rechtbank deelt niet het standpunt van eiseres dat sprake is van een uitgezonderde verkrijging als bedoeld in artikel 3, eerste lid en onderdeel b, van de Wet BRV (de verdeling van een nalatenschap). In de notariële akte van 9 oktober 2003 is vermeld dat met deze akte de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en afgifte van het legaat tot ieders volkomen genoegen tot stand is gebracht. Daarin ligt besloten dat er met deze akte een einde is gekomen aan de tussen moeder en de kinderen bestaande gemeenschap van een nalatenschap. Alleen voor de kinderen bestond daarna deze gemeenschap van nalatenschap nog.
Verkrijging onverdeeld aandeel in het woonhuis
Eiseres stelt dat haar verkrijging van het onverdeeld aandeel van moeder in het woonhuis onder de uitgezonderde verkrijgingen valt. Volgens eiseres is ook hierbij sprake van een verdeling van een nalatenschap als bedoeld in artikel 3, eerste lid en onderdeel b, van de Wet BRV.
De rechtbank verwerpt ook deze stelling van eiseres. Het onverdeeld aandeel van moeder in het woonhuis is het aandeel dat moeder heeft verkregen uit de huwelijksgoederengemeenschap die tussen vader en moeder heeft bestaan en die van rechtswege is geëindigd door het overlijden van vader. Dit aandeel heeft geen onderdeel van de nalatenschap van vader uitgemaakt. Van een verdeling van een nalatenschap is dan ook geen sprake. Ter zake van de verkrijging door eiseres van het onverdeeld aandeel van moeder in het woonhuis is dan ook terecht € 8.100 overdrachtsbelasting op aangifte voldaan.
Conclusie
Het beroep van eiseres is ongegrond.
5. Proceskosten
De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. A.M.F. Geerling en mr. J.M.W. van de Sande, rechters, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 8 juni 2010
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.