Rechtbank Arnhem, 01-07-2010, BN0266, AWB 09/75
Rechtbank Arnhem, 01-07-2010, BN0266, AWB 09/75
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 1 juli 2010
- Datum publicatie
- 5 juli 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2010:BN0266
- Zaaknummer
- AWB 09/75
Inhoudsindicatie
De rechtbank handhaaft de beschikking aansprakelijkstelling die is opgelegd op grond van artikel 33 van de Invorderingswet. Eiseres heeft niet bewezen (aannemelijk gemaakt) dat haar geen verwijt kan worden gemaakt dat de vof de omzetbelasting en loonheffing niet heeft betaald.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 09/75
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 1 juli 2010
inzake
[X] BV, gevestigd te gemeente [Z], eiseres,
tegen
de ontvanger van de Belastingdienst/Rivierenland, kantoor Nijmegen, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft eiseres bij beschikking van 5 september 2008 aansprakelijk gesteld voor de belasting die is begrepen in de navolgende (gedeeltelijk) onbetaald gebleven belastingaanslagen ten name van [A] VOF (hierna: de VOF) tot een bedrag van € 598.138. Het gaat om:
- de naheffingsaanslag omzetbelasting over februari 2007 met aanslagnummer [000].F01.7020 en dagtekening 25 april 2007, voor een bedrag van € 15.223;
- de naheffingsaanslag omzetbelasting over april 2007 met aanslagnummer [000].F01.7040 en dagtekening 27 juni 2007, voor een bedrag van € 16.789;
- de naheffingsaanslag omzetbelasting over mei 2007 met aanslagnummer [000].F01.7050 en dagtekening 25 juli 2007, voor een bedrag van € 30.241;
- de naheffingsaanslag omzetbelasting over juni 2007 met aanslagnummer [000].F01.7060 en dagtekening 28 augustus 2007, voor een bedrag van € 32.302;
- de naheffingsaanslag omzetbelasting over juli 2007 met aanslagnummer [000].F01.7070 en dagtekening 26 september 2007, voor een bedrag van € 13.954;
- de naheffingsaanslag omzetbelasting over augustus 2007 met aanslagnummer [000].F01.7080 en dagtekening 25 oktober 2007, voor een bedrag van€ 38.500;
- de naheffingsaanslag omzetbelasting over september 2007 met aanslagnummer [000].F01.7090 en dagtekening 27 november 2007, voor een bedrag van € 40.500;
- de naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: loonbelasting) over het tijdvak 2006 met aanslagnummer [000].A01.6500 en dagtekening 16 maart 2007, voor een bedrag van € 77.100;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 29 januari 2006 met aanslagnummer [000].A01.6717 en dagtekening 16 februari 2007, voor een bedrag van € 12.807;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 30 januari 2006 tot en met 26 februari 2006 met aanslagnummer [000].A01.6727 en dagtekening 16 februari 2007, voor een bedrag van € 19.371;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 28 januari 2007 met aanslagnummer [000].A01.7710 en dagtekening 10 april 2007, voor een bedrag van € 28.701;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 29 januari 2007 tot en met 25 februari 2007 met aanslagnummer [000].A01.7720 en dagtekening 18 juli 2007, voor een bedrag van € 24.709;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 26 februari 2007 tot en met 23 mei 2007 met aanslagnummer [000].A01.7730 en dagtekening 4 oktober 2007, voor een bedrag van € 24.763;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 26 maart 2007 tot en met 22 april 2007 met aanslagnummer [000].A01.7740 en dagtekening 30 oktober 2007, voor een bedrag van € 24.524;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 23 april 2007 tot en met 20 mei 2007 met aanslagnummer [000].A01.7750 en dagtekening 6 december 2007, voor een bedrag van € 28.967;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 21 mei 2007 tot en met 17 juni 2007 met aanslagnummer [000].A01.7760 en dagtekening 28 december 2007, voor een bedrag van € 25.517;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 18 juni 2007 tot en met 15 juli 2007 met aanslagnummer [000].A01.7770 en dagtekening 17 januari 2008, voor een bedrag van € 26.246;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 16 juli 2007 tot en met 12 augustus 2007 met aanslagnummer [000].A01.7780 en dagtekening 31 januari 2008, voor een bedrag van € 25.424;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 13 augustus 2007 tot en met
9 september 2007 met aanslagnummer [000].A01.7790 en dagtekening
14 februari 2008, voor een bedrag van € 37.000;
- de naheffingsaanslag loonbelasting over het tijdvak 10 september 2007 tot en met 7 oktober 2007 met aanslagnummer [000].A01.7800 en dagtekening 6 maart 2008, voor een bedrag van € 55.500.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 december 2008 het bedrag waarvoor eiseres aansprakelijk is gesteld verminderd tot € 439.714.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 30 december 2008, ontvangen bij de rechtbank op 31 december 2008, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2010 te Arnhem.
Namens eiseres is verschenen [B], bijgestaan door mr. [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].
Ter zitting zijn gelijktijdig de beroepen behandeld tegen de beschikkingen aansprakelijkstelling die zijn opgelegd aan [B] (registratienummer AWB 09/74), [C] (registratienummer AWB 09/77) en [D] BV (registratienummer AWB 09/78).
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
De VOF is opgericht op 1 juni 2005 en op 3 september 2007 failliet verklaard. Voorafgaand aan het faillissement stonden als vennoten van de VOF ingeschreven [A] BV (hierna: [A] BV) en [E] BV (hierna: [E] BV). Ook deze vennoten zijn op 3 september 2007 failliet verklaard.
De bestuurder van [F] BV is eiseres. [B] (hierna: [B]) is de bestuurder van eiseres. De bestuurder van [E] BV is [D] BV (hierna: [D] BV). [C] (hierna: [C]) is bestuurder van [D] BV.
Bij beschikking met dagtekening 21 april 2008 zijn [B] en [C] ieder aansprakelijk gesteld voor de hiervoor onder 1. genoemde belastingschulden van de VOF. Eiseres en [D] BV zijn vervolgens ieder bij beschikking van 5 september 2008 aansprakelijk gesteld voor de hiervoor onder 1. genoemde belastingschulden van de VOF.
Bij brieven van 10 september 2008 is bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen aansprakelijkstelling [B] en [C]. Bij brieven van 10 oktober 2008 is bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen aansprakelijkstelling van eiseres en [D] BV.
Bij uitspraken op bezwaar van 1 december 2008 zijn de vier beschikkingen aansprakelijkstelling verminderd tot € 439.714 omdat het UWV de loonuitbetalingen met terugwerkende kracht vanaf 16 juli 2007 heeft overgenomen. Dit heeft tot gevolg dat de aansprakelijkstelling voor de naheffingsaanslagen loonbelasting die vanaf die datum aan de VOF zijn opgelegd zijn komen te vervallen. Het gaat hierbij om de belastingaanslagen met de aanslagnummers die eindigen op A01.7780, A01.7790 en A01.7800.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of eiseres terecht aansprakelijk is gesteld voor de belastingschulden van de VOF.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de beschikking niet in stand kan blijven omdat in deze beschikking is vermeld dat eiseres aansprakelijk wordt gesteld voor de belastingschulden van [G] VOF terwijl de juiste tenaamstelling is [F] VOF. Verder is eiseres van mening dat de aansprakelijkstelling moet komen te vervallen omdat het niet aan haar te wijten is dat de belastingschulden niet zijn betaald en zij alles in het werk heeft gesteld om de belastingverplichtingen van de VOF na te komen. Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder verkeerde informatie heeft verstrekt, waardoor eiseres lange tijd heeft gedacht dat zij aansprakelijk werd gesteld op grond van artikel 36 van de Invorderingswet 1990 (hierna: Invorderingswet). Ook op grond daarvan dient de beschikking volgens eiseres te worden vernietigd. Ook is in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres terecht aansprakelijk is gesteld. Eiseres heeft volgens verweerder niet bewezen dat het niet aan haar te wijten is dat de belasting niet is voldaan. Verder betreurt hij het dat onjuiste informatie is verstrekt maar dit is volgens hem geen reden om de beschikking te vernietigen. Van schending van de beginselen van behoorlijk bestuur is geen sprake, aldus verweerder.
Het bedrag van de aansprakelijkstelling is tussen partijen niet in geschil.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Ingevolge artikel 33, eerste lid en onderdeel a, van de Invorderingswet, is ieder van de bestuurders van de VOF hoofdelijk aansprakelijk voor de door de VOF verschuldigde rijksbelastingen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel wordt, voor zover hier van belang, als bestuurder aangemerkt de volledig aansprakelijke vennoot van een vennootschap. In het derde lid van dit artikel is bepaald dat indien een bestuurder van een lichaam (in dit geval een vennootschap onder firma) zelf een lichaam is (in dit geval een BV), voor de toepassing van dit artikel onder bestuurder mede wordt verstaan ieder van de bestuurders van het laatstbedoelde lichaam. Ten slotte is in het vierde lid van dit artikel bepaald dat niet aansprakelijk is de bestuurder, voor zover deze bewijst dat het niet aan hem is te wijten dat de belasting niet is voldaan. Op grond van artikel 60 van de Wet financiering sociale verzekeringen is artikel 33 van de Invorderingswet ook van toepassing op de premieheffing volks- en werknemersverzekeringen.
De rechtbank verwerpt het standpunt van eiseres dat de beschikking niet in stand kan blijven in verband met de tenaamstelling. Anders dan in de beschikkingen ten name [B] en [C], is in de beschikkingen ten name van eiseres en [D] BV wel vermeld dat het gaat om de belastingschulden van [F] VOF. Reeds hierom kan deze grief niet slagen.
Met betrekking tot de stelling van eiseres dat haar niet verweten kan worden dat de belasting niet is voldaan overweegt de rechtbank als volgt.
De belastingaanslagen waarvoor eiseres aansprakelijk is gesteld hebben betrekking op:
- de periode dat de VOF nog wel aangifte omzetbelasting en loonbelasting deed maar de omzetbelasting niet op aangifte voldeed (tot juli 2007) en de loonbelasting niet op aangifte afdroeg (tot juli 2007); en,
- de periode dat de VOF geen aangifte omzetbelasting meer deed en deze ook niet voldeed (vanaf juli 2007).
De aansprakelijkstelling is verminderd met de belastingaanslagen die zijn opgelegd voor de periode dat de VOF geen aangifte loonbelasting meer deed en deze ook niet voldeed. Deze belastingaanslagen zijn komen te vervallen in verband met het overnemen van de loonuitbetalingen door het UWV (periode 16 juli 2007 tot en met 7 oktober 2007).
De bestuurder van eiser [B]) en de bestuurder van [D] BV ([C]) waren de natuurlijke personen die feitelijk de onderneming van de VOF dreven. Korte tijd na de oprichting van de VOF waren er al structurele betalingsproblemen. Dat de bestuurder van eiseres en daarmee ook eiseres vanaf het begin op de hoogte was van de fiscale verplichtingen van de VOF en het niet voldoen aan deze verplichtingen staat niet ter discussie.
Eiseres stelt dat zij ten onrechte aansprakelijk is gesteld omdat het niet betalen van de belasting door de VOF is veroorzaakt door de malaise in de bouwsector en het niet tijdig kunnen opleveren van bouwprojecten. Hiermee heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen (aannemelijk gemaakt) dat het niet aan haar te wijten is dat de belasting niet is betaald. De VOF heeft vanaf het begin van haar bestaan te laat of niet (volledig) aan haar voldoenings- en afdrachtsverplichtingen voldaan. Voor de stelling dat het niet kunnen voldoen aan deze verplichtingen is veroorzaakt door de malaise in de bouwsector en het niet tijdig kunnen opleveren van twee bouwprojecten, is onvoldoende onderbouwing gegeven. Reeds hierom kan hierin geen disculpatiegrond worden gevonden.
Tevens is onvoldoende komen vast te staan dat (de bestuurder van) eiseres zich tot het uiterste heeft ingespannen om de belastingschulden te betalen. Zo is de rechtbank niet gebleken dat aan de betaling van belastingschulden voorrang is gegeven boven de betaling van de schulden aan andere crediteuren.
Ook de omstandigheid dat open en veelvuldig in overleg is getreden met verweerder over de belastingschulden van de VOF kan niet dienen als disculpatiegrond. Het in overleg treden staat los van de vraag of eiseres een verwijt kan worden gemaakt dat de naheffingsaanslagen niet zijn betaald. Hetzelfde geldt voor het afslaan door verweerder op 27 augustus 2007 van het zogenoemde saneringsvoorstel, onder meer inhoudende het aanbod om een deel van de belastingaanslagen waarvoor eiseres hoofdelijk aansprakelijk is gesteld te voldoen.
Eiseres heeft nog gesteld dat de aansprakelijkstelling moet komen te vervallen omdat verweerder in zijn brief van 1 maart 2006 aangeeft dat betalingsonmacht moet worden gemeld en in deze brief verwijst naar de aansprakelijkstelling van artikel 36 van de Invorderingswet (zie bijlage 5 bij de motivering van het beroep). Verweerder heeft hiermee volgens eiseres in strijd gehandeld met het vertrouwensbeginsel en zorgvuldigheidsbeginsel.
De brief van 1 maart 2006 is een reactie op het verzoek van de VOF om uitstel van betaling. Vervolgens wordt onder het kopje ‘Melding betalingsonmacht’ ingegaan op het rechtsgeldig melden van betalingsonmacht door een rechtspersoon en hetgeen is vermeld in artikel 36 van de Invorderingswet. In dit geval gaat het echter om een personenvennootschap en om bestuurders van deze personenvennootschap. Ook is in deze brief slechts algemene informatie over het melden van betalingsonmacht gegeven. Verder heeft verweerder onweersproken gesteld dat op de melding van betalingsonmacht van de VOF op 8 maart 2006 niet anders is gereageerd dan met het treffen van een betalingsregeling. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat noch uit de brief van 1 maart 2006 noch uit de reactie van verweerder op de melding van de betalingsonmacht door de VOF, het in rechte te beschermen vertrouwen kan worden ontleend dat na het rechtsgeldig melden van betalingsonmacht geen aansprakelijkstelling meer zou volgen. Voor een vernietiging van de aansprakelijkstelling op grond van het vertrouwensbeginsel bestaat dan ook geen aanleiding.
Ook het beroep van eiseres op het zorgvuldigheidsbeginsel, omdat de schuld verder opgelopen zou zijn door niet te wijzen op artikel 33 maar op artikel 36 van de Invorderingswet, kan niet slagen. Dat de onjuiste verwijzing in de brief van 1 maart 2006 hiervan de oorzaak is geweest acht de rechtbank, in het licht van hetgeen eiseres over het oplopen van de schuld naar voren heeft gebracht, niet aannemelijk.
Ook het beroep van eiseres op het zorgvuldigheidsbeginsel, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 19 december 2008, nr. 43.622 (te vinden op rechtspraak.nl, LJN BC2566), gaat niet op. In het arrest waarnaar eiseres verwijst ging het er om dat aan de belastingschuldige (de uitlener) te gemakkelijk uitstel van betaling was verleend waardoor de belastingschuld opliep en te weinig rekening was gehouden met de belangen van degenen die hiervoor uiteindelijk aansprakelijk zijn gesteld (de inleners). Dat in casu sprake is van het te gemakkelijk verlenen van uitstel van betaling aan de VOF, is gesteld noch gebleken. Verweerder heeft er – door medio augustus 2007 te beslissen dat geen nader uitstel van betaling meer zou worden verleend – juist voor gezorgd dat de belastingschulden van de VOF niet nog verder zouden oplopen.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr.drs. L.B.M. Klein Tank en mr. A.I. van Amsterdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 1 juli 2010
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.