Home

Rechtbank Arnhem, 06-07-2010, ECLI:NL:RBARN:2010:1172 BN0374, AWB 09/4579

Rechtbank Arnhem, 06-07-2010, ECLI:NL:RBARN:2010:1172 BN0374, AWB 09/4579

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
6 juli 2010
Datum publicatie
6 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2010:BN0374
Zaaknummer
AWB 09/4579

Inhoudsindicatie

Artikel 10 BPM; verwijzingszaak HR 13 november 2009, 08/03397, LJN BK3079.

De inkoopwaarde voor een handelaar van een vergelijkbare, reeds in Nederland geregistreerde, auto op de Nederlandse markt in 2003, is aannemelijk gemaakt maken aan de hand van de Autotelex Pro-koerslijst.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 09/4579

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 6 juli 2010

inzake

[X] B.V. (voorheen [A] B.V.), gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Zuid, kantoor Roermond, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Eiseres heeft op 24 september 2007 op aangifte een bedrag van € 11.690 aan belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: BPM) voldaan. Eiseres heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt, welk bezwaar bij uitspraak van verweerder ongegrond is verklaard.

De Rechtbank Breda heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard en het bedrag van de verschuldigde BPM verminderd tot € 10.075. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en tot vergoeding van het betaalde griffierecht.

De Hoge Raad heeft bij arrest van 13 november 2009, kenmerk 08/003397, LJN BK3079, het cassatieberoep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank Breda vernietigd behoudens de beslissingen over het griffierecht en de proceskosten, en heeft het geding voor verdere behandeling en beslissing verwezen naar de rechtbank Arnhem. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en van het door haar betaalde griffierecht.

Partijen hebben hun standpunt nader schriftelijk toegelicht.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 juni 2010 te Arnhem. Namens eiseres zijn daar verschenen [B], bijgestaan door [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].

2. Feiten

Eiseres importeert gebruikte auto’s uit onder meer Duitsland. Op 13 september 2007 heeft zij in Duitsland een Volkswagen [C] uit juli 2003 (hierna: de auto) gekocht voor € 26.000. Voor de registratie van deze auto is op 24 september 2007 € 11.690 aan BPM voldaan.

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag welk bedrag eiseres aan BPM is verschuldigd voor de registratie van de auto. Na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad spitst het geschil zich toe op de vraag wat de waarde is van een vergelijkbare, reeds in Nederland geregistreerde, auto die door een handelaar op de Nederlandse markt in september 2003 werd ingekocht.

Eiseres bepleit dat die waarde op € 28.125 moet worden gesteld, zijnde de verkoopwaarde van de auto verminderd met een percentage van 25 voor onder meer de verkoopmarge.

Verweerder is van mening dat de waarde op € 37.431 moet worden gesteld. Deze waarde is gebaseerd op de Autotelex Pro-koerslijst. Op grond van deze waarde bedraagt de verschuldigde BPM € 10.056.

4. Beoordeling van het geschil

In zijn arrest van 13 november 2009 heeft de Hoge Raad overwogen:

“Omdat ingevolge artikel 90 EG een ingevoerde gebruikte auto niet mag worden onderworpen aan een hogere belasting dan de belasting die nog rust op de waarde van een gelijksoortige, reeds op het nationale grondgebied geregistreerde auto, moet de onderhavige auto worden vergeleken met een auto die door een handelaar op de Nederlandse markt wordt ingekocht. Wanneer de handelaar een dergelijke inkoop doet, zal de nog op de desbetreffende auto rustende BPM gelijk zijn aan een aan de door de handelaar betaalde inkoopsom evenredig gedeelte van de oorspronkelijke BPM. Deze op die auto rustende BPM wordt niet hoger door de eventuele marge die de handelaar bij verkoop van die auto realiseert. Indien met betrekking tot de onderhavige auto zou worden uitgegaan van de verkoopwaarde ervan, zou de marge van de handelaar (belanghebbende) in de heffing worden betrokken. Daardoor zou, uitgaande van de door de Rechtbank gehanteerde veronderstelling dat de verkoopprijs van de onderhavige auto gelijk is aan die waarvoor soortgelijke auto's op de Nederlandse markt door handelaren worden verkocht aan particulieren, de geheven BPM hoger kunnen zijn dan de BPM die rust op zulke soortgelijke auto's (vgl. HR 10 juli 2009, nr. 43873, LJN BJ2012, V-N 2009/33.24 en HR 10 juli 2009, nr. 07/11237, LJN BJ1971, V-N 2009/33.25).”

Verweerder kan, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 6 december 2002, 37 666, LJN AE4811, de inkoopwaarde van een vergelijkbare, reeds in Nederland geregistreerde, auto aannemelijk maken aan de hand van koerslijsten. Met zijn beroep op de Autotelex Pro-koerslijst heeft verweerder aannemelijk gemaakt dat deze inkoopwaarde in september 2003

€ 37.431 bedroeg. Tussen partijen is niet in geschil dat in dat geval een € 10.056 aan BPM is verschuldigd.

De waarde die door eiseres wordt bepleit, is gegrond op een herleiding van de verkoopprijs van de geïmporteerde auto naar een inkoopwaarde. Op grond van deze berekening kan echter niet worden vastgesteld welk evenredig deel van de oorspronkelijk in Nederland verschuldigde BPM nog rust op een vergelijkbare, reeds in Nederland geregistreerde, auto. Om die reden volgt de rechtbank de door eiseres berekende waarde niet.

Het beroep is dan ook gegrond. De rechtbank zal de verschuldigde BPM vaststellen op

€ 10.056.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling voor deze verwijzingsprocedure redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 655,50 (0,5 punt voor het indienen van de schriftelijke uiteenzetting en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de verschuldigde BPM tot een bedrag van € 10.056 en bepaalt dat deze uitspraak in zo verre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 655,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in tegenwoordigheid van

M. Brouwer, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 6 juli 2010

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem;

dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.