Home

Rechtbank Arnhem, 22-07-2010, BN2438, AWB 09/4205

Rechtbank Arnhem, 22-07-2010, BN2438, AWB 09/4205

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
22 juli 2010
Datum publicatie
27 juli 2010
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2010:BN2438
Zaaknummer
AWB 09/4205

Inhoudsindicatie

WOZ. Chalet op recreatiepark onroerend ondanks wielen en verplaatsbaarheid? Ja, want bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven (portacabinarrest HR). Aansluiting op water, gas, elektra, tv-kabel, telefoon, rioolstelsel. Geen opstalrecht zonder notariële akte. Rioolheffing terecht per chalet.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummers: AWB 09/4205 en AWB 10/1519

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 22 juli 2010

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van het object, plaatselijk bekend als [A-straat 1] te [Q] (hierna: het object), per waardepeildatum 1 januari 2008, vastgesteld voor het kalenderjaar 2009 op € 82.000.

Voorts heeft verweerder aan eiser voor het jaar 2009 een aanslag rioolrecht opgelegd tot een bedrag van € 133.

Verweerder heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 15 september 2009 de WOZ-waarde en de aanslag rioolrecht gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 15 oktober 2009, ontvangen door de rechtbank op 21 oktober 2009, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 juli 2010 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [A]. De zaken zijn met toestemming van partijen ter zitting gelijktijdig behandeld met de zaken bij de rechtbank bekend onder procedurenummers 09/4230 en 10/1522 van [B].

2. Feiten

Eiser is gebruiker en genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van het object. Het object is een vrijstaand chalet met tuinhuis en ondergrond gelegen op recreatiepark [C]. Het chalet is voorzien van wielen en is aangesloten op water, gas, elektra, op de tv-kabel en op het telefoonnet. Vanuit het chalet wordt afvalwater afgevoerd op het rioolsysteem van het recreatiepark.

3. Geschil

In geschil is of bij de vaststelling van de WOZ-waarde door verweerder terecht de waarde van het chalet is meegenomen. In het bijzonder is daarbij in geschil of het chalet als een onroerende zaak moet worden aangemerkt. De WOZ-waarde van het chalet is niet in geschil. Voorts is in geschil of de aanslag rioolrecht terecht en tot een juist bedrag is opgelegd.

4. Beoordeling van het geschil

Onroerende zaak?

Krachtens artikel 17, eerste lid, van de Wet WOZ, wordt aan een onroerende zaak een waarde toegekend.

Voor de betekenis van het begrip ‘onroerende zaak’ in de Wet WOZ moet worden aangesloten bij artikel 3:3 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarin is het volgende bepaald:

“1. Onroerend zijn de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, de met de grond verenigde beplantingen, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen of werken.

2. Roerend zijn alle zaken die niet onroerend zijn.”

Een gebouw kan - gelet op HR 31 oktober 1997, nr. 16 404, NJ 1998, 97 (Portacabin-arrest) - duurzaam met de grond zijn verenigd doordat het naar aard en inrichting is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dan dat technisch bezien de mogelijkheid aanwezig is en blijft om het bouwsel te verplaatsen. Bij de beantwoording van de vraag of een gebouw bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer of degene in wiens opdracht het bouwwerk is aangebracht, voorzover deze bedoeling naar buiten kenbaar is.

Het chalet is blijkens aard en inrichting als onder de feiten beschreven, met name gelet op de aansluiting op water, gas, elektra, rioolstelsel, tv-kabel en telefoonnet, alsmede gelet op de tot de stukken van het geding behorende foto's, bestemd om duurzaam ter plaatse de functie van woning te vervullen. Dat het chalet op wielen is geplaatst doet daaraan niet af, omdat de technische mogelijkheid het chalet te verplaatsen niet relevant is. Eiser heeft gesteld dat hij het chalet misschien zal verplaatsen in verband met de aanschaf van een ander type chalet. Verweerder heeft deze stelling betwist. De rechtbank is van oordeel dat eiser zijn stelling niet aannemelijk heeft gemaakt, nu hij deze stelling niet nader heeft onderbouwd. Bovendien doet dit niet af aan het feit dat het chalet bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en dat de bestemming om duurzaam ter plaatse te blijven naar buiten toe kenbaar is. Het chalet is derhalve aan te merken als een onroerende zaak in de zin van de Wet WOZ.

Eiser heeft gesteld dat hij mondeling een opstalrecht is overeengekomen met de eigenaar van het chalet (zijn partner) en dat hij gelet op dit opstalrecht niet in de heffing kan worden betrokken voor de waarde van het chalet. Omdat voor de vestiging van een opstalrecht op een onroerende zaak, gelet op de artikelen 3:89 en 3:98 van het BW, een notariële akte en inschrijving van die akte in de openbare registers is vereist, kan de stelling van eiser, voor zover deze al aannemelijk zou zijn, hem niet baten. Dat de eigenaar van het chalet en niet eiser zelf het chalet heeft verzekerd, kan voorts niet leiden tot het oordeel dat het chalet geen deel uitmaakt van de onroerende zaak.

Verweerder heeft derhalve bij de vaststelling van de WOZ-waarde terecht de waarde van het chalet meegenomen.

Aanslag rioolrecht

Artikel 229, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Gemeentewet bepaalt dat rechten kunnen worden geheven ter zake van het gebruik overeenkomstig de bestemming van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen of van voor de openbare dienst bestemde werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn en ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten. Onder deze rechten worden mede rioolrechten begrepen.

Artikel 2, eerste en tweede lid, van de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrecht 2009 (hierna: de Verordening) bepalen:

“1. Onder de naam “rioolrecht” wordt geheven:

een recht van de gebruiker van een object van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2. Met betrekking tot het rioolrecht wordt als gebruiker aangemerkt:

degene die naar de omstandigheden beoordeeld het object al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.”

Op grond van de Verordening wordt door verweerder een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. Vast staat dat eiser afvalwater afvoert op het rioolsysteem van recreatiepark [C]. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat het recreatiepark vervolgens het afvalwater op de gemeentelijke riolering afvoert. Nu eiser gebruiker is van het chalet en het chalet, naar verweerder onweersproken heeft gesteld, indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, heeft verweerder aan eiser terecht een aanslag rioolrecht opgelegd. De omstandigheid dat eiser mogelijk op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst is gehouden voor het gebruik van de riolering van het recreatiepark een bijdrage te betalen, kan niet afdoen aan de belastingplicht.

Eiser heeft voorts gesteld dat het niet redelijk is om, enkel om de gemeentelijke belastingopbrengst te verhogen, aan de gebruikers van elk chalet een aanslag rioolrecht op te leggen naar een heffingsmaatstaf van 0-350 m³ water, terwijl sprake is van een minimaal gebruik van de riolering.

De keuze voor een systeem van heffing van rioolrecht is voorbehouden aan de gemeenteraad. Voorzover geen sprake is van een onredelijke of willekeurige heffing is de rechtbank niet bevoegd om te oordelen over het door de gemeenteraad gekozen systeem van heffing van rioolrecht. Van een onredelijke of willekeurige heffing is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake.

De aanslag rioolrecht is terecht en tot een juist bedrag aan eiser opgelegd.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. F.M. Smit, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 22 juli 2010

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.