Rechtbank Arnhem, 30-11-2010, BO5369, AWB 10/746
Rechtbank Arnhem, 30-11-2010, BO5369, AWB 10/746
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 30 november 2010
- Datum publicatie
- 30 november 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2010:BO5369
- Zaaknummer
- AWB 10/746
Inhoudsindicatie
7;15 Awb Kosten voor inschakeling deskundige komen niet voor vergoeding in aanmerking omdat deskundige ook als gemachtigde is opgetreden.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/746
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 30 november 2010
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1], te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2008, voor het kalenderjaar 2009 vastgesteld op € 195.000.
Eiser heeft daartegen bij brief van 8 april 2009, door verweerder ontvangen op 9 april 2009, bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 15 januari 2010 de waarde verminderd tot € 177.000. Daarbij heeft verweerder de vergoeding voor de kosten van bezwaar vastgesteld op € 322.
Eiser heeft daartegen bij brief van 23 februari 2010, ontvangen door de rechtbank op 25 februari 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2010 te Arnhem.
Namens eiser is verschenen [gemachtigde] als gemachtigde. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde], bijgestaan door mr. [A].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser is eigenaar en gebruiker van de woning. De woning, gebouwd in 1934, is een bovenwoning met berging. De inhoud van de woning is ongeveer 387 m³.
Bij beschikking van 28 februari 2009 heeft verweerder de WOZ-waarde per waardepeildatum 1 januari 2008 vastgesteld op € 195.000.
Namens eiser is daartegen op 8 april 2009, door verweerder ontvangen op 9 april 2009, pro forma bezwaar gemaakt door [B], werkzaam bij [C] te [Q]. In de machtiging van 12 maart 2009 die als bijlage bij het bezwaarschrift is gevoegd, is onder meer het volgende opgenomen:
“Door onderstaande machtiging te ondertekenen geef ik [C] opdracht tot het controleren van en bezwaar maken tegen de WOZ beschikking en de daarmee samenhangende aanslagen.
Machtiging
Ondergetekende verklaart dat, de heer [gemachtigde] als register taxateur verbonden aan [C], als gemachtigde optreedt met recht van substitutie, inzake het bezwaar en eventueel in te stellen beroep tegen de WOZ beschikking(en) en de daarmee samenhangende aanslagen. S.v.p. alle correspondentie inzake deze procedure richten aan:
[C]
(…)”.
Bij brief van 18 april 2009 is het bezwaar door [B] gemotiveerd.
Bij brief van 1 juli 2009, door verweerder ontvangen op 3 juli 2009, is het bezwaar verder aangevuld door [D], eveneens werkzaam bij [C]. In die brief schrijft [D] onder meer:
“Onderwerp: aanvulling van het bezwaarschrift.
(...)
Bijgaand treft u het taxatierapport van bovengenoemd onroerend goed aan als extra onderbouwing van het door ons ingediende bezwaarschrift..
Ook vragen wij u de door ons gemaakte proceskosten te vergoeden zoals geregeld volgens artikel 7:15 Awb. Onderstaand treft u een specificatie aan (...)
(…)
Specificatie proceskosten
Artikel 7:15 lid a bezwaarprocedure 1 punt € 161
Artikel 7:15 lid b taxatierapport 5 uur x € 80,- € 400
Totale proceskosten € 561
”.
Als bijlage is een taxatierapport bijgevoegd van [C], gedagtekend 1 juli 2009 en opgesteld door [D], taxateur. Volgens het rapport was de waarde van de woning op 1 januari 2008 € 183.000.
Bij de uitspraak op bezwaar heeft verweerder aan eiser een vergoeding voor de kosten van beroepsmatige bijstand toegekend van € 322. Daarvan heeft € 161 betrekking op de kosten van het taxatierapport.
3. Geschil
In geschil is uitsluitend het antwoord op de vraag of verweerder terecht heeft geweigerd om voor het taxatierapport opgemaakt door [D], een hogere vergoeding toe te kennen dan € 161.
Eiser concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vaststelling van de kosten van bezwaar op een bedrag van € 561.
Verweerder stelt primair dat geen sprake is van kosten van een deskundige en dat daarom het beroep ongegrond moet worden verklaard. Subsidiair heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat taxatiewerkzaamheden niet zijn aan te merken als werkzaamheden van wetenschappelijke of bijzondere aard en dat daarom alleen aanspraak bestaat op een vergoeding die niet uitgaat boven de helft van het wettelijk maximumtarief voor de kosten van een deskundige, door verweerder begroot op € 203,10 (5 x € 40,62).
4. Beoordeling van het geschil
Op grond van artikel 7:15, tweede lid, Awb worden de kosten, die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.
In artikel 1 Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
“Een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel (…) artikel 7:15, tweede lid (…) van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend betrekking hebben op:
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een (…) deskundige (…) die (…) aan een partij een verslag heeft uitgebracht, (…)”.
Artikel 6 Besluit tarieven in strafzaken 2003 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"Voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de wet, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, geldt, naar gelang de werkzaamheden niet of in mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief van ten hoogste € 81,23 per uur.".
Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vergoeding voor het taxatierapport ten onrechte is toegekend, omdat [C] niet alleen als deskundige maar ook als gemachtigde optreedt.
De rechtbank acht in verband hiermee het volgende van belang. Uit de machtiging die eiser heeft overgelegd, blijkt dat eiser taxateur [gemachtigde] heeft gemachtigd om namens hem onder meer bezwaar in te stellen tegen de WOZ-beschikking. Daarbij is aan [gemachtigde] het recht gegeven zich door anderen te laten vervangen. In de machtiging staat bovendien vermeld dat [C] de opdracht krijgt tot het maken van bezwaar tegen de WOZ-beschikking. De rechtbank leidt uit de inhoud van de machtiging als hiervoor genoemd af dat eiser bedoeld heeft om [gemachtigde] het recht te geven zich door andere medewerkers van [C] te laten vervangen. Dat is ook daadwerkelijk gebeurd. [D] is werkzaam bij [C] en heeft een aanvulling op het bezwaar ingediend. [D] is daarbij opgetreden als substituut-gemachtigde. [D] heeft ook een taxatierapport opgemaakt. [D] heeft dat gedaan als taxateur. Er is dus sprake van vermenging van de functies van deskundige en gemachtigde. Onder die omstandigheden is er geen plaats voor een veroordeling in de kosten van het door [D] uitgebrachte rapport als kosten van een deskundige.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. van den Hurk, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 30 november 2010
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.