Rechtbank Arnhem, 14-12-2010, BO7914, AWB 09/1967 en 09/1968
Rechtbank Arnhem, 14-12-2010, BO7914, AWB 09/1967 en 09/1968
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 14 december 2010
- Datum publicatie
- 20 december 2010
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2010:BO7914
- Zaaknummer
- AWB 09/1967 en 09/1968
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting door leveranciers van auto’s niet op aangifte voldaan. Belastingplichtige wist dat de transacties onderdeel waren van BTW-fraude. De aan hem in rekening gebrachte omzetbelasting komt daarom niet voor aftrek in aanmerking.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummers: AWB 09/1967 en 09/1968
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 14 december 2010
inzake
[X], wonende te [Z], eiser,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Almere, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser de volgende naheffingsaanslagen in de omzetbelasting opgelegd en de volgende beschikkingen heffingsrente genomen:
- over het tijdvak 1 oktober 2006 tot en met 31 juni 2007 (bedoeld zal zijn 30 juni 2007) een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (aanslagnummer [000].F.02.7506) van € 746.322 en een bedrag van € 5.253 aan heffingsrente;
- over het tijdvak 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting (aanslagnummer [000].F.02.7207) van € 438.060 en een bedrag van € 11.570 aan heffingsrente.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 23 maart 2009 de naheffingsaanslag over het tijdvak
1 oktober 2006 tot en met 30 juni 2007 en de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Bij uitspraak op bezwaar van 20 februari 2007 heeft verweerder de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 en de daarmee samenhangende beschikking heffingsrente gehandhaafd.
Eiser heeft tegen beide uitspraken op bezwaar bij brief van 1 mei 2009, ontvangen door de rechtbank op 6 mei 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2010 te Arnhem.
Eiser heeft zich daar laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde [gemachtigde] en mr. [A]. Namens verweerder zijn verschenen drs. [gemachtigde] en mr. [B].
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiser exploiteert sinds eind 2006 in de vorm van een eenmanszaak een autohandel onder de naam [C].
In de onderhavige tijdvakken heeft eiser onder meer auto’s ingekocht van [E] B.V. en [D] B.V. De auto’s zijn afkomstig uit Duitsland. [E] B.V. en [D] B.V. hebben ter zake van de aan eiser geleverde auto’s aan eiser 19% omzetbelasting in rekening gebracht. Eiser heeft die omzetbelasting als voorbelasting in aftrek gebracht.
[E] B.V. is op 7 juli 1988 opgericht onder de naam [F] B.V. Volgens het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel voor Oost- Nederland van 8 oktober 2007 was [E] B.V. gevestigd te [Q]. Enig aandeelhouder en bestuurder van [E] B.V. was in de betrokken jaren [G]. De statutaire naam van de vennootschap was vanaf
18 december 1997 tot 14 maart 2002 [H] B.V. [E] B.V. is op 14 augustus 2009 ontbonden.
Enig aandeelhouder en bestuurder van [D] B.V. is, sinds 28 augustus 2007, de heer [I].
Op 9 juli 2007 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiser. Onderzocht is de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 oktober 2006 tot en met 30 juni 2007. Van het boekenonderzoek is een rapport opgemaakt met dagtekening 22 oktober 2007. In het rapport is onder meer het volgende opgenomen:
“ 2.2 Bedrijfsactiviteiten
De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de exploitatie van een autohandel onder de naam [C]. Volgens belastingplichtige zou er sprake zijn van bemiddeling in auto’s. Belastingplichtige heeft verklaard pas dan een auto te kopen op het moment dat hij een verkoper heeft. De auto wordt ook pas betaald op het moment dat belastingplichtige geld van zijn debiteur heeft ontvangen. Opvallend is dat er vlak na de start van de onderneming al een forse omzet wordt behaald. De omzet over de periode 2-11-2006 t/m 31-03-2007 bedraagt € 2.100.000.
(...)
3.2 Voorbelasting
Belastingplichtige heeft over de gecontroleerde periode, op één transactie na, al zijn auto’s ingekocht bij [E] BV gevestigd in [Q]. Deze rechtspersoon heeft in zijn geheel niet aan zijn fiscale verplichtingen voldaan.”.
Over de maanden november en december van het jaar 2006 en het eerste en tweede kwartaal van 2007 heeft [E] B.V. voor de omzetbelasting zogenoemde nihil-aangiften ingediend.
Naar aanleiding van de resultaten van het boekenonderzoek is aan eiser met dagtekening 22 oktober 2007 een naheffingsaanslag over het tijdvak 1 oktober 2006 tot en met 30 juni 2007 opgelegd ad € 746.322 en met dagtekening 10 juli 2008 over het tijdvak 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 438.060.
De naheffingsaanslagen hebben betrekking op de voorbelasting die ter zake van de inkoop van auto’s door [E] B.V. en [D] B.V. aan eiser in rekening is gebracht en door eiser in aftrek is gebracht.
De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 oktober 2006 tot en met 30 juni 2007 is door verweerder als volgt gespecificeerd:
Correctie voorbelasting [E] B.V. 2006: € 132.077
Correctie voorbelasting [E] B.V. 1e en 2e kwartaal 2007: € 614.245
Totaal correctie: € 746.322
De naheffingsaanslag over het tijdvak 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 is door verweerder als volgt gespecificeerd:
Correctie voorbelasting [E] B.V.: € 285.005
Correctie voorbelasting [D] B.V.: € 153.055
Totaal correctie: € 438.060
Naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek is een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Van dit strafrechtelijk onderzoek is met dagtekening 14 april 2008 een proces-verbaal opgemaakt.
In het overzichtsproces-verbaal is onder meer het volgende opgenomen:
“1. Aanleiding onderzoek
1.1 [G] (...)
Op 9 juli 2007 is door een controlemedewerker van de Belastingdienst (...) een boekenonderzoek ingesteld bij autohandel [X] h/o [C] (V3). Daarbij kwam naar voren dat [X] h/o [C] (V3) al zijn auto’s ingekocht heeft bij [E] B.V. (...) die daarvoor facturen met omzetbelasting heeft uitgeschreven.
(...)
[E] B.V. (...) heeft de in rekening gebrachte omzetbelasting aan [X] h/o [C] (V3) niet in haar aangiften omzetbelasting verwerkt.
[E] B.V. (...) doet over de maanden november en december 2006, het 1e en 2e kwartaal in 2007 zogenaamde nihil aangiften omzetbelasting. (...)
De door [E] B.V. (...) aan [X] h/o [C] (V3) in rekening gebrachte omzetbelasting over voornoemde periode is door [X] h/o [C] (V3) wèl in aftrek genomen in zijn aangiften omzetbelasting.
(...)
Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek van de Belastingdienst bij [E] B.V. (...) stelt de Belastingdienst tevens een onderzoek in bij [J] B.V. (V6). Uit dit onderzoek komt naar voren dat [J] (...) over 2006 heel veel handel dreef in auto’s van de merken Mercedes, Audi en BMW geïmporteerd uit Duitsland. Vrijwel al deze auto’s zijn ingekocht bij [K] B.V. (V8), [L] B.V. (V10) en [X] h/o [C] (V3). Alle betalingen aan [K] B.V. (V8) en [L] B.V. (V10) zijn per kas gedaan.
(...)
4. MATERIELE ONDERZOEK
4.1 Beschrijving van de wijze van frauderen
(...)
De organisatoren importeerden auto’s uit Duitsland die door de Duitse autobedrijven tegen 0% BTW gefactureerd worden aan door de organisatie gebruikte Nederlandse rechtspersonen. Deze rechtspersonen factureerden vervolgens de auto’s inclusief 19% BTW aan verschillende Nederlandse autobedrijven. De gefactureerde BTW aan de autobedrijven werd door die autobedrijven wel als vooraftrek opgenomen in hun aangiften omzetbelasting, terwijl deze BTW niet afgedragen werd door de gebruikte rechtspersonen, de zogenaamde “ploffers”. De ploffers kenmerken zich door na een bepaalde gebruiksperiode failliet te gaan zonder verhaal voor de niet afgedragen BTW.
Het systeem is er op gericht financieel voordeel te verkrijgen door het niet afdragen van BTW door de “ploffers”, terwijl die BTW wel aan de “ploffers’ betaald is door de afnemende autobedrijven in Nederland. Opvallend hierbij is dat de “ploffers’ op de transactie zelf nauwelijks winst, of zelfs verlies maken. De “winst” kan uitsluitend ontstaan door de in rekening gebrachte 19% BTW niet af te dragen.
(...)
4.3 Organisatie van de fraude
(...)
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat voornoemde verdachten de hieronder beschreven rollen vervullen ten aanzien van de BTW-fraude:
• [X] (V3) en zijn pleegvader [M] (V5) fungeren als leiders of bestuurders van de organisatie waarmee de BTW-fraude wordt gepleegd.
• Beiden fungeren als feitelijk leidinggevenden van de opeenvolgende “ploffers”; [L] B.V. (V10), [K] B.V. (V8), [E] B.V. (V2) en [D] B.V.
(...)
5.2.1.3 Verklaringen verdachten
Verklaringen verdachte [G] (V1)
[G] (...) heeft in zijn verhoor van 26 november 2007 zakelijk weergegeven
(...) verklaard dat:
(…)
• Hij directeur is van [E] B.V. (...).
• Hij begonnen is met [E] (...) nadat hij in contact is gekomen met iemand in een café in [Z].
• Dit café [N] is, en dat het in oktober/november 2006 was.
• Deze man hem vertelde dat hij wat kon verdienen, als hij een bedrijfje op naam zou nemen.
• (...)
• Deze man zelf de B.V. niet op zijn naam kon zetten, omdat hij dan al zijn geld zou kwijtraken.
• Deze man hem vertelde dat hij er geld mee kon verdienen, en dat dit voor hem genoeg was.
• De man van café [N] vervolgens alles geregeld heeft, en ervoor gezorgd heeft dat hij [E] B.V. (...) op naam zou krijgen.
• Hij alleen auto’s moest ophalen, en de facturen opmaakte.
• Hij daarvoor een kleine vergoeding kreeg.
• Hij de facturen maakte op de computer van [X] (V3) te [Z].
• (...)
• Hij dan bij [X] (...) de factuur maakte, en [X] (...) hem vervolgens de auto’s contant betaalde.
• Hij het geld vervolgens aan de man uit [Z] gaf.
• (...)
• Op het eind van [E] (...) de B.V. [E] op naam van een junk gezet zou worden.
• Die dan alle problemen zou hebben.
• De man uit [Z] hem dat verteld heeft.
• (...)
• De man uit [Z] eigenlijk alles besliste binnen [E] (...).
• Hij eigenlijk alles deed in opdracht van de man uit [Z].
(...)
• De man uit [Z] hem vertelde dat er niets in Nederland werd verdiend, en dat de aangiften gewoon ingevuld konden worden met nul.
• De eerste twee keer iemand uit [Z] hem dit heeft voorgedaan.
• (...)
• Hij via e-mail aangifte omzetbelasting gedaan heeft.
(...)
In zijn verhoor van 29 november 2007:
(...)
• Hij de administratie niet gebruikte om aangifte te doen.
• Hem verteld was dat hij de aangiften op “nul’ moest zetten.
• Hij dat bij alle aangiften gedaan heeft.
• Hijzelf de aangiften omzetbelasting verzorgde, ze digitaal invulde en verstuurde per computer, op de computer van [X] (...) op zijn woonadres.
(...)
• Hij niet wist dat er ook omzetbedragen op de aangifte ingevuld moest worden.
• Hij ook niet wist dat de inkopen uit Duitsland op de aangifte moesten worden ingevuld.
• Er hem verteld is dat als er geen bedrijfsactiviteiten zijn, je dan toch de aangiften omzetbelasting op nul moet zetten, omdat ze anders je bedrijf failliet verklaren.
(...)
Verklaring verdachte [X] (V3)
(...)
• [G] (V1) wel eens facturen opmaakte op zijn computer.
• Hij niet kan zeggen wat [G] (...) nog meer op zijn computer deed.
• Hij er wel eens bij zat als [G] (...) een factuur opmaakte.
• Hij weet dat [G] ook wel eens een keer een aangifte omzetbelasting op zijn computer heeft opgemaakt.
• Hij dat niet gezien heeft, maar daar wel toestemming voor gegeven had.
(...)
5.2.2.1 Verklaringen verdachten
Verklaring verdachte [X] (V3)
[X] heeft, in zijn verhoor van 4 december 2007 zakelijk weergegeven (...) verklaard dat:
• Hij de auto’s kocht van [E] B.V. (...)
(...)
• Hij niet weet, en wist waar de auto’s van [E] B.V. (...) vandaan komen.
(...)
Nadat hem uittreksels van de Kamer van Koophandel voor Oost Nederland van (...) “[E] B.V.” (...) zijn getoond:
• Dat hij het uittreksel van [E] B.V. (...) herkent.
• Hij deze in zijn administratie moest houden van zijn boekhouder.
(...)
5.2.2.2 Verklaringen getuigen
Verklaring getuige [O] (G3)
[O] (G3) heeft in zijn verhoor van 6 december 2007 zakelijk weergegeven (...) verklaard dat:
• Hij adverteert met B.V.’s op marktplaats.
• Hij op deze wijze telefonisch is benaderd voor [E] B.V. (V2)
• Dit in de nazomer van 2006 was.
• [X] (V3) toen contact met hem opnam.
• Die hem vertelde dat hij voor een vriend van hem een B.V. zocht, en dat hij die wel op voorraad had.
• (...)
• Hij hem ongeveer 5 B.V.’s heeft laten zien, en dat zijn keuze viel op [E] B.V. (...)
• [X] (V3) meerdere uittreksels van de Kamer van Koophandel had meegenomen, en na een week [X] (V3) hem opbelde en tot koop over wilde gaan.
• Hij steeds gezegd heeft dat het voor een klant was.
• Toen [X] (V3) terugkwam hij hem een legitimatie van meneer [G] (V1) heeft gegeven.
• (...)
• [X] (V3) destijds persoonlijk contant een aanbetaling heeft gedaan.
(...)
Verbalisanten (...):
Wij merken op dat op het verblijfadres van [X] (V3) bij de doorzoeking op 17 oktober diverse documenten zijn aangetroffen.
Daaronder bevond zich een originele concept afrekening (D/073) betreffende de levering van aandelen van [E] B.V. (...) aan [G] (V1) d.d. 30-10-2006 voor € 4.546,69 met daarop een handgeschreven aantekening van [a] dat het bedrag contant voldaan is.
(...)
5.2.2.3 Bevindingen verbalisanten
Kamer van Koophandel uittreksels
(...)
Wij merken op dat op een computer aanwezig op het verblijfadres van [X] (V3) bij de doorzoeking op 17 oktober 2007 een identieke versie (...) van dit uittreksel is aangetroffen.
Ook het origineel (...) van het uittreksel van de Kamer van Koophandel voor de Veluwe en Twente betreffende [E] B.V. (...) d.d. 1-11-2006 (...) werd op dit adres aangetroffen.
(...)
Op de voornoemde computer zijn diverse versies van uittreksels van de Kamer van Koophandel betreffende [H] B.V. (V2) met dossiernummer van [E] B.V. (...) aangetroffen.
(...)
Facturen [E] B.V./[H] B.V. (V2)
Op een computer aanwezig op het verblijfsadres van [X] (V3) bij de doorzoeking op 17 oktober 2007, is een factuur D/180 aangetroffen van [E] B.V. (...) aan [C] B.V. d.d. 29-8-2007 (...) voor € 51.000,- incl. BTW.
(…)
Vervolgens hebben wij de eigenschappen, behorende bij D/180 uitgeprint.
(...)
Daarin staat te lezen dat dit document op 12 november 2006 gemaakt is, en op 2 september 2007 voor het laatst gewijzigd is. Verder staat te lezen dat het gaat om revisienummer: 89. Een door ons uitgevoerde test heeft opgeleverd dat het revisienummer aangeeft hoe vaak het desbetreffende nummer is opgeslagen.
Verder staat er te lezen dat het betreffende document tussen 12 november 2006 en 2 september 2007 in totaal 775 minuten heeft opengestaan voor bewerking.
Verder is op het verblijfsadres van [X] (V3) bij de doorzoeking op 17 oktober 2007 een blanco factuur (...) aangetroffen van [H] B.V. (...). Deze factuur is voorzien van factuurnummer (...). Hetzelfde factuurnummer is gebruikt voor een factuur van [E] B.V. (...) aan [C] d.d. 2-11-2006 voor € 59.250 incl. BTW.
(...)
Verder merken wij met betrekking tot de vermelde telefoonnummers op de facturen van [H] B.V. (V2) die naar Duitsland gefaxt worden nog het volgende op:
• Op die facturen wordt het nummer [nummer] als telefoonnummer, en het nummer [nummer1] als faxnummer vermeld.
• Een enveloppe van een prepaid Telford simkaart betreffende telefoonnummer [nummer1] met daarop de handgeschreven notitie “ Fax” is aangetroffen op het verblijfsadres van [X] (V3).
• Een enveloppe van een prepaid Telford simkaart betreffende telefoonnummer [nummer] met daarop de handgeschreven notitie “Tel” is (...) aangetroffen op het verblijfsadres van [X] (V3).
Volmachten aan [I] (V4) van [E] B.V. (...)
(...)
Op een computer aanwezig op het verblijfsadres van [X] (V3) bij de doorzoeking op 17 oktober 2007 is een volmacht (...) aangetroffen van [H] B.V. services d.d. 27-09-2007 van [G] aan [I] (V4).
(...)
Inkoopgegevens [E] B.V. (...)
Wij merken op dat alle inkoopgegevens van [E] B.V. (...) die bij het onderzoek naar voren zijn gekomen zijn aangetroffen op (...) het verblijfsadres van [X] (V3) voor wat betreft de facturen (...).
Daarvan hebben wij een overzicht gemaakt (...) Uit dit overzicht komt naar voren dat voor minimaal € 2.685.392 aan inkoopgegevens van [E] B.V. (…) is aangetroffen op de verblijfsadressen van [X] (V3) en [M] (V5).
Bankgegevens [E] B.V. (...)
Op het verblijfsadres van [X] (V3) bij de doorzoeking op 17 oktober 2007 zijn verder de volgende stukken betreffende de bankrekening bij de Rabobank van [E] B.V. (...) aangetroffen:
• Een enveloppe met opschrift [G] (V1) en [E] B.V. (...) inhoudende een mededeling pincode (...) en [nummer2] zijnde de 3 laatste cijfers van het bijbehorende bankrekeningnummer.
• Een origineel afschrift van de overeenkomst tussen [E] B.V. (...) en de Rabobank betreffende (...) bankrekening (...) [nummer2].
(...)
Elektronische aangiften.
Op het verblijfadres van [X] (V3) bij de doorzoeking op 17 oktober 2007 zijn verder de volgende stukken aangetroffen met betrekking tot het doen van elektronische belastingaangifte:
• Een brief van de Belastingdienst aan [E] B.V. (...) d.d. 29-11-2006 met het wachtwoord (...) betreffende fiscaal nummer [001] ten behoeve van elektronische aangiften.
• Een brief van de Belastingdienst aan [E] B.V. (V2) d.d. 11-11-2006 met de gebruikersnaam (...) betreffende fiscaal nummer [001] ten behoeve van elektronische aangiften.
(...)
Afgeluisterde telefoongesprekken
Alle afgeluisterde telefoongesprekken in de periode van 30 juli 2007 t/m 19 oktober 2007 zijn geanalyseerd. (...)
Uit deze analyse komt onder andere het volgende naar voren:
[X] (V3) maakt zich 182 keer bekend als “[E]”,
[X] (V3) maakt zich 10 keer bekend als “[G]”,
[X] (V3) maakt zich 1 keer bekend als “[G] uit Holland”,
(...)
5.2.5.3 Verklaringen verdachte
Verklaring verdachte [J] (V7)
(...)
[J] heeft in zijn verhoor van 17 oktober 2007 zakelijk weergegeven (...) verklaard dat:
(...)
• Hij de facturen van [K] B.V. (V8) en [L] B.V. (V10) kreeg als de auto afgeleverd werd door [X] (V3) of [M] (V5).
• (...)
• In die tijd de betaling meestal contant ging, en hij dan betaalde aan [X] (V3) en [M] (V5).
(...)
• Ze van [K] (V8) over gingen naar [C] (V3).
• [X] (V3) en [M] (V5) daar constant mee bezig waren.
• Hij het wel raar vond dat [L] (V10) en [K] (V8) niet op hun naam stond.
• Maar dat hij dacht dat [X] (V3) en [M] (V5) in naam van dat bedrijf [L] (V10) en later [K] (V8) handelden.
(...)
• Ook het hele handelen met [X] (V3) en [M] (V5) hetzelfde bleef na de overgang van de inkopen via [C] (V3).
(...)
In zijn verhoor van 18 oktober 2007:
(...)
• Hij op een gegeven moment wel in de smiezen had, dat zijn inkoopprijs niet kon kloppen als je de prijzen zag waarvoor de auto’s op Internet stonden.
(...)
• De winstmarges hoger zijn dan die hij zelf zou kunnen realiseren.
(...)
• De hele handel met [X] (V3) en [M] (V5) gebaseerd is op het feit dat ze auto’s aan hem leverden voor prijzen waarvoor hij ze zelf onmogelijk uit Duitsland kon halen.
(…)
- De inkoopprijzen waarvoor [X] (V3) en [M] (V5) hem de auto’s aan kon bieden zo laag was vergeleken met de prijzen waarvoor die auto’s op Internet staat, dat het niet om kortingen kan gaan.
(…)
5.5.1.2 Bevindingen verbalisanten
Prijsval
(...)
Een volledige administratie van [E] B.V. (...) is tijdens het onderzoek niet aangetroffen en heeft vermoedelijk ook niet bestaan.
Een deel van de inkoopgegevens van [E] B.V. (...) is aangetroffen tijdens de doorzoeking op 17 oktober 2007 op de verblijfsadressen van [X] (V3).
(...)
Van alle voornoemde aangetroffen inkoopgegevens met bijbehorende inkoopprijzen is een overzicht gemaakt. Dit overzicht is als bijlage D/189 bij dit proces-verbaal gevoegd. Van de betreffende auto’s zijn tevens de bijbehorende verkoopprijzen aan [C] (V3) in dit overzicht opgenomen. Daaruit blijkt dat 31 van de 35 in totaal aangetroffen auto’s kennelijk door [E] B.V. (...) en [D] B.V. met verlies zijn verkocht aan [C] (V3) voor in totaal € 90.200,26.
Gebruikte rechtspersonen en bedrijven
(...)
[O] (G3) heeft in zijn verhoor van 6 december 2007 zakelijk weergegeven verklaard dat:
• [X] (V3) hem omstreeks 3 juni 2007 weer opbelde, en zei dat hij voor 2 kennissen een B.V. nodig had.
• Hij weer een afspraak gemaakt heeft, en [X] (V3) weer bij hem geweest is.
• Hij [X] (V3) een aantal opties heeft voorgelegd van B.V.’s die hij in voorraad had.
• [X] (V3) na een week belde dat hij een keuze had gemaakt, en dat dit uiteindelijk [D] B.V. (...) en [c] B.V. geworden zijn.
• [X] (V3) bij zijn bezoek al twee legitimaties bij zich had, en dat het op dezelfde manier moest gaan als bij [E] B.V. (...).
• Die legitimaties van [G] (V1) en van [I] (V4) waren.
• Hij beide personen nooit gezien heeft.
(...)
Nadat hem is gevraagd wat hij kan verklaren over [I] (V4):
• Dat hem ook niets zegt, behalve dat hij ook via [X] (V3) de vennootschap [D] B.V. op zijn naam heeft gekregen.
(...)
Hieronder geven wij nog eens chronologisch de gebruikte bedrijven en vennootschappen schematisch weer:
Gebruikt bedrijf/vennootschap Periode
[d] Vanaf 20-10-2005 (...)
[L] B.V. (V10) Vanaf 29-10-2005 (...)
[K] B.V. (V8) Vanaf 30-05-2006 (...)
[E] B.V. (V2) Vanaf 02-11-2006 (...)
[C] (V3) Vanaf 03-11-2006 (...)
[c] B.V. Vanaf 28-8-2007 (...)
[D] B.V. Vanaf 28-8-2007 (...)
(...)
Met betrekking tot [D] B.V. merken wij nog het volgende op:
Deze vennootschap is gekocht teneinde [E] B.V. (...) op te volgen.
Uit de afgeluisterde telefoongesprekken en de faxen komt naar voren dat per 25 september 2007 gebruik gemaakt wordt van [D] B.V.
(...)
In de administratie van [X] h/o [C] (V3) zijn al inkoopfacturen van [D] B.V. aangetroffen vanaf 3 september 2007.
(...)
Bij vergelijking van deze facturen, met een voorbeeld factuur van [D] B.V. die naar autoleveranciers in Duitsland worden gefaxt valt het volgende op:
• Op de gefaxte exemplaren staan de telefoon/fax nummers (...) vermeld.
• De voornoemde telefoonnummers staan ook op de gefaxte facturen van [E] B.V. (...).
Uit het onderzoek komt verder naar voren dat in elk geval 11 van de auto’s op de facturen van [D] B.V. die in de inkoopadministratie van [C] (V3) zijn opgenomen, oorspronkelijk ingekocht waren door [E] B.V. (...).
(...)
In het onderzoek zijn geen facturen van [E] B.V. (...) naar [D] B.V. naar voren gekomen.
Positie en rol verdachten.
(...)
[G] (V1) heeft in zijn verhoor van 26 november 2007 zakelijk weergegeven (...) verklaard dat:
• Hij voor het ophalen van de auto’s een vergoeding van 50 tot 100 Euro per auto en een onkostenvergoeding voor de diesel en om te eten kreeg.
(...)
[I] (V4) heeft in zijn verhoor van 4 december 2007 zakelijk weergegeven (...) verklaard dat:
• Hij 100 euro per opgehaalde auto krijgt, ongeacht welke afstand.
• Hij ook het eten, drinken en roken betaald krijgt.”.
Als bijlage D/073 is bij het proces-verbaal gevoegd een nota van Notariskantoor [e] van 30 oktober 2006 betreffende de levering van de aandelen [E] B.V., bestemd voor [G]. Op de nota staat dat de koopsom van die aandelen € 4.000 is. Het totaalbedrag van de nota is € 4.546,69.
Volgens een door verweerder opgestelde berekening van de prijsval bij [E] B.V. en [D] B.V. zijn in de periode 1 februari 2007 tot en met 28 september 2007 door [E] B.V. voor € 1.287.127,25 aan auto’s ingekocht en zijn deze auto’s verkocht voor € 1.197.016 exclusief € 227.433,23 omzetbelasting.
De uitspraken op bezwaar zijn geadresseerd aan eiser.
3. Geschil en standpunten van partijen
In geschil is in de eerste plaats of het beroep van eiser betreffende de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 ontvankelijk is.
Voorts is in geschil of de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd. Meer in het bijzonder is in geschil of eiser recht heeft op aftrek van de omzetbelasting vermeld op de facturen afkomstig van [E] B.V. en [D] B.V.
Eiser betwist dat hij de uitspraak op of voor 20 februari 2007 heeft ontvangen. Volgens eiser heeft hij de uitspraak op bezwaar eerst in maart 2009 ontvangen.
Verweerder stelt dat de uitspraak op bezwaar niet van een juiste dagtekening is voorzien. Volgens verweerder is 20 februari 2009 de datum die als dagtekening van de uitspraak op bezwaar is geregistreerd in het computersysteem van de Belastingdienst. Volgens verweerder moet er daarom van worden uitgegaan dat eiser de uitspraak op bezwaar uiterlijk op 20 februari 2009 heeft ontvangen. Volgens verweerder is het beroep gelet daarop niet tijdig ingediend.
Eiser stelt zich voor wat betreft het tweede geschilpunt op het standpunt dat hij niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor al dan niet vermeende onvolkomenheden van derden. Eiser wijst erop dat de strafrechter hem nog geen verwijt heeft gemaakt.
Verweerder stelt dienaangaande in de eerste plaats dat eiser geen recht heeft op aftrek op grond van artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB) omdat de auto’s feitelijk door de Duitse leverancier aan eiser zijn geleverd en niet aan [E] B.V. Verweerder wijst er in dit verband op dat de auto’s door [G] in opdracht van iemand anders werden opgehaald. Volgens verweerder is [E] B.V. niettemin de omzetbelasting op de factuur verschuldigd op grond van artikel 37 van de Wet OB, maar brengt dat niet mee dat die omzetbelasting voor eiser aftrekbaar is. Verweerder stelt voorts dat eiser ook geen recht heeft op aftrek van die voorbelasting omdat hij wist of had moeten weten dat hij door zijn aankopen deelnam aan transacties die onderdeel zijn van BTW-fraude. Verweerder verwijst voor dat standpunt naar het arrest HvJ EG van 21 februari 2006, C-255/02 (Halifax) en het arrest HvJ EG van 6 juli 2006, C-439/04 en C-440/04 (Axel Kittel en Recolta).
Partijen doen hun standpunten overigens steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
In aanvulling daarop is –zakelijk weergegeven- door hen ter zitting verklaard:
Namens eiser:
De directeur van [E] B.V. werd verdacht van fraude. Daarom is overgeschakeld op [D] B.V. Eiser had zelf niet de gelegenheid om te investeren. [E] B.V. gaf eiser de gelegenheid om te betalen na de verkoop. De door [E] B.V. aangekochte auto’s zijn overgenomen door [D] B.V. Dat is niet gebeurd om plof-B.V.’s te creëren maar omdat eiser nare verhalen over [G] hoorde.
Namens verweerder:
[D] B.V. is de opvolger van [E] B.V. Beide vennootschappen speelden dezelfde rol in de keten van transacties. Gebleken is dat [X] c.s. volop zijn doorgegaan met het opzetten van plof-B.V.’s.
4. Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid beroep
Naheffingsaanslag over het tijdvak 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007
De uitspraak op bezwaar betreffende de naheffingsaanslag over het tijdvak 1 juli 2007 tot en met 31 december 2007 is abusievelijk gedagtekend 20 februari 2007 in plaats van 20 februari 2009. De motivering daarvan is bij brief met dagtekening 10 februari 2009 bekendgemaakt. Het beroepschrift is door de rechtbank op 6 mei 2009 ontvangen.
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vangt in afwijking van artikel 6:8 van de Awb de termijn voor het instellen van beroep aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van dagtekening is gelegen voor de dag van bekendmaking. Ingevolge artikel 6:17 van de Awb zendt, indien iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen, de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde.
Tussen partijen is niet in geschil dat bekendmaking niet heeft plaatsgevonden op de dag van dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Gelet op het bepaalde in artikel 26c van de AWR juncto artikel 6:8 van de Awb moet daarom voor de aanvang van de bezwaartermijn worden uitgegaan van de dag van bekendmaking van de uitspraak op bezwaar. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de uitspraken ten onrechte naar eiser in plaats van naar de gemachtigde van eiser zijn gestuurd. Dat betekent dat het voorschrift van artikel 6:17 van de Awb niet is nageleefd. Er heeft derhalve geen behoorlijke bekendmaking plaatsgevonden. Er kan daarom geen sprake zijn van termijnoverschrijding. De rechtbank zal eiser daarom ontvangen in zijn beroep tegen de onderhavige uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
De voorbelasting die in geschil is, betreft uitsluitend de facturen afkomstig van [E] B.V. en [D] B.V. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van BTW-fraude en dat de voorbelasting daarom niet voor aftrek in aanmerking komt. In dat verband acht de rechtbank het volgende van belang.
Vast staat dat [E] B.V. de door haar verschuldigde omzetbelasting niet op aangifte heeft voldaan. Verweerder stelt dat niet [G] maar belanghebbende degene is die feitelijk leiding heeft gegeven aan [E] B.V. Daartoe heeft hij de feiten en omstandigheden aangevoerd, welke zijn opgenomen in het overzichtsproces-verbaal, waarvan enkele zijn weergegeven onder 2. Daarin is vermeld dat eiser iemand met de naam [O] heeft benaderd om voor [G] een besloten vennootschap aan te kopen en dat dat resulteerde in de aankoop van [E] B.V. De afrekening van de notaris in verband met de aankoop en levering van [E] B.V. en de gegevens uit het handelsregister van [E] B.V. zijn op het verblijfadres van eiser aangetroffen. Op het verblijfsadres van eiser zijn ook aangetroffen inkoopgegevens van [E] B.V., enveloppen met de gegevens van de SIM-kaarten van het telefoonnummer en faxnummer dat op facturen van [H] B.V. stond vermeld, gegevens over de bankrekening van [E] B.V. waaronder de pincode, en brieven van de Belastingdienst aan [E] B.V. met wachtwoord en gebruikersnaam nodig voor het doen van elektronische aangifte. Uit de telefoontaps blijkt dat eiser zich 182 keer bekend heeft gemaakt als [E] B.V. en zich daarnaast uitgaf voor [G] en dat eiser degene was die contact onderhield met de leveranciers. Op de computer van eiser zijn facturen van [E] B.V. aangetroffen. Uit de verklaringen van [G] blijkt dat hij [E] B.V. alleen op zijn naam heeft laten zetten omdat hem daarvoor een vergoeding in het vooruitzicht werd gesteld en ook dat zijn werkzaamheden voor [E] B.V. niet meer hebben omvat dan het in opdracht ophalen van auto’s bij leveranciers en het opmaken van facturen op de computer van eiser. Een en ander is door eiser niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Op grond van deze feiten en omstandigheden, in hun onderling verband bezien, acht de rechtbank aannemelijk dat [G] als niet meer dan een stroman kan worden beschouwd en dat de feitelijke leiding van [E] B.V. in handen was van eiser.
In het overzichtsproces-verbaal is vermeld dat 31 van de 35 auto’s die bij het strafrechtelijk onderzoek zijn aangetroffen, in het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 28 september 2007 door [E] B.V. en [D] B.V. zijn gekocht voor een prijs die hoger was dan de prijs waarvoor zij de auto’s nadien aan eiser hebben verkocht. Verweerder stelt dat [E] B.V. en [D] B.V. dit alleen konden doen doordat zij de door hen verschuldigde omzetbelasting niet voldeden. Uit de door verweerder overgelegde berekening van de prijsval als vermeld onder 2, welke door eiser niet althans onvoldoende gemotiveerd is betwist, volgt dat [E] B.V. alleen daardoor winst kon behalen met de transacties. Door de auto’s door te verkopen voor een prijs die lager was dan haar inkoopprijs, hetgeen alleen mogelijk was door de verschuldigde omzetbelasting niet te voldoen, heeft [E] B.V. een deel van die winst doorgegeven aan [C]. Het resultaat van [C] werd als gevolg hiervan mede bepaald door het niet voldoen van de omzetbelasting door [E] B.V. Eiser profiteerde als eigenaar van [C] van deze handelwijze. Een en ander rechtvaardigt de conclusie dat eiser door de aankopen van de in geding zijnde auto’s heeft deelgenomen aan transacties die onderdeel waren van BTW-fraude.
Uit de verklaringen die [G] over de aangiften omzetbelasting van [E] B.V. heeft afgelegd, blijkt ook dat [G] in opdracht van een ander op die aangiften ‘nihil’ invulde. Gelet op de positie van eiser als feitelijk leidinggevende van [E] B.V. moet worden aangenomen dat het eiser was die daartoe opdracht gaf. De omzetbelasting is dus door [E] B.V. welbewust en naar moet worden aangenomen in opdracht van eiser stelselmatig niet voldaan.
Uit het vorenoverwogene volgt dat eiser wist dat zijn aankopen van de onderhavige auto’s van [E] B.V onderdeel waren van BTW-fraude. De wetenschap van eiser dat hij door auto’s aan te kopen van [E] B.V. deelnam aan transacties die onderdeel waren van die BTW-fraude, staat eraan in de weg dat eiser de door [E] B.V. aan hem gefactureerde omzetbelasting in aftrek kon brengen. Verweerder heeft die belasting dan ook terecht nageheven.
In dit verband merkt de rechtbank nog op dat de wetenschap, dat de in geding zijnde aankopen onderdeel uitmaakten van BTW-fraude, aftrek van de ter zake in rekening gebrachte omzetbelasting ook uitsluit in het geval dat met betrekking tot die aankopen is voldaan aan de criteria die gelden voor de levering van een goed. In het midden kan derhalve blijven of zulks hier het geval is.
Met betrekking tot de aankopen van auto’s door eiser van [D] B.V. acht de rechtbank het volgende van belang. [D] B.V. is evenals [E] B.V. door eiser gekocht van [O]. Zoals hiervoor overwogen, deed de prijsval zich ook voor bij de auto’s die afkomstig waren van [D] B.V. Uit het proces-verbaal komt naar voren dat [D] B.V. de opvolger is van [E] B.V. Dat heeft eiser ook ter zitting erkend en blijkt ook uit het feit dat 11 van de door [D] B.V. aan eiser verkochte auto’s afkomstig waren van [E] B.V. Gelet op het voorgaande mag worden aangenomen dat de rol van eiser bij die vennootschap niet anders was dan die bij [E] B.V. Dat wordt bevestigd door de aangetroffen facturen van [D] B.V. Daarop staat, net als op de facturen van [E] B.V., het telefoonnummer en faxnummer van eiser vermeld. Net als de facturen van [E] B.V. zijn die facturen aangetroffen op de computer van eiser. Ter zitting heeft verweerder onweersproken verklaard dat door [D] B.V. nooit aangiften omzetbelasting zijn ingediend. Derhalve moet worden aangenomen dat eiser zich ook voor wat betreft de door [D] B.V. in rekening gebrachte voorbelasting ervan bewust moet zijn geweest dat die belasting niet op aangifte was voldaan. Ook voor die belasting bestond derhalve geen recht op aftrek. Verweerder heeft die belasting terecht nageheven.
Uit het voorgaande volgt dat de beroepen van eiser betreffende de naheffingsaanslagen ongegrond zijn.
De beroepen worden geacht mede te zijn gericht tegen de heffingsrente. Eiser heeft tegen de heffingsrente geen zelfstandige gronden aangevoerd. De rechtbank zal de beroepen daarom ook in zoverre ongegrond verklaren.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, voorzitter, mr. A.I. van Amsterdam, en mr. D.B. Bijl, rechters, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 14 december 2010
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.