Rechtbank Arnhem, 11-01-2011, BP0697, AWB 10/1693
Rechtbank Arnhem, 11-01-2011, BP0697, AWB 10/1693
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 11 januari 2011
- Datum publicatie
- 13 januari 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2011:BP0697
- Zaaknummer
- AWB 10/1693
Inhoudsindicatie
Naam van eiseres vermeld op een bord geplaatst aan de voorzijde van het pand waar zij is gehuisvest. De vraag of sprake is van een openbare aankondiging hoeft niet te worden beantwoord. De reclamebelasting is ten onrechte geheven nu de oppervlakte van de denkbeeldige rechthoek die het omschrift omsluit kleiner is dan de belastbare oppervlakte. De heffingsambtenaar heeft bij de berekening van de oppervlakte ten onrechte ook een deel van het bord meegenomen waarop geen letters staan vermeld.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/1693
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 11 januari 2011
inzake
[X] AG, gevestigd te [Z], Zwitserland, eiseres,
tegen
Belastingsamenwerking Rivierenland, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2009 op 31 december 2009 een aanslag reclamebelasting opgelegd met aanslagnummer [000] ten bedrage van € 1.175.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 5 maart 2010 de aanslag gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 3 mei 2009, ontvangen door de rechtbank op 10 mei 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 december 2010 te Arnhem.
Namens eiseres is daar verschenen [gemachtigde]. Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde]. mr. [A] en [B].
Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiseres is een Zwitserse AG. Eiseres huurt in Nederland op het adres [A-straat 1] te [Q] als onderhuurder een kamer van de Kamer van Koophandel. [gemachtigde] verricht voor eiseres vanuit de gehuurde kamer werkzaamheden. De Kamer van Koophandel heeft vóór het pand een bord geplaatst met daarop de namen van de (onder)huurders, waaronder ook de naam van eiseres. Bovenaan staat over de volle breedte van het bord vermeld ‘Kamer van Koophandel Midden-Nederland’. De namen van de onderhuurders staan daaronder onder elkaar vermeld in een kleiner lettertype, elk beginnend aan de linkerzijde van het bord en door een zwarte streep van elkaar gescheiden. De naam van eiseres wordt gevolgd door een punt.
Eiseres heeft diverse foto’s van het bord overgelegd waaronder een foto waarop de naam van het bedrijf van eiseres zichtbaar is en een foto waarop die naam is afgedekt door twee biljetten van elk vijfhonderd euro.
Verweerder heeft een niet gedagtekend rapport overgelegd, opgemaakt door [C]. Volgens dat rapport is op 18 januari 2010 geconstateerd dat de naam van eiseres stond op een los reclamebord voor het pand, is de klasse 0,01-10 en het verschuldigde klasse- en aanslagtarief € 450.
Bij e-mail van 22 april 2010, gericht aan verweerder, heeft eiseres onder meer het volgende geschreven:
“Uw uitspraak op aanslagnummer [000] is voor ons onacceptabel. Ik vraag u dit besluit in heroverweging te nemen, anders rest ons niets anders dan beroep aan te tekenen bij de rechtbank in Arnhem.
Om onnodige juridische kosten te voorkomen raad ik U aan het arrest van het gerechtshof in Amsterdam nog eens goed na te lezen (...).”.
Bij brief van 13 april 2010, gericht aan verweerder, heeft eiseres onder meer het volgende geschreven:
“ Aangezien U niet heeft gereageerd op eerder geschreven e mails daarom nogmaals per post.
Uw uitspraak op aanslagnummer [000] is voor ons onacceptabel.
Ik vraag u dit besluit in heroverweging te nemen, anders rest ons niets anders dan beroep aan te tekenen bij de rechtbank in Arnhem.”.
Verweerder heeft die brief van eiseres niet beantwoord.
3. Geschil
In geschil is in de eerste plaats of het beroep van eiseres ontvankelijk is. In de tweede plaats is in geschil of de aanslag reclamebelasting terecht aan eiseres is opgelegd. Niet in geschil is dat het bord in [001] staat.
4. Beoordeling van het geschil
Ontvankelijkheid beroep
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.
Ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) vangt de termijn voor het instellen van beroep aan met ingang van de dag na die van dagtekening van de uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van bekendmaking.
Ingevolge artikel 6:9 van de Awb is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, Awb is een beroepschrift ook nog tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd mits het het binnen een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 5 maart 2010. De zeswekentermijn eindigde dus op 16 april 2010. Het beroepschrift, gedagtekend 3 mei 2010, is door de rechtbank op 10 mei 2010 ontvangen. Het beroepschrift is zo bezien niet binnen de wettelijke termijn ingediend.
Desgevraagd heeft eiseres aangevoerd dat het beroepschrift na afloop van de termijn is ingediend, omdat zij in afwachting was van een antwoord op haar brief aan verweerder gedagtekend 13 april 2010.
Eiseres heeft in de brief van 13 april 2010 verweerder verzocht om haar uitspraak op het bezwaar tegen de bestreden aanslag te heroverwegen.
Ingevolge artikel 6:15 van de Awb geldt dat wanneer een beroepschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan het zo spoedig als mogelijk moet worden doorgezonden aan het bevoegde orgaan. Verweerder heeft dat ten onrechte nagelaten. Dit kan niet voor rekening komen van eiseres. Daaraan doet niet af dat eiseres in die brief ook heeft verklaard dat, bij het uitblijven van een beslissing, haar niets anders restte dan beroep in te stellen bij de rechtbank. De rechtbank zal de brief van 13 april 2010 daarom als een, overeenkomstig het in artikel 6:15 van de Awb bepaalde, doorgezonden beroepsschrift aanmerken. Ingevolge artikel 6:15, derde lid, van de Awb is het tijdstip van indiening bij het onbevoegde orgaan bepalend voor de vraag of het beroepschrift tijdig is ingediend. Uit de stukken blijkt niet wanneer de brief door verweerder is ontvangen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat dit is gebeurd op de dag van dagtekening van de brief. Op die datum, 13 april 2010, was de beroepstermijn nog niet verstreken. Het beroep is derhalve tijdig. De rechtbank zal eiseres daarom ontvangen in haar beroep.
Reclamebelasting terecht geheven?
In de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2009 van de gemeente Tiel (hierna: de Verordening), is onder meer het volgende bepaald:
“ Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. opschrift: openbare aankondiging in letters of symbolen, voor zover niet door middel van tijdschriften of nieuwsbladen gedaan;
(...)
Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief
1. De reclamebelasting wordt geheven naar de maatstaven (oppervlakte in vierkante meters) en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.
(...)
Artikel 6 Berekening van de reclamebelasting
1. Voor de berekening van de reclamebelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde oppervlaktemaat een gedeelte daarvan als volle eenheid aangemerkt (...)
2. De oppervlakte van een reclameobject wordt bepaald op het product van de grootste lengte vermenigvuldigd met de grootste breedte c.q. hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het opschrift omsluit, dan wel het van de openbare weg zichtbare gedeelte van het opschrift omsluit.
3. Indien de openbare aankondiging bestaat in het aankondigingsvoorwerp zelf, wordt de oppervlakte bepaald op de oppervlakte van het voorwerp. (…)”.
In de bij de Verordening behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel) is onder meer bepaald dat de belasting verschuldigd voor een reclameobject in [001], de bedrijventerreinen [D], [E] en [F], met een oppervlakte van 0,1 m2 tot en met 10 m2, per jaar € 1.175 bedraagt. Voor kleinere reclameobjecten is geen reclamebelasting verschuldigd.
Eiseres heeft aangevoerd dat de reclamebelasting ten onrechte is geheven. Volgens eiseres is sprake van een naambordje en niet van reclame. Eiseres stelt voorts dat de vermelding van haar naam op het bord een oppervlakte van 0,026 m2 beslaat, zijnde tweemaal de maat van een biljet van vijfhonderd euro (160 x 82 mm). Zij verwijst voor dat standpunt naar de onder 2. genoemde foto waarop haar naam met twee vijfhonderdeuro-biljetten is bedekt.
Volgens verweerder is sprake van een reclameuiting met een oppervlakte van 0,12 m2. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij voor de berekening daarvan is uitgegaan van het deel van het bord waarop de naam van eiseres staat en het niet beschreven deel aan de rechterzijde daarvan.
In het midden kan blijven of sprake is van een openbare aankondiging. Ingevolge de Tarieventabel behorende bij de Verordening is pas belasting verschuldigd als sprake is van een reclameobject met een oppervlakte gelijk aan of groter dan 0,1 m2. Op verweerder rust de bewijslast daarvan. Verweerder is daarin niet geslaagd. Op grond van artikel 6, tweede lid, van de Verordening wordt de oppervlakte van een reclameobject bepaald op het product van de grootste lengte vermenigvuldigd met de grootste breedte c.q. hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het opschrift omsluit, dan wel het van de openbare weg zichtbare gedeelte van het opschrift omsluit. De berekening van verweerder wijkt daarvan af. Ten onrechte heeft verweerder ook het deel van het bord meegenomen aan de rechterzijde van de naam van eiseres waarop geen letters staan vermeld.
Eiseres heeft voor haar berekening twee biljetten van vijfhonderd euro geplakt over de letters van haar naam. Hiermee was haar naam op het bord volledig afgedekt. Samen vormen die biljetten een rechthoek. De berekening van eiseres, die uitgaat van de gezamenlijke oppervlakte van die bankbiljetten, is aldus in overeenstemming met het bepaalde in de Verordening. Niet in geschil is dat die berekening leidt tot een uitkomst van 0,026 m2. Dat betekent dat geen reclamebelasting verschuldigd is. De aanslag dient daarom te worden vernietigd.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
Er is geen sprake van beroepsmatig verleende bijstand. Eiseres heeft niet gevraagd om vergoeding van andere kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank vindt daarom geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de belastingaanslag;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Schokker, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 11 januari 2011
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.