Rechtbank Arnhem, 14-04-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1459 BQ2182, AWB 10/3509
Rechtbank Arnhem, 14-04-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1459 BQ2182, AWB 10/3509
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 14 april 2011
- Datum publicatie
- 22 april 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2011:BQ2182
- Zaaknummer
- AWB 10/3509
Inhoudsindicatie
Aanslag reclamebelasting terecht opgelegd aan notariskantoor. Geen onredelijke of willekeurige belastingheffing. Vrijstellingen uit Verordening reclamebelasting niet naar analogie van toepassing.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/3509
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 14 april 2011
inzake
mr. [X], gevestigd te [Z], eiser,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Barneveld, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft aan eiser op 31 mei 2010 voor het jaar 2010 een aanslag (aanslagnummer [000]) reclamebelasting opgelegd ten bedrage van € 500.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2010 de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen bij brief van 27 september 2010, ontvangen door de rechtbank op 28 september 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2011 te Arnhem.
Eiser is daar in persoon verschenen. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde], bijgestaan door mr. [A]. Verweerder heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Als bijlage bij de pleitnota heeft verweerder een drietal rechterlijke uitspraken overgelegd. De rechtbank rekent deze stukken tot de gedingstukken.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
De gemeenteraad van de gemeente Barneveld heeft op 9 februari 2010 de “Verordening op de heffing en de invordering van reclamebelasting” (hierna: de Verordening”) vastgesteld.
Eiser drijft een notariskantoor, genaamd [B]. De onderneming van eiser is gevestigd aan [A-straat 1] te [Z]. Dit pand is gelegen in het gebied als genoemd in artikel 2 van de Verordening in combinatie met de bij de Verordening behorende overzichtskaart.
Aan de gevel van het bedrijfspand van eiser is de volgende tekst is opgenomen:
“[C]”.
3. Geschil
In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd. Deze vraag wordt door eiser ontkennend en door verweerder bevestigend beantwoord.
Eiser heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat:
1. de aanslag is opgelegd in strijd met de wijze van totstandkoming en het doel en de strekking van de reclamebelasting en dat sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing;
2. hij – naar analogie – een beroep kan doen op de vrijstelling als bedoeld in artikel 9, letter h, dan wel op artikel 9, letter o, van de Verordening;
3. hij ten onrechte als belastingplichtige is aangemerkt, nu hij in het verleden nimmer lid heeft kunnen worden van de winkeliersvereniging.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 Wet- en regelgeving
Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.
De Verordening is gebaseerd op artikel 227 van de Gemeentewet. De Verordening bevat - voor zover relevant - de volgende passages:
“Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt verstaan onder:
a. (…);
b. (…);
c. reclameobject:
een openbare aankondiging in letters, symbolen of kleuren, of een combinatie daarvan, dan wel een reclamevoorwerp, zichtbaar vanaf de openbare weg, die aard- en nagelvast zijn verbonden aan een gebouwd perceel;
d. vestiging:
een gebouw, of deel daarvan, dat door een organisatie of bedrijf wordt gebruikt;
e. (…);
f. (…);
g. (…).
Artikel 2 Voorwerp van belasting en belastbaar feit
1. Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen het gebied zoals aangewezen in de bij deze verordening behorende overzichtskaart, een belasting geheven ter zake van reclameobjecten;
2. (…).
Artikel 3 Belastingplicht
1. De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, reclameobjecten worden aangetroffen.
2. (…).
Artikel 4 Maatstaf van heffing
1. De reclamebelasting wordt geheven naar een vast bedrag per vestiging, ongeacht de oppervlakte van de reclameobjecten.
2. (…).
3. (…).
Artikel 9 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:
(…).
h. die zijn aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw.
(…)
o. die op of in verband met pin- en betaalautomaten worden gebruikt.
(…).”
In de Toelichting op de Verordening is onder meer het volgende opgenomen.
“(…).
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Openbare aankondiging
De naam “reclamebelasting” is enigszins misleiding. Een openbare aankondiging hoeft namelijk geen reclame te zijn. Het is niet noodzakelijk dat in de openbare aankondiging een bepaald product of een bepaalde dienst aan de man wordt gebracht. Het is voldoende dat ergens openbare aandacht wordt gevraagd. Zo is een waarschuwingsbord langs de openbare weg in beginsel ook een openbare aankondiging evenals het bord van 35 cm x 35 cm bij de voordeur van de notarispraktijk waarop uitsluitend de naam van de notaris staat vermeld. (…).
Artikel 9 Vrijstellingen
(…).
Verder zijn er diverse vrijstellingen in het kader van culturele, maatschappelijke, charitatieve of ideële doelen. Het betreft openbare aankondigingen die door politieke partijen, scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën worden gedaan. (…).
Verder worden ook openbare aankondigingen bij pin- en betaalautomaten vrijgesteld. Wij zijn van mening dat deze aankondigingen geen rechtstreeks en direct verband met winkels en horeca hebben en ook niet profiteren van de activiteiten die met de opbrengst worden bekostigd. (…).”
4.2 Doel en strekking/willekeurige belastingheffing
Vooropgesteld dient te worden dat het de gemeente op grond van artikel 227 van de Gemeentewet vrij staat om een reclameheffing in te voeren en voorts niet verplicht is om de opbrengst aan te wenden voor een bepaald doel (vergelijk Hoge Raad 21 juni 2000, nr. 33 816, LJN AA6253, BNB 2000/272). De heffing mag echter niet leiden tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad, dan wel anderszins in strijd zijn met enig algemeen rechtsbeginsel.
Uit de Toelichting op de Verordening volgt dat het doel van de gemeente met de invoering van de reclamebelasting is een fonds in het leven te roepen van waaruit kosten worden bestreden inzake onder andere promotieactiviteiten, beveiliging en schoonmaak ten behoeve van het centrum van [Z]. Deze activiteiten zijn (mede) in het belang van de gemeente.
Eiser stelt dat hij op geen enkele wijze profijt heeft van de reclamebelasting en dat de aanslag derhalve ten onrechte is opgelegd. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst eiser op de Toelichting op de Verordening waarin onder meer is opgenomen dat de met de gelden van de reclamebelasting getroffen voorzieningen en verrichte diensten in het bijzondere belang van en van bijzonder profijt zijn voor de belastingplichtigen die onder de heffing vallen.
Anders dan eiser stelt, is het voor het heffen van reclamebelasting niet noodzakelijk dat hij hier (direct) profijt van heeft. De reclamebelasting is een algemene belasting waarvan de opbrengsten in beginsel ten goede komen aan de algemene middelen. Een gemeente mag de reclamebelasting echter ook gebruiken voor andere doeleinden dan het verwerven van inkomsten, zoals in casu het geval is. Van een onredelijke en willekeurige belastingheffing is dan ook geen sprake. De omstandigheid of eiser al dan niet lid kon worden van de plaatselijke winkeliersvereniging doet hieraan niet af.
4.3 Vrijstelling van toepassing?
In artikel 9 van de Verordening worden openbare aankondigingen voor onder meer scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën die betrekking hebben op de functie van het gebouw en die op of in verband met pin- en betaalautomaten worden gebruikt vrijgesteld van reclamebelasting.
Eiser stelt dat hij als notaris een publieke taak heeft en derhalve – naar analogie – eveneens dient te worden vrijgesteld van reclamebelasting. Daargelaten het antwoord op de vraag of een notaris uitsluitend een publieke taak heeft, overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van vaste jurisprudentie dient onder het begrip “openbare aankondiging” niet slechts te worden begrepen reclame in enge zin maar meer in het algemeen elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap. In de Toelichting op de Verordening is zulks ook verwoord.
Voor de vraag of een opschrift al dan niet als een openbare aankondiging dient te worden aangemerkt is dan ook niet van belang wat de achterliggende gedachte bij het gebruik van een opschrift is. Of met het opschrift al dan niet wordt beoogd reclame te maken is niet relevant.
Vaststaat dat het opschrift “[C]” duidelijk maakt aan personen die een notaris zoeken, dat in het pand een notarispraktijk is gevestigd.
Uit de Toelichting op de Verordening blijkt dat de vrijstelling van artikel 9, letter h, van de Verordening met name ziet op culturele, maatschappelijke, charitatieve of ideële doelen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de vrijstelling heeft gegeven.
Hetzelfde geldt voor de keuze die verweerder heeft gemaakt om openbare aankondigingen die op of in verband met pin- en betaalautomaten worden gebruikt (artikel 9, letter o, van de Verordening) vrij te stellen. Gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van het profijt bij de reclamebelasting kan aan de toevoeging in de Toelichting dat “deze aankondigingen geen rechtstreeks en direct verband met winkels en horeca hebben en ook niet profiteren van de activiteiten die met de opbrengst worden bekostigd” niet het door eiser gewenste effect worden toegekend.
4.4 Slotoverwegingen
Nu vaststaat dat gedurende het gehele jaar 2010 sprake is geweest van een vanaf de openbare weg zichtbare openbare aankondiging met de naam van het kantoor van eiser, doet zich een belastbaar feit voor in de zin van de Verordening. Dit brengt mee dat eiser terecht in de heffing van de reclamebelasting is betrokken. Het beroep van eiser dient ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.F. Geerling, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Gudden, griffier.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 14 april 2011
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.