Rechtbank Arnhem, 12-05-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1234 BQ4412, AWB 09/3788, 09/3789 en 09/3790
Rechtbank Arnhem, 12-05-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1234 BQ4412, AWB 09/3788, 09/3789 en 09/3790
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 12 mei 2011
- Datum publicatie
- 13 mei 2011
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2011:BQ4412
- Zaaknummer
- AWB 09/3788, 09/3789 en 09/3790
Inhoudsindicatie
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op aftrek van voorbelasting. De rechtbank deelt dit standpunt niet omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij prestaties onder bezwarende titel heeft verricht. Het beroep is ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
registratienummers: AWB 09/3788, 09/3789 en 09/3790
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van 12 mei 2011
inzake
[X] BV, gevestigd te [Z], eiseres,
tegen
de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Apeldoorn, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Eiseres heeft voor de tijdvakken 1 januari 2007 tot en met 30 september 2007, 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2007 en 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2008 verzoeken om teruggaaf van omzetbelasting ingediend.
Bij beschikkingen van 20 juni 2008 heeft verweerder de verzoeken om teruggaaf afgewezen.
Verweerder heeft bij afzonderlijke uitspraken op bezwaar van 7 augustus 2009 de beschikkingen gehandhaafd.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 14 september 2009, ontvangen door de rechtbank op 15 september 2009, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 april 2011 te Arnhem.
Namens eiseres is daar verschenen [gemachtigde], gemachtigde. Namens verweerder is verschenen drs. [gemachtigde].
Eiseres heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.
Eiseres is op 26 juni 2007 opgericht door [A] B.V. (hierna: [A] BV). Blijkens de oprichtingsakte heeft eiseres ten doel het verzorgen van facilitaire diensten, in welke vorm ook, ten behoeve van kinder(dag)verblijven, buitenschoolse opvang alsmede peuterzalen, en al hetgeen daarmee samenhangt of daaruit voortvloeit, in de ruimste zin.
Eiseres heeft zich in de geding zijnde periode beziggehouden met het inlenen van personeel voor B.V. [B] (hierna: [B] BV). Daarnaast heeft zij zich beziggehouden met het ontwikkelen van een concept voor een computerprogramma met de naam ‘[C]’.
Eiseres, [D] B.V. (hierna: [D] BV) en [E] B.V. (hierna: [E] BV) zijn op 26 juni 2007 een maatschap aangegaan onder de naam Maatschap [X] (hierna: maatschap [X]). Maatschap [X] heeft ten doel het verwerven, beheren en vervreemden van de (certificaten van) aandelen in [B] BV en het ontvangen en doen van alle mogelijke uitkeringen.
[D] BV heeft de certificaten van 2.699 gewone aandelen A in [B] BV ingebracht in maatschap [X]. [E] BV heeft de certificaten van 2.699 gewone aandelen B in [B] BV in deze maatschap ingebracht. Eiseres heeft de kennis, arbeid en vlijt van haar directie ingebracht.
In het vierde lid van artikel 9 van de maatschapsovereenkomst is het volgende vermeld:
‘ De winsten en verliezen van de maatschap worden door ieder der maten genoten respectievelijk gedragen als volgt:
- door [D] voor veertig procent (40%);
- door [X]: twintig procent (20%);
- door [E] voor veertig procent (40%).
In onderling overleg kunnen de maten deze percentages wijzigen.’
[B] BV is opgericht op 31 augustus 2000 en houdt zich bezig met het verzorgen van kinderopvang in kinderdagverblijven en peuterspeelzalen.
Op 12 september 2007 heeft [A] BV de aandelen in eiseres voor 50% overgedragen aan [E] BV en voor 50% aan [D] BV. Op dezelfde dag heeft [G] (hierna: [G]) handelend voor zich in privé, als bestuurder van [E] BV en als bestuurder van eiseres een samenwerkingovereenkomst gesloten met [H] (hierna: [H]). [H] is deze samenwerkingsovereenkomst aangegaan handelend voor zich in privé, als bestuurder van [D] BV en als bestuurder van eiseres. In deze overeenkomst hebben [G] en [H] de samenwerking in hun verschillende hoedanigheden binnen eiseres geregeld. In artikel 7 is vermeld:
‘ De winst van [X] B.V. te weten, het resultaat na belastingen, zal op de aandelen worden bijgeschreven c.q. uitgekeerd als dividend (…)’.
Eiseres heeft in haar aangiften voor de tijdvakken 1 januari 2007 tot en met 30 september 2007, 1 oktober 2007 tot en met 31 december 2007 en 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2008 alleen voorbelasting aangegeven en verzocht deze terug te geven. Het ging om de volgende bedragen aan voorbelasting:
1 januari 2007 tot en met 30 september 2007: € 109.433
1 oktober 2007 tot en met 31 december 2007: € 55.896
1 januari 2008 tot en met 31 maart 2008: € 19.754.
Bij beschikkingen van 20 juni 2008 heeft verweerder de verzoeken om teruggaaf afgewezen en de teruggaaf vastgesteld op nihil.
3. Geschil
In geschil is of eiseres recht heeft op aftrek van voorbelasting.
Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
4. Beoordeling van het geschil
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij als ondernemer voor de omzetbelasting kan worden aangemerkt - en dus recht heeft op aftrek van voorbelasting - omdat zij prestaties onder bezwarende titel verricht, waarbij haar winstrecht de bezwarende titel is. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet als ondernemer kan worden aangemerkt en geen recht op aftrek van voorbelasting heeft omdat zij geen prestaties onder bezwarende titel heeft verricht.
Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat het aan eiseres is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die tot het oordeel kunnen leiden dat zij prestaties onder bezwarende titel heeft verricht.
Eiseres lijkt hiervoor in de eerste plaats te wijzen op de maatschapsovereenkomst van maatschap [X]. Hierin is vermeld hoe de winsten en verliezen tussen de maten worden verdeeld. Het aandeel van eiseres in de winsten en verliezen van de maatschap bedraagt 20%. Enig verband tussen het recht van eiseres op 20% van de winsten (en van de verliezen) van maatschap [X] enerzijds en de door eiseres verrichte prestaties anderzijds is hierin naar het oordeel van de rechtbank niet te lezen. Waaruit dit verband in de visie van eiseres dan wel bestaat heeft zij niet aangegeven.
Ter zitting heeft eiseres verder nog verwezen naar de samenwerkingovereenkomst die tussen [G] en [H] is gesloten. In deze overeenkomst zijn de afspraken tussen [G] en [H], in hun verschillende hoedanigheden, neergelegd over de wijze waarop zij binnen eiseres gaan samenwerken. Enige aanwijzing voor de stelling van eiseres dat zij prestaties onder bezwarende titel heeft verricht is in de samenwerkingsovereenkomst niet te lezen. De afspraak tussen [G] en [H] dat de winst van eiseres op de aandelen zal worden bijgeschreven of als dividend zal worden uitgekeerd zegt hierover – zonder nadere toelichting, die ontbreekt – niets.
Ander bewijs voor haar stelling dat zij prestaties onder bezwarende titel heeft verricht, heeft eiseres niet aangedragen. Gelet hierop is eiseres niet geslaagd in de op haar rustende bewijslast dat zij prestaties onder bezwarende titel heeft verricht, zodat zij geen recht heeft op aftrek van voorbelasting ter zake van deze prestaties.
Aan de beantwoording van de vraag of eiseres als niet belastingplichtige deel uit kan maken van een fiscale eenheid, komt de rechtbank niet toe. Deze vraag wordt pas relevant op het moment dat de fiscale eenheid belastbare prestaties zou verrichten. Dit is door eiseres echter niet gesteld en gelet op het feit dat het concern zich bezighoudt met kinderopvang, ook niet voor de hand liggend.
Ook de overige stellingen van eiseres kunnen, indien deze al juist zouden zijn, niet tot het oordeel leiden dat eiseres recht heeft op aftrek van voorbelasting. Gelet hierop zal de rechtbank ook op deze stellingen niet verder ingaan.
Verweerder heeft ter zitting nog gesteld dat de teruggaaf omzetbelasting waarom eiseres voor het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 30 september 2007 heeft verzocht, te laat is ingediend. Indien deze stelling juist is, heeft dit geen ander gevolg dan dat het verzoek om teruggaaf van voorbelasting terecht is afgewezen. Het antwoord op de vraag of het verzoek te laat is ingediend, kan om die reden in het midden blijven.
Gelet op het vorenoverwogene heeft eiseres geen recht op aftrek van voorbelasting en dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
6. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, voorzitter, mr. F.M. Smit en mr. J. Rakhan, rechters, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op: 12 mei 2011
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.