Home

Rechtbank Arnhem, 12-05-2011, BQ4427, AWB 10/3398

Rechtbank Arnhem, 12-05-2011, BQ4427, AWB 10/3398

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
12 mei 2011
Datum publicatie
13 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BQ4427
Formele relaties
Zaaknummer
AWB 10/3398

Inhoudsindicatie

Eiseres heeft een woning in eigendom verkregen. Een gedeelte van de koopprijs is kwijtgescholden. In geschil is welk bedrag op grond van artikel 24, vierde lid, van de Sw in mindering moet worden gebracht op het recht van schenking. De rechtbank is van oordeel dat alleen voor zover sprake is van samenloop tussen schenkingsrecht en overdrachtsbelasting een vermindering kan plaatsvinden. Dit is niet het geval voor het bedrag waarvoor op grond van artikel 13 WBR geen overdrachtsbelasting is geheven.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 10/3398

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 12 mei 2011

inzake

[X], wonende te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor ‘s-Hertogenbosch, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres een aanslag (aanslagnummer [000]) schenkingsrecht opgelegd tot een bedrag van € 8.349.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 augustus 2010 de aanslag gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 14 september 2010, ontvangen door de rechtbank op 15 september 2010, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2011 te Arnhem. Eiseres heeft zich daar laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mr. drs. [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres heeft bij akte van levering van 31 december 2009 de eigendom verkregen van de in aanbouw zijnde woning aan de [A-straat 1] te [Q]. Verkoper is de moeder van eiseres. De koopprijs bedroeg € 400.000 waarvan € 95.000 ten titel van schenking is kwijtgescholden.

Ter zake van de verkrijging van de in aanbouw zijnde woning is een bedrag van € 6.906 aan overdrachtsbelasting betaald. Dit bedrag is als volgt berekend:

Koopprijs € 400.000

Vermindering op grond van artikel 13 van de

Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR) € 284.908 -/-

Heffingsgrondslag x tarief € 115.100 (afgerond) x 6% = € 6.906

Eiseres heeft op 1 april 2010 aangifte schenkingsrecht gedaan van het kwijtgescholden gedeelte van de koopprijs. Met dagtekening 2 juni 2010 is conform de aangifte aan eiseres een aanslag schenkingsrecht opgelegd van € 8.349. Dit bedrag is als volgt berekend:

Schenking € 95.000

Vrijstelling € 4.556

Grondslag voor het recht van schenking € 90.444

Hierop is het tarief van tariefgroep I van toepassing wat heeft geresulteerd in een aanslag van € 8.349.

Het hiertegen ingediende bezwaarschrift is ongegrond verklaard.

3. Geschil

In geschil is welk bedrag op grond van artikel 24, vierde lid, van de Successiewet 1956 (hierna: Sw) in mindering moet worden gebracht op het recht van schenking.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

In artikel 24, vierde lid, van de Sw (tekst 2009) is het volgende bepaald:

“De overdrachtsbelasting betaald over het bedrag waarover recht van schenking of recht van overgang verschuldigd is, strekt in mindering van het recht van schenking onderscheidenlijk het recht van overgang.”

Gelet op de tekst kan artikel 24, vierde lid, van de Sw alleen worden toegepast als sprake is van een schenking van een onroerende zaak of van een verkoop tegen te lage prijs, aangezien alleen dan over hetzelfde bedrag overdrachtsbelasting en schenkingsrecht wordt geheven. Tussen partijen is echter niet in geschil dat aan dit artikel een ruimere toepassing moet worden gegeven en dat in dit geval, waarbij de overdracht van de onroerende zaak en de kwijtschelding van een gedeelte van de koopprijs met elkaar samenhangen, voornoemd artikel van overeenkomstige toepassing is. Dit uitgangspunt is in overeenstemming met de vaste jurisprudentie op dit punt en naar het oordeel van de rechtbank ook juist.

Vervolgens moet worden nagegaan voor welk bedrag in dit geval geacht wordt sprake te zijn van samenloop tussen overdrachtsbelasting en schenkingsrecht. Voor het bedrag waarover op grond van artikel 13 van de WBR geen overdrachtsbelasting is geheven kan zich deze samenloop niet voordoen. De stelling van eiseres dat dit bedrag bij de berekening van de vermindering op grond van artikel 24, vierde lid, van de Sw moet worden betrokken, is dan ook onjuist. In de berekeningen van verweerder zijn naar het oordeel van de rechtbank wel de juiste uitgangspunten gehanteerd. Dat, zoals eiseres ter zitting heeft gesteld, verweerder het bedrag waarvoor sprake is van samenloop onjuist heeft berekend kan de rechtbank zonder nadere onderbouwing – die ontbreekt – niet volgen.

Het schenkingsrecht moet dan als volgt worden berekend:

Verschuldigd schenkingsrecht zonder vermindering € 8.349

Vermindering (conform de berekeningen van

verweerder) 90.444/400.000 x 115.100 = 26.025 x 6% € 1.562 (afgerond)

Schenkingsrecht € 6.787

Bij het opleggen van de aanslag schenkingsrecht en in de uitspraak op bezwaar is met deze vermindering nog geen rekening gehouden. Gelet hierop dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aan¬lei¬ding verweerder te veroordelen in de kos¬ten die eiseres in verband met de behande¬ling van het beroep redelij¬kerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag schenkingsrecht tot € 6.787;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 874;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, rechter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 12 mei 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.