Home

Rechtbank Arnhem, 19-05-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1388 BQ5253, AWB 10/3013

Rechtbank Arnhem, 19-05-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1388 BQ5253, AWB 10/3013

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
19 mei 2011
Datum publicatie
20 mei 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BQ5253
Zaaknummer
AWB 10/3013

Inhoudsindicatie

WOZ. Proceskostenvergoeding bezwaarfase. Rechtsbijstand op ‘no cure no pay’ basis. Beroep ontvankelijk, bij een gegrond bezwaar worden proceskosten gemaakt, zodat er ook een belang bij de procedure is. Wegingsfactor voor zwaarte van de zaak niet op 0,25, maar op 1. Vergoeding taxatierapport: aantal uren niet voldoende onderbouwd en daarom verlaagd van 5 naar 4 uur; uurtarief zakelijk en conform factuur op € 80,00 exclusief BTW. Taxatiewerkzaamheden wel van “wetenschappelijke of bijzondere aard”.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 10/3013

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 19 mei 2011

inzake

[X], wonende te [Z], eiseres,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Rheden, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1], te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld voor het kalenderjaar 2010 op € 745.000.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 juli 2010 de waarde verminderd tot € 585.000.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 10 augustus 2010, ontvangen door de rechtbank op 12 augustus 2010, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2011 te Arnhem.

Namens eiseres zijn daar verschenen de gemachtigde [gemachtigde] en [A] (WOZ-taxateur). Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [B] (Vereniging van Nederlandse Gemeenten).

Gemachtigde van eiseres heeft ter zitting een pleitnota overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij, welke na een leespauze wordt geacht te zijn voorgedragen.

2. Feiten

2.1. Bij uitspraak op bezwaar van 27 juli 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de waarde van de woning verminderd tot € 585.000. Eiseres heeft tegen deze uitspraak op bezwaar beroep aangetekend bij de rechtbank.

2.2. Verweerder heeft in de bezwaarfase aan eiseres een proceskostenvergoeding toegekend van in totaal € 205,38. Dit bedrag bestaat enerzijds uit een vergoeding voor de kosten die gemaakt zijn voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, te weten € 54,50 (het indienen van een bezwaarschrift). Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar daarbij overwogen dat een wegingsfactor 0,25 van toepassing is. Anderzijds bestaat de proceskostenvergoeding uit een vergoeding voor de kosten die eiseres heeft gemaakt voor het laten opstellen van een taxatierapport. Ten aanzien van het taxatierapport heeft verweerder overwogen dat taxatiewerkzaamheden niet van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn en dat het rapport eenvoudig is, zodat een vergoeding van € 144,98 daarvoor redelijk is (€ 40,61 exclusief 19% BTW x 3 uur). Voor de kosten van uittreksels uit een openbaar register heeft verweerder een bedrag van € 5,90 vergoed.

2.3. Eiseres heeft in de bezwaarprocedure een gemachtigde ingeschakeld om op basis van ‘no cure no pay’ haar belangen te behartigen. Eiseres en gemachtigde zijn daarbij onder meer het volgende overeengekomen:

“(…). Indien de opdracht niet wordt afgewezen zijn de kosten van de dienstverlening 25% van de totale gerealiseerde lokale lastenvermindering (excl. BTW) voor zover [C] door de gemeente of de rechterlijke macht in het gelijk wordt gesteld (‘no cure no pay’-beginsel). De kosten die door [C] of de externe deskundige worden gemaakt, worden door [C] aan de opdrachtgever gecommuniceerd en zullen conform de wettelijke bepalingen op de gemeente worden verhaald. Ook hier geldt het ‘no cure no pay’-beginsel. (…).”

3. Geschil

In geschil is of eiseres in aanmerking komt voor een hogere proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door verweerder uitsluitend vergoed op verzoek van eiseres voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge het vierde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld. Daarbij is volgens de toelichting van de wetgever de kostenveroordeling niet bedoeld als een volledige schadevergoeding maar als een tegemoetkoming in de kosten (NvT, Stb.1993, 763, p.5).

Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a en b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb uitsluitend betrekking hebben op:

a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,

b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.

Ingevolge artikel 2, aanhef en onder a en b, van het Besluit wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:

a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief;

b. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b: op de vergoeding die ingevolge artikel 8:36, tweede lid, van de Awb is verschuldigd indien de kosten zijn gemaakt in bezwaar of administratief beroep wordt deze vergoeding vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.

In artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken is bepaald dat een tarief geldt van ten hoogste € 81,23 per uur voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 onderdeel a, van de Wet tarieven in strafzaken, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn.

In de Nota van Toelichting bij het Besluit tarieven in strafzaken wordt over artikel 6 het volgende vermeld:

"In dit artikel is opgenomen de inhoud van artikel 1, eerste lid, onderdeel IV, van het ingetrokken besluit. Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief."

Ingevolge artikel 15 van het Besluit tarieven in strafzaken worden de bedragen, genoemd in dit besluit, verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.

Ontvankelijkheid van het beroep

4.2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk dient te worden verklaard als gevolg van het ontbreken van een fiscaal of financieel belang. De rechtbank volgt verweerder hierin niet. De onder de feiten opgenomen ‘no cure no pay’ overeenkomst tussen eiseres en gemachtigde brengt met zich mee dat indien het bezwaar gegrond wordt verklaard, er proceskosten zullen worden gemaakt voor het inschakelen van een gemachtigde. Bovendien heeft de gemachtigde ter zitting voldoende aannemelijk gemaakt dat aan eiseres bij een gegrond bezwaar kosten in rekening worden gebracht. Hieruit volgt dat eiseres kosten heeft gemaakt in de bezwaarprocedure, zodat zij recht heeft op een vergoeding van die kosten. Het vorenstaande brengt mee dat eiseres ontvankelijk is in haar beroep.

Hoogte van de wegingsfactor voor in bezwaar verleende rechtsbijstand

4.3. Eiseres heeft aangevoerd dat de door verweerder gehanteerde wegingsfactor van 0,25 te laag is. Het ingediende bezwaarschrift dient volgens eiseres als gemiddeld gekwalificeerd te worden gelet op de complexiteit en de bewerkelijkheid van de zaak. Verweerder stelt daartegenover dat de reeds in bezwaar toegekende proceskostenvergoeding en daarbij gehanteerde wegingsfactor voldoende is. Het bezwaarschrift is volgens verweerder zeer eenvoudig en niet bewerkelijk. Het bezwaarschrift bestaat voornamelijk uit standaardoverwegingen en bevat geen juridische overwegingen. De werkbelasting is zeer gering geweest voor gemachtigde, nu de argumentatie grotendeels afkomstig is uit het taxatierapport. Gemachtigde had ook kunnen volstaan met de opmerking dat de waarde van de woningen te hoog was en daarbij kunnen verwijzen naar het bijgevoegde taxatierapport, aldus verweerder.

4.4. De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor wordt bepaald naar gelang het gewicht van de zaak. Het gewicht van de zaak wordt bepaald door het belang en de ingewikkeldheid van de zaak. Het uitgangspunt voor de behandeling van een zaak in de bezwaarprocedure is een ‘gemiddelde’ zaak, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. De omstandigheden die verweerder heeft gesteld zijn in het licht van het onderhavige bezwaarschrift onvoldoende om tot een lager gewicht te concluderen. Dat de argumentatie van het bezwaarschrift grotendeels afkomstig is uit het taxatierapport doet er niet aan af dat de zaak gemiddeld is, zodat verweerder wegingsfactor 1 had moeten toepassen. De vergoeding komt dus uit op € 218. Het gelijk is aan eiseres.

Vergoeding van het taxatierapport in bezwaar

4.5. Verweerder heeft zich primair op het standpunt gesteld dat geen rekening kan worden gehouden met een afzonderlijke vergoeding voor de taxatiekosten, omdat de gemachtigde en de taxateur aan elkaar zijn gelieerd.

4.6. Voor zover verweerder heeft bedoeld te zeggen dat sprake is van één onderneming, overweegt de rechtbank als volgt. De gemachtigde van eiseres heeft ter zitting nadrukkelijk bestreden dat sprake is van één onderneming. Weliswaar is in een aantal – niet alle – zaken sprake van een samenwerking tussen gemachtigde en de taxateur, maar ieder van hen is gerechtigd tot de opbrengsten van zijn eigen werkzaamheden en draagt de daarbij behorende risico’s. Het standpunt van verweerder dient daarom te worden verworpen.

4.7. Eiseres heeft gesteld dat de taxateur voor het taxatierapport vijf uren à € 80,00 exclusief BTW bij haar in rekening heeft gebracht. Verweerder heeft dit niet betwist, zodat vaststaat dat dit zo is gefactureerd. Ook staat vast dat eiseres op grond van het met haar gemachtigde gesloten “no cure no pay” contract slechts verplicht is aan de gemachtigde of de taxateur het bedrag te betalen dat door het bestuursorgaan – al dan niet na een beroepsprocedure – moet worden vergoed. Hierdoor heeft zij geen eigen belang bij de hoogte van het bedrag dat aan haar in rekening wordt gebracht, of bij toetsing van het aantal in rekening gebrachte uren of van het gehanteerde uurtarief. Onder deze omstandigheden staat het verweerder vrij te toetsen of het aan eiseres in rekening gebrachte bedrag overeenkomt met het bedrag dat marktpartijen in rekening zouden brengen en zouden accepteren zonder een vergelijkbaar contract.

4.8. Verweerder heeft in dit verband aangevoerd dat vijf uren te veel is voor de met het onderhavige taxatierapport samenhangende werkzaamheden en dat maximaal drie uren redelijk zou zijn. Eiseres heeft weliswaar geen urenspecificatie overgelegd, maar de taxateur heeft ter zitting een nadere toelichting gegeven over zijn werkwijze en de door hem bestede uren aan het taxatierapport. De vijf uren die hij bij eiseres in rekening heeft gebracht bestaan onder meer uit een inpandige opname van de woning, de bijbehorende reistijd, het opzoeken en analyseren van vergelijkbare woningen, het opstellen van een taxatiekaart, het maken van het taxatierapport alsmede alle bijkomende administratieve werkzaamheden. De taxateur heeft echter desgevraagd niet kunnen toelichten waarom in deze zaak vijf uren zijn gedeclareerd en in de andere zaken slechts vier uren. Hij heeft niet kunnen aangeven wat de extra werkzaamheden zijn geweest. De rechtbank acht, gelet op de omvang van het rapport en de toelichting van de taxateur ter zitting, vier uren aannemelijk en zal daarvan uitgaan.

4.9. Daarnaast heeft verweerder betwist dat de uurvergoeding als een marktconforme vergoeding dient te worden aangemerkt. Verweerder heeft aangevoerd dat een uurtarief van € 80,00 exclusief BTW te hoog is en dat een uurtarief van € 40,61 exclusief BTW per uur voor het onderhavige taxatierapport redelijk is. Ter onderbouwing van het door verweerder bepleite uurtarief verwijst hij naar een lijst met tien taxatietarieven voor woningtaxaties afkomstig van www.taxatietarieven.com en naar offertes die aan verweerder zijn uitgebracht in het kader van de bezwaarafhandeling in 2011 en de hertaxatie voor 2012. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt verwezen naar door drie gemeentes per uur betaalde vergoedingen voor uitbestede WOZ-werkzaamheden (respectievelijk € 69, € 89 en € 67,50 exclusief BTW).

4.10. Op verweerder rust de bewijslast aannemelijk te maken dat sprake is van niet-marktconforme tarieven. De rechtbank acht de door verweerder overgelegde offertes in dit verband niet bruikbaar, nu deze offertes niet zien op individuele taxatieopdrachten maar op zogenoemde duurovereenkomsten. Zoals ter zitting door de gemachtigde van eiseres onweersproken is opgemerkt en de rechtbank ook aannemelijk acht, is het bij duurovereenkomsten gebruikelijk dat een aanzienlijk lager uurtarief wordt gehanteerd dan bij incidentele opdrachten. Daarnaast gaat het bij die offertes om uiteenlopende werkzaamheden, die niet alle overeenkomen met de door de taxateur van eiseres verrichte werkzaamheden. Deze offertes kunnen daarom het standpunt van verweerder niet ondersteunen. Dat geldt eveneens voor de eiseres genoemde door drie andere gemeenten betaalde uurtarieven.

4.11. Verweerder heeft voorts gegevens overgelegd van tien tarieven voor volgens hem vergelijkbare woningtaxaties afkomstig van www.taxatietarieven.com. Indien de in deze lijst opgenomen tarieven, op basis van de door eiseres verdedigde vier uren per uitgevoerde taxatie, worden omgerekend naar een tarief per uur, volgt hieruit een uurtarief van € 41,25 tot € 81,25 inclusief BTW. Eiseres heeft ter zitting weersproken dat sprake is van vergelijkbare werkzaamheden. Volgens haar schuift verweerder de door de op de lijst genoemde taxateurs uitgebrachte taxatierapporten terzijde en worden deze rapporten ook door banken niet geaccepteerd. Volgens verweerder is dat niet het geval, en is zeker sprake van volwaardige taxaties. Daarnaast heeft eiseres er op gewezen dat de taxateur ook andere werkzaamheden dan WOZ-taxaties verricht en dat hij daarbij ook het tarief van € 80 per uur hanteert. Zij wijst in dit verband op rapportages in het kader van echtscheiding en successie en aan- en verkoopbemiddeling.

4.12. De rechtbank oordeelt hierover als volgt. In de eerste plaats wijst de rechtbank erop dat indien de door verweerder overgelegde lijst met tarieven voor woningtaxaties wordt omgerekend naar 4 uur per taxatierapport daaruit al een uurtarief volgt dat, anders dan verweerder bepleit, in acht van de tien gevallen hoger ligt dan het door verweerder gehanteerde uurtarief. Verder heeft verweerder geen rapporten van de volgens hem vergelijkbare taxaties overlegd. Ook anderszins heeft verweerder geen inzicht gegeven in de werkzaamheden van die taxateurs. Gelet op de uitdrukkelijke weerspreking door eiseres, maakt verweerder niet aannemelijk dat de dienstverlening van de door eiseres ingeschakelde taxateur vergelijkbaar is met de door verweerder bedoelde taxateurs. De aard van (een deel van) de werkzaamheden of het aantal bestede uren kan daarom afwijken van die van eiseres haar taxateur. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat eiseres onweersproken heeft gesteld dat haar taxateur voor ook andere werkzaamheden dan WOZ-taxaties een tarief van € 80 per uur hanteert. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder met de verwijzing naar door andere taxateurs gehanteerde tarieven niet aannemelijk heeft gemaakt dat marktpartijen, die niet op basis van een “no cure no pay” contract werken, per uur minder dan € 80 exclusief BTW in rekening zouden brengen.

4.13. Verweerder stelt daarnaast dat taxatiewerkzaamheden niet worden gezien als werkzaamheden die in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken.

4.14. De rechtbank verwerpt het standpunt van verweerder. Taxatiewerkzaamheden kunnen namelijk wel worden aangemerkt als werkzaamheden ‘van bijzondere aard’. Voor taxatiewerkzaamheden is immers specifieke vakkennis vereist. Overigens geeft de wetsgeschiedenis ook geen aanleiding om steeds de redelijkheid van de werkelijke kosten inhoudelijk te toetsen ten opzichte van de omvang en de kwaliteit van het uitgebrachte rapport.

4.15. Verder dient verweerder de proceskostenvergoeding voor het taxatierapport te verhogen met 19% BTW en had verweerder een punt moeten toekennen voor het bijwonen van de hoorzitting, zoals tussen partijen overigens niet langer in geschil is.

4.16. Het bovenstaande brengt mee dat voor het taxatierapport 4 uur maal € 80,00 per uur zal moeten worden vergoed, te vermeerderen met 19% BTW. De vergoeding voor het taxatierapport komt dus uit op € 320,00 = € 380,80 inclusief 19% BTW. Dit bedrag wordt vermeerderd met de andere kosten, welke eiseres heeft gemaakt, te weten € 218 voor het indienen van het bezwaarschrift, € 218 voor het bijwonen van de hoorzitting en € 5,90 voor de kosten van uittreksels uit een openbaar register, zodat de totale proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase uitkomt op een bedrag van € 822,70. Na vermindering met het reeds betaalde bedrag dient verweerder nog € 617,32 aan eiseres te vergoeden. Op grond van het voorgaande dient het beroep gegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder, met inachtneming van artikel 8:75 van de Awb, te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op

€ 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van

€ 437 en een wegingsfactor 1).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar voorzover deze betrekking heeft op de

proceskostenvergoeding;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten inzake het bezwaar ten bedrage van € 617,32;

- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten inzake het beroep van eiseres ten bedrage van

€ 874;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.I. van Amsterdam, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Schokker, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 19 mei 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.