Home

Rechtbank Arnhem, 14-07-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:675 BR1942, AWB 10/4257

Rechtbank Arnhem, 14-07-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:675 BR1942, AWB 10/4257

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
14 juli 2011
Datum publicatie
18 juli 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BR1942
Zaaknummer
AWB 10/4257

Inhoudsindicatie

Regulerende energiebelasting; art. 36lc, tweede lid, onderdeel c, Wbm (tekst 2008).

Het verlenen van persoonlijke verzorging valt onder het verlenen van gezondheidszorg. Verzoek om teruggave van regulerende energiebelasting daarom terecht afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 10/4257

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 14 juli 2011

inzake

Stichting [X], gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord, kantoor Emmen, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Op 7 januari 2009 heeft eiseres een verzoek tot gedeeltelijke teruggaaf van regulerende energiebelasting (hierna: REB) over het tijdvak 1 november 2008 tot 1 december 2008 ingediend (met betrekking tot het aansluitadres [A-straat 1] te [Z]).

Bij beschikking van 10 februari 2009 is dit verzoek afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 20 oktober 2010 het bezwaar afgewezen en de beschikking gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 23 november 2010, ontvangen door de rechtbank op 24 november 2010, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiseres heeft, na daartoe de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.

Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiseres.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2011 te Arnhem.

Namens eiseres zijn daar verschenen [A], [B], [C] en haar gemachtigden mr. [gemachtigde] en mr. [D].

Namens verweerder zijn verschenen mr. [gemachtigde] en [D].

Gemachtigde van eiseres heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij.

2. Feiten

Eiseres exploiteert een woon-, zorg- en activiteitencentrum voor ouderen met lichamelijke en/of psychische problemen. Zij biedt zorg aan bewoners (intramuraal) en aan externe cliënten (extramuraal).

Ingevolge artikel 2, eerste lid, van haar statuten heeft eiseres ten doel het behartigen van de zorg van ouderen vanuit een protestants-christelijke geloofsvisie en is zij oecumenisch van karakter.

Ingevolge artikel 2, tweede lid, van de statuten tracht eiseres haar doel onder meer te verwezenlijken door:

a. het oprichten of verwerven, het in stand houden en exploiteren, dan wel het uitsluitend

exploiteren in de gemeente Arnhem van één of meer verzorgingstehuizen voor ouderen en/of woningen voor ouderen;

b. het verlenen van hulp aan zelfstandig wonende ouderen van uit of in tehuizen als onder a. bedoeld, of een uitsluitend voor dit doel gesticht centrum;

c. het beschikbaar stellen van ruimten binnen (te)huizen en/of centra als onder a. en b. bedoeld en het beschikbaar stellen van de benodigde middelen, opdat de [F] en [G] Gemeenten te [Z] de mogelijkheid ontvangen tot het houden van kerkdiensten en het uitoefenen van het pastoraat aan de bewoners van die (te)huizen/centra;

d. het door één of meer andere rechtspersonen doen verrichten van de handelingen onder a., b. en c. bedoeld en het verlenen van materiële en immateriële steun aan die rechtspersonen bij de uitoefening van hun taak, voor zover deze valt onder het hiervoor onder a., b. en c. bepaalde.

De feitelijke werkzaamheden van eiseres bestaan uit: zorg voor de persoon, zorg voor een zinvolle dagbesteding en zorg voor de woonruimte en leefruimte. Zorg voor de persoon omvat: persoonlijke verzorging, ondersteunende begeleiding en huishoudelijk verzorging.

Deze werkzaamheden worden hoofdzakelijk verricht door verzorgenden, die in dienst zijn van eiseres. Eiseres heeft geen (medisch) specialisten in dienst.

Eiseres wordt hoofdzakelijk gefinancierd uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: het AWBZ).

3. Geschil

In geschil is het antwoord op de vraag of verweerder het verzoek tot teruggaaf van REB terecht heeft afgewezen.

In het bijzonder is tussen partijen in geschil het antwoord op de vraag of eiseres in meer dan

beperkte mate werkzaam is op het gebied van gezondheidszorg als bedoeld in artikel 36lc, tweede lid, onderdeel c, van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: Wbm). Het geschil spitst zich toe op de vraag of de activiteit “persoonlijke verzorging” als werkzaamheid op het gebied van gezondheidszorg moet worden aangemerkt.

Tussen partijen is niet in geschil dat, indien deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord (hetgeen verweerder stelt en eiseres ontkent), hieruit voortvloeit dat het verzoek tot teruggaaf van REB terecht door verweerder is afgewezen.

Tussen partijen is voorts niet in geschil dat eiseres uitsluitend “persoonlijke verzorging” verricht als bedoeld in artikel 4 van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ (hierna: BZA).

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Wettelijk kader

Ingevolge artikel 36lc, tweede lid, onderdeel c, van de Wbm (wettekst 2008), voor zover hier van belang, wordt aan de verbruiker op verzoek teruggaaf van energiebelasting verleend met betrekking tot aardgas en elektriciteit, verbruikt in een onroerende zaak die in hoofdzaak in gebruik is bij een charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instelling, dan wel een instelling die een sociaal belang behartigt, mits de instelling niet of slechts in beperkte mate werkzaam is op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs.

De voorganger van artikel 36lc, tweede lid van de Wbm, artikel 36l, elfde lid, is in de Wbm opgenomen ingevolge de zesde Nota van wijziging van het Belastingplan 2000 (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 26 820, nr. 27). In de toelichting bij de zesde Nota van wijziging is, voor zover hier van belang, hieromtrent het volgende opgemerkt:

“(…) In de tweede plaats voorziet de nota van wijziging in het opnemen in de Wet belastingen op milieugrondslag van een bepaling – artikel 36l, elfde lid- op grond waarvan bij ministeriële regeling de in het zevende lid van artikel 36l opgenomen teruggaafregeling eveneens zal worden toegepast op andere non-profitinstellingen. Het betreft instellingen die zich bezighouden met maatschappelijke, sociale of culturele activiteiten. Instellingen op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs worden hiervan uitgesloten, aangezien zij reeds op andere wijze –via de prijsbijstelling- worden gecompenseerd. (…)”.

In de Memorie van Toelichting van het Belastingplan 2002, III (Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 28 014, nr. 3, blz. 25) is voorts het volgende opgemerkt:

“ (…) Anderzijds is het niet de bedoeling dat alle instellingen die kwalificeren voor artikel 24, vierde lid, van de Successiewet 1956, ook gebruik kunnen maken van de teruggaafregeling. Dit geldt met name voor instellingen die al op andere wijze worden gecompenseerd voor de lastenverzwaring die het gevolg is van de verhoging van de REB. Te denken valt bijvoorbeeld aan instellingen op gebied van sport, gezondheidszorg en onderwijs en overheidsinstellingen als gemeenten.(…)”.

In artikel 6 van de AWBZ is, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:”

“1. De verzekerden hebben aanspraak op zorg ter voorkoming van ziekten en ter voorziening in hun geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging.

Tot deze zorg behoren voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid of strekkende tot verbetering van levensomstandigheden, alsmede maatschappelijke dienstverlening.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden aard, inhoud en omvang van de zorg waarop aanspraak bestaat, geregeld, en kunnen voor het tot gelding brengen van de aanspraken voorwaarden worden gesteld.”.

Mede ter uitvoering daarvan is in artikel 2, aanhef en onderdeel c, van het BZA bepaald dat de verzekerde recht heeft op persoonlijke verzorging als omschreven in artikel 4 van het BZA.

Ingevolge artikel 4 van het BZA wordt onder “persoonlijke verzorging” verstaan: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging in verband met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid, te verlenen door een instelling.

4.2 Beschouwing

Eiseres bestrijdt dat niet voldaan is aan de voorwaarde, als bedoeld in artikel 36lc, tweede lid, onderdeel c, van de Wbm inhoudende dat de instelling niet slechts beperkt werkzaam is op het gebied van de gezondheidszorg. Zij stelt dat zij niet, dan wel slechts in beperkte mate werkzaam is op het gebied van de gezondheidszorg. Eiseres stelt dat het begrip “gezondheidszorg” moet worden uitgelegd als “geneeskundige verzorging en verpleging” conform de taalkundige en wetsystematische betekenis van dit begrip. “Persoonlijke verzorging” kan naar de mening van eiseres niet hieronder worden gerangschikt.

Verweerder is van mening dat niet voldaan is aan de hiervoor genoemde voorwaarde als bedoeld in artikel 36lc, tweede lid, onderdeel c van de Wbm. Hij stelt zich op het standpunt dat het begrip “gezondheidszorg” ruimer moet worden uitgelegd dan uitsluitend geneeskundige verzorging en verpleging en dat de activiteit “persoonlijke verzorging” een werkzaamheid op het gebied van gezondheidszorg is.

De rechtbank overweegt als volgt.

Vaststaat dat in de Wbm niet is voorzien in een definitie van het begrip “gezondheidszorg”.

Uit de hiervoor onder 4.1 weergegeven geschiedenis van de totstandkoming van de voorganger van artikel 36lc, tweede lid, van de Wbm kan worden afgeleid dat is beoogd om de teruggaafregeling uit te breiden tot non-profitinstellingen, maar dat tevens is beoogd om de uitbreiding te beperken tot non-profitinstellingen die niet reeds op andere wijze worden gecompenseerd voor de lastenverzwaring die het gevolg is van de verhoging van de REB. Daarbij zijn instellingen op het gebied van de gezondheidszorg expliciet genoemd als zijnde instellingen die al op andere wijze worden gecompenseerd.

Het recht op persoonlijke verzorging wordt in artikel 4 van het BZA direct gerelateerd aan de aanwezigheid van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of een lichamelijke beperking of handicap, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap of psychosociale beperking. Voor persoonlijke verzorging in de zin van artikel 4 van het BZA komen dus slechts in aanmerking AWBZ-verzekerden bij wie sprake is van een beperking of handicap. Naar de betekenis die gezondheidszorg in ons stelsel van sociale zekerheidswetgeving heeft, vallen dergelijke activiteiten daarmee onder het begrip “gezondheidszorg”. Wat betreft het spraakgebruik is dat niet anders.

Eiseres verricht alleen maar persoonlijke zorg. Eiseres voldoet dus niet aan de in artikel 36lc, tweede lid, onderdeel c van de Wbm gestelde voorwaarde.

Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot teruggaaf van REB terecht is afgewezen.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Tikken, voorzitter, mr. drs. L.B.M. Klein Tank en mr. E.C.G. Okhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.A. Aalbersberg, griffier.

De griffier,

De voorzitter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op: 14 juli 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.