Home

Rechtbank Arnhem, 26-07-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1620 BR3006, AWB 09/683

Rechtbank Arnhem, 26-07-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1620 BR3006, AWB 09/683

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
26 juli 2011
Datum publicatie
26 juli 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BR3006
Zaaknummer
AWB 09/683

Inhoudsindicatie

Ophalen van drie dozen van 30 cm bij 60 cm bij bakker. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat geen sprake was van parkeren, maar van laden en lossen. Naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 09/683

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 26 juli 2011

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser met dagtekening 21 juni 2008 een naheffingsaanslag parkeerbelasting (aanslagnummer [000]) opgelegd ten bedrage van € 51,20 (€ 2,20 vermeerderd met € 49 kosten).

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 24 januari 2009 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

Eiser heeft daartegen bij brief van 6 februari 2009, ontvangen door de rechtbank op 10 februari 2009, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft een nader stuk ingediend.

Het eerste onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 november 2009.

Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde], [A] en [B]. Eiser is met voorafgaande kennisgeving daarvan aan de rechtbank niet verschenen.

De behandeling van de zaak is geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen de Verordening Parkeerbelastingen 2008 over te leggen.

Verweerder heeft de verordening overgelegd bij brief van 17 november 2009. Een afschrift daarvan is verstrekt aan eiser. Eiser heeft daarop gereageerd bij fax van 9 november 2010. Verweerder heeft daarop gereageerd bij brief van 24 januari 2011. Eiser heeft daarop gereageerd bij brief van 9 februari 2011, door de rechtbank ontvangen op 20 april 2011.

Het tweede onderzoek heeft plaatsgevonden op 6 juni 2011. Namens verweerder is daar verschenen [gemachtigde]. Eiser is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 7 februari 2011 aan [X] op het adres [A-straat 1] te [Z], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Genoemde brief is niet ter griffie terugontvangen. Uit informatie van TNT Post blijkt dat de brief op 21 april 2011 op genoemd adres is uitgereikt. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze en tijdig op het juiste adres is aangeboden.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en de verklaring van verweerder ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast.

Eiser is houder van een blauwe auto van het merk Peugeot met het kenteken [00-AA-BB]. Op 21 juni 2008 om 10:36 uur stond de auto op de [A-straat 2] in de wijk [C] zonder dat voor parkeren op die plaats was betaald.

Tot de stukken behoort een ambtsedige verklaring van de ambtenaar die de bestreden naheffingsaanslag heeft opgelegd, [A]. Daarin schrijft hij onder meer:

“Nadat ik de beschikking had uitgeschreven en nadat ik met mijn collega verder was gelopen hoorde ik dat ik door een man werd teruggeroepen. Ik zag dat dit de eigenaar/bestuurder van die auto was en ik zag dat hij drie dozen bij zich droeg van ongeveer 30 bij 60 centimeter. Die man vertelde mij dat hij een bestelling had opgehaald bij de bakker en aan het laden cq lossen was. Ik heb die man uitgelegd dat de omvang van de goederen die hij bij zich droeg niet voldeden aan de criteria “van enige omvang” en zwaarte waardoor dit niet onder laden/lossen viel. De tijd van verbaliseren en het gesprek met de betrokkene heeft ongeveer zeven minuten geduurd.”.

3. Geschil en standpunten van partijen

In geschil is de vraag of verweerder de naheffingsaanslag parkeerbelasting terecht heeft opgelegd.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Eiser heeft aangevoerd dat hij op 21 juni 2008 met een groot gezelschap naar de wedstrijd Nederland-Rusland heeft gekeken en in verband daarmee in de ochtend van die dag een grote bestelling heeft opgehaald bij [D]. Volgens eiser betrof het een buurtevenement. Volgens eiser was de partij dozen waarmee de ambtenaar hem aantrof de derde partij en lagen de andere dozen op dat moment al in de kofferruimte. Volgens eiser is de door de ambtenaar afgelegde verklaring niet juist. Volgens eiser is, anders dan de ambtenaar zegt, tussen hen niet gediscussieerd over de omvang van de boodschappen en was de ambtenaar niet vergezeld van een collega.

Volgens verweerder was geen sprake van laden en lossen, maar van boodschappen doen.

4. Beoordeling van het geschil

Op grond van de Verordening Parkeerbelastingen 2008 van de gemeente Nijmegen is voor het parkeren aan de [A-straat 2] parkeerbelasting verschuldigd door degene die het voertuig heeft geparkeerd.

Ingevolge artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet, voor zover hier van belang, wordt onder parkeren verstaan het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- en uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken.

Ingevolge vaste jurisprudentie dient onder laden en lossen te worden verstaan het onmiddellijk nadat het voertuig tot stilstand is gebracht bij voortduring inladen of uitladen van goederen van enige omvang of enig gewicht, gedurende de tijd die daarvoor nodig is (HR 12 mei 1999, nr. 32.286, LJN AA2760, BNB 1999/257).

Niet in geschil is dat de auto van eiser op 21 juni 2008 om 10:36 uur aan de [A-straat 2] stond. Evenmin is in geschil dat daarvoor geen parkeerbelasting was betaald. Alsdan is het aan eiser om aannemelijk te maken dat geen sprake was van parkeren, maar van laden en lossen.

Tegenover de betwisting van verweerder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat de bestelling die hij bij [D] ophaalde van een zodanige omvang en gewicht was, dat deze bezwaarlijk anders dan per voertuig kon worden afgevoerd. De enkele verklaring van eiser dat de partij groter was dan de drie dozen waarmee de ambtenaar hem aantrof, is daarvoor, gelet op de betwisting daarvan door verweerder, niet voldoende. Ook de omvang van de drie dozen tezamen acht de rechtbank, gelet op de afmetingen genoemd in de onder 2. geciteerde ambtsedige verklaring, op zichzelf niet voldoende om te kunnen spreken van laden en lossen, nu over het gewicht daarvan niets is gesteld.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.C. van den Hurk, griffier.

De griffier, De rechter,

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op: 26 juli 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.