Home

Rechtbank Arnhem, 08-09-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1905 BS8905, AWB 10/1457

Rechtbank Arnhem, 08-09-2011, ECLI:NL:RBARN:2011:1905 BS8905, AWB 10/1457

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
8 september 2011
Datum publicatie
14 september 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BS8905
Zaaknummer
AWB 10/1457

Inhoudsindicatie

X BV en Y AG waren samen aandeelhouder van belanghebbende. Y AG was tevens leverancier van de dochtermaatschappij van belanghebbende. X BV en Y AG zijn overeengekomen dat X BV de aandelen in belanghebbende zou overnemen. Daarbij is ook overeengekomen dat de dochtermaatschappij van belanghebbende bij afname van producten van Y AG een inkoopkorting zal ontvangen. Belanghebbende en haar dochtermaatschappij zijn nadien gefuseerd. Belanghebbende wil een deel van het voordeel dat met de inkopen is behaald, in mindering brengen op haar winst. Door belanghebbende is niet aannemelijk gemaakt dat de inkoopkortingen een korting op de koopprijs van de aandelen vormen. Beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 10/1457

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 8 september 2011

inzake

[X] B.V. (voorheen [Y] Holding B.V.), gevestigd te [Z], eiseres,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst[te P], verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiseres voor het jaar 2006 een aanslag (aanslagnummer [-].V66.0112) vennootschapsbelasting (hierna: Vpb) opgelegd, berekend naar een belastbare winst en een belastbaar bedrag van € 1.007.515. Tevens is bij beschikking € 46.522 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 maart 2010 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Eiseres heeft daartegen bij brief van 19 april 2010, ontvangen door de rechtbank op 20 april 2010, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 juli 2011 te Arnhem. Eiseres is daar vertegenwoordigd door haar directeur [A], bijgestaan door mr. [B] en [C] Namens verweerder is verschenen mr. [D] en [E]

Namens eiseres is een pleitnota voorgedragen. Afschriften daarvan zijn overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij. Verweerder heeft een overzicht van de concernstructuur overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

Eiseres is opgericht op 23 december 1993 onder de naam [Y] Holding B.V. door [Y]. [Y] was directeur en enig aandeelhouder van eiseres. Eiseres houdt zich bezig met de handel in kasregisters. Eiseres was houdstermaatschappij van het voormalige [X] B.V. Zij vormde daarmee een fiscale eenheid.

Op 19 oktober 2000 heeft [Y] 32% van de aandelen in eiseres verkocht aan de belangrijkste leverancier van eiseres, [G], gevestigd te [Q] in Duitsland (hierna: [G]), thans [H]. Daarnaast heeft in dat jaar [G] door een emissie aandelen in eiseres verkregen. Dit resulteerde erin dat [Y] 49% en [G] 51% van de aandelen in eiseres hield.

Op 8 mei 2002 heeft [Y], [I] BV ([I]) en [J] BV ([J]) opgericht. [I] is enig aandeelhouder van [J]. [J] en [I] vormen tezamen een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.

Op 14 mei 2002 heeft [J] 2 % van de aandelen van eiseres van [G] gekocht voor een bedrag van € 1.779.000 en voorts alle op dat moment door [Y] in eiseres gehouden aandelen. Daarbij is overeengekomen dat binnen twee weken na het sluiten van de overeenkomst een uitkering zou worden gedaan van € 1.000.000 uit de agioreserve van eiseres, waarvan € 415.000 zou toekomen aan [G] en € 585.000 aan [I].

Tot de stukken behoort een brief van 14 februari 2003 afkomstig van [A] namens eiseres en gericht aan [G] over mogelijke verkoop van het resterende belang van [G] in eiseres en de waarde daarvan. [A] stelt zich hierin onder meer op het standpunt dat de net asset value or visible equity-value daarvan € 1.662.000 bedraagt, de return value € 462.000 en de small firm premium value € 562.000.

Op 23 mei 2005 hebben het toenmalige [X] B.V., [J] en [G] een overeenkomst gesloten. In die overeenkomst, waarin het toenmalige [X] B.V. is aangeduid als [X] en [J] als Werkmaatschappij, is onder meer het volgende opgenomen:

“[X] heeft van [G] begrepen dat [G] van plan is de tot op heden voor België, Nederland, Frankrijk, Spanje en Portugal ingeschakelde distributeur te vervangen door [X]. [X] is bereid om de distributie in de bovengenoemde landen voor [G] tegen de volgende voorwaarden over te nemen. (…) De contractspartijen regelen hun samenwerking op basis van de hier vastgestelde voorwaarden:

1. [X] ontvangt voor de bemiddeling van opdrachten en klantenverzorging van [G] een provisie ter hoogte van 25% van de door [G] aan de betreffende klanten gefactureerde netto-omzetten. Dit geldt ook voor leveringen van [G] aan [X].

2. [X] betaalt aan [G] voor de gebiedsovername een eenmalig bedrag van 2,7 miljoen Euro. Betaling geschiedt uitsluitend door verrekening met te betalen provisies die uit dit contract voortvloeien. (...)

4. Het contract wordt vast afgesloten voor 24 maanden. Het contract geldt daarna voor onbepaalde tijd en kan met een opzegtermijn van 10 dagen, zonder opgaaf van redenen, voor het einde van de maand wederzijds worden opgezegd.

5. Als bij beëindiging van het contract door [G] de overnamebetaling van [X] niet volledig mocht zijn voldaan, dan komt de aanspraak van [G] op het restbedrag te vervallen en verlenen beide partijen elkaar uit hoofde van de distributie over en weer kwijting.

(...)

7. Vanwege de hiermee overeengekomen, verdergaande samenwerking komen [X] en [G] overeen dat de contractuele verplichtingen als overeengekomen in het contract van 14-05-2002 volledig komen te vervallen en partijen over en weer elkaar kwijting verlenen. (...).

8. Het contract wordt van kracht bij de beëindiging van de contractbetrekking tussen [G] en de vorige distributeur.

(...)

10. [G] houdt een belang van 49% in [Y] Holding B.V.. Werkmaatschappij wenst dit belang te verkrijgen evenzo [G] wenst dit belang te vervreemden. [G] en Werkmaatschappij komen overeen dat Werkmaatschappij 24% van de door [G] gehouden

aandelen [Y] Holding BV koopt voor een bedrag van € 1.200.000. Koop door Werkmaatschappij zal uiterlijk 30 juni 2005 plaatsvinden, onder voorbehoud van juridische, fiscale en bancaire haalbaarheid. De gevolgen van de koop zullen worden verwerkt naar de stand van 1 januari 2005. Partijen komen voorts overeen dat Werkmaatschappij een onvoorwaardelijke en onherroepelijke optie krijgt tot koop van de resterende door [G] gehouden 25% van de aandelen [Y] Holding B.V.. Het optierecht kan tot 31 december 2008 worden uitgeoefend op ieder door Werkmaatschappij gewenst tijdstip, waarbij de koopsom reeds nu is vastgesteld op € 1.250.000. De nadere voorwaarden en condities rondom de koop/verkoop en de koop/verkoopoptie zullen in een afzonderlijk contract worden verwoord. Indien [G] niet meewerkt aan de totstandkoming van het contract voor 30 juni 2005, waarin de koop en verkoop van de aandelen [Y] Holding B.V. geregeld moet worden, vervalt onderhavige distributieovereenkomst per 30 juni 2005.”.

Met betrekking tot de verkoop van de aandelen is op 1 juni 2005 een conceptovereenkomst opgesteld tussen [I] (in de overeenkomst aangeduid als Holding), [J] (in de overeenkomst aangeduid als Werkmaatschappij), eiseres (in de overeenkomst aangeduid als [X]), [G] en het toenmalige [X] B.V. (in de overeenkomst aangeduid als [X]). Daarin is onder meer het volgende opgenomen:

“In aanmerking nemende dat:

1. tussen [G], Werkmaatschappij en [X] op 23 mei 2005 een overeenkomst is gesloten;

2. In deze overeenkomst de distributie is geregeld tussen [X] en [G] in de situatie dat het contract tussen [G] en haar oude distributeur zou worden verbroken;

3. partijen in de overeenkomst van 23 mei 2005 onder nader uit te werken voorwaarden zijn overeengekomen dat het aandelenbelang dat [G] houdt in [X] zou worden overgedragen aan Werkmaatschappij;

(...)

Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:

I Koop 24%

1.

a. Werkmaatschappij koopt van [G] (...) 34.092 aandelen [X] (...) zijnde 24% van het geplaatste kapitaal van [X] (...)

b. De koop vindt plaats naar de situatie zoals die per 30 juni 2005 bestaat.

c. Levering van het aandelenbelang zal geschieden per 30 juni 2005.

(...)

3.

a. De koopsom per aandeel bedraagt € 35,20 per aandeel. De totale koopsom bedraagt derhalve € 1.200.038,40.

(...)

II Koopoptie 25%

(...)

3.

a. De uitoefenprijs van de optie is € 35,20 per aandeel. De totale uitoefenprijs is derhalve € 1.249.987,20.

(...)

III Kortingsregeling

1.

[X] verkrijgt bij deze overeenkomst voor onbepaalde tijd en onconditioneel bijzondere inkoopcondities bij [G]. Deze inkoopcondities houden in dat [X] bij [G] inkoopt met een korting van 30% ten opzichte van distributeurs van [G]. De door [X] te betalen inkoopprijs wordt per artikel bepaald en geldt ten opzichte van de laagste door [G] aan enig distributeur in rekening gebracht adviesinkoopprijs.

2.

Mocht na een mogelijke inwerkingtreding van de distributieovereenkomst zoals 23 mei 2005 overeengekomen tussen [G], Werkmaatschappij en [X] deze op enig moment worden beëindigd door [G], dan zal tussen [G] en Werkmaatschappij en [X] gelden dat gedurende de eerste vijf jaren na het verbreken van deze distributieovereenkomst [X] een extra inkoopkorting krijgt van 10% ten opzichte van het onder 1. vermelde korting. Na vijf jaren gelden dan weer de condities als verwoord onder 1.

(...)

IV Algemene bepalingen

(...)

3.

Holding brengt managementfee in rekening bij [X]. Holding staat volledig vrij de hoogte van deze fee vast te stellen.”.

In een memo van 26 juni 2005 aan [Y] schrijft [A] onder meer het volgende:

“Onderwerp: Financiering terugkoop 24% [Y] BV

Achtergrond terugkoop

In 2000 heeft [G] een belang van 51% genomen in [Y] BV. De voornaamste beweegreden van [G] om te participeren was destijds het zekerstellen van afzet. In het overnamecontract was ook opgenomen dat [G] onder vooraf bepaalde condities de resterende 49% van de aandelen [Y] BV kon verkrijgen.

Zover is het niet gekomen. Door slechte marktomstandigheden in de jaren 2000 en daarna en dito management ging het in financieel opzicht zo slecht met [G] dat gevreesd moest worden voor het voortbestaan van [G]. Om dan, in het bezit zijnde van een minderheidsbelang van 49%, geen speelbal te worden van derden, is besloten tot terugkoop van aandelen. De kans deed zich voor om 2% terug te kopen, hetgeen ook zo heeft plaatsgevonden. Deze terugkoop is in 2002 geëffectueerd. (...)

Waar voor gevreesd werd is ook gebeurd. [H] is een participatie aangegaan met [G]. [G] en [H] hadden de overwegende zeggenschap (...) over [Y] BV willen voeren. Feitelijk heeft [X] het niet zover laten komen.

(...)

Rechtvaardiging terugkoopprijs

De intrinsieke waarde van de aandelen [Y] BV bedraagt € 1.763.000. De 49% vertegenwoordigen een intrinsieke waarde van € 864.000. Als deze waarde wordt afgezet tegen de door [G] bedongen waarde van € 2.450.000 is sprake van een overwaarde van € 1.586.000.

(...)

Deze overwaarde moet worden afgezet tegen de volgende in de terugkoopovereenkomst opgenomen aspecten.

Kortingsregeling

In de terugkoopregeling is voor onbepaalde tijd een kortingsregeling bedongen. Deze regeling houdt in dat [X] op alle door haar bij [G] af te nemen artikelen (afrekensystemen, onderdelen en software) een korting krijgt van 25%. Bedacht moet worden dat overige dealerbedrijven geen tot maximaal 5% korting krijgen.

(...)

Managementfee

De managementfee die [I] BV aan [Y] BV in rekening brengt zal gedurende de jaren 2005 tot en met 2008 met 10% per jaar stijgen. Hierdoor kan gespaard worden voor de tweede terugkooptranche en het aflossen van de leningen benodigd voor de terugkoop.

Samenvatting terugkoop

(...)

1

24% kan nu worden gekocht voor € 1.200.000

(...)

2. 25% door middel van een optie voor een bedrag van € 1.250.000 op elk gewenst tijdstip kan worden teruggekocht in de periode lopende tot en met december 2008.”.

Bij overeenkomst van 30 juni 2005 is de looptijd van de overeenkomst van 23 mei 2005 verkort tot 18 maanden.

Op 14 juli 2005 is de definitieve versie van de koopovereenkomst getekend. Over de kortingsregeling is daarin het volgende opgenomen:

“III Kortingsregeling

1.

a. [X] verkrijgt bij deze overeenkomst tot en met 31 december 2008 onconditioneel bijzondere inkoopcondities bij [G]. Deze inkoopcondities houden in dat [X] door of via [G] geproduceerde producten inkoopt met een korting van 25% ten opzichte van distributeurs van [G] (…).

b. Bij de bepaling van de laagste adviesinkoopprijs wordt geen rekening gehouden met adviesinkoopprijzen die andere distributeurs dan [X] krijgen gedurende speciale verkoopacties. Deze speciale verkoopacties zijn gemaximeerd tot een looptijd van vier weken, waarbij tot maximaal 10% korting wordt gegeven ten opzichte van de reguliere adviesinkoopprijs. Wordt meer dan 10% korting gegeven of bedraagt de looptijd van de acties meer dan vier weken, krijgt [X] 25% korting op basis van deze lagere actieprijzen.

c. (…)

De kortingsregeling als benoemd in lid 1.a is van toepassing, tenzij [G] door op de uitverkoopprijs de korting in mindering te brengen minder dan 10% marge behaalt. In die situatie wordt de korting van 25% beperkt tot een dusdanig niveau dat [G] haar marge van 10% behoudt. (…)

2.

Indien Werkmaatschappij de onder II genoemde optie uitoefent zal de looptijd van de onder lid 1 genoemde regeling voor onbepaalde tijd en onconditioneel worden voortgezet.

3.

Indien Werkmaatschappij de onder II genoemde optie niet uitoefent zal de onder lid 1 genoemde kortingsregeling per 1 januari 2009 vervallen. Met [G] zullen dan nieuwe afspraken over kortingen worden gemaakt.

IV Algemene bepalingen

(...)

3.

Holding brengt managementfee in rekening bij [X]. Vanaf 1 januari 2005 kan Holding de fee tot en met 31 december 2008 met maximaal 10% per jaar verhogen. Voor aanpassing per 1 janauri 2005 bedraagt de fee € 30.351,93 per maand.”.

Op dezelfde datum heeft [G] het in de overeenkomst van 26 juni 2005 genoemde belang van 24% van de aandelen in eiseres aan [J] geleverd.

De distributieovereenkomst van 23 mei 2005 is per 27 april 2006 beëindigd.

Op 4 augustus 2006 heeft de levering van de laatste 25% van de aandelen in eiseres van [G] aan [J] plaatsgevonden. Daarmee was [J] eigenaar geworden van alle aandelen van eiseres. De bij de overeenkomst van 14 juli 2005 overeengekomen koopprijs van € 1.250.000 is bij de akte van levering verlaagd tot € 1.100.000. Totaal heeft [J] voor de aandelen van eiseres € 2.300.038 betaald.

Op 28 december 2006 heeft een juridische fusie plaatsgevonden tussen eiseres en het toenmalige [X] B.V., [X] Beheer B.V., [K] B.V., [L]n B.V. en [M] B.V. Daarbij is het voormalige [X] B.V. opgegaan in eiseres en is de naam van eiseres gewijzigd in [X] B.V.

Eiseres heeft op 11 juli 2008 voor het betrokken jaar aangifte gedaan. In die aangifte heeft zij € 1.657.000 ter zake van van [G] uit hoofde van de hiervoor vermelde overeenkomst van 14 juli 2005 ontvangen kortingen ten laste van haar resultaat gebracht. Gemachtigde van eiseres heeft dit in een brief van 21 juli 2008 als volgt toegelicht:

“ (…) De koopsom voor de terugkoop van deze aandelen door [J] BV vindt plaats op basis van een met [G] gesloten overeenkomst in juli 2005. Uit deze overeenkomst blijkt mede dat er een direct causaal verband bestaat met de (in dezelfde overeenkomst), tussen [X] BV en [G], overeengekomen kortingsregeling voor producten die [X] BV afneemt bij [G] in de periode juli 2005 tot en met 31 december 2008. In fiscale zin heeft dit tot gevolg dat enerzijds het opgeofferde bedrag voor de deelneming in [X] BV bij [I] BV (geconsolideerd echter feitelijk bij [J] BV) dient te worden verminderd met het kortingsbedrag (in casu € 1 657 000) en tevens de inkoopwaarde voor de producten die [X] BV gedurende die periode heeft afgenomen bij [G] met een zelfde bedrag dient toe te nemen.”.

Op 5 september 2008 heeft eiseres een herziene aangifte ingediend. Eiseres heeft daarin opgave gedaan van een belastbare winst en een belastbaar bedrag van -/- € 86.543. In een brief van 18 september 2008 heeft eiseres dit als volgt toegelicht:

“ Per abuis is door ons een onjuist bedrag in de boven genoemde aangifte verwerkt. Ook in onze toelichtende brief van 21 juli 2008 is derhalve het onjuiste bedrag vermeld. Zowel in de aangifte als in de brief wordt gesproken over een bedrag aan “ontvangen kortingen” ad € 1 657 000. Met dit bedrag is het opgeofferde bedrag voor de deelneming in [X] BV bij [I] BV verminderd en is met dit bedrag tevens de inkoopwaarde voor de producten die [X] BV bij [G] (over de betreffende periode) toegenomen. Wij hebben in dit kader echter per abuis rekening gehouden met het totale bedrag aan verkregen kortingen in plaats van het deel van de kortingen dat een direct causaal verband heeft met de betaalde goodwill. Het correcte bedrag dient te zijn € 1 094 058.

(...)

Ter zake van de koop van de twee pakketten aandelen wordt een bedrag aan goodwill betaald van € 1 094 058. De ontvangen kortingen bedragen € 1 657 000 (waarbij over de maanden april tot en met december 2008 een conservatieve schatting is gedaan van € 300 000). Feitelijk is in de jaren 2005 tot en met maart 2008 in totaal een korting gerealiseerd van afgerond € 1 357 000.”.

Het toenmalige [X] B.V. en later eiseres als rechtsopvolger onder algemene titel van het toenmalige [X] B.V., hebben uit hoofde van de kortingsregeling in de overeenkomst van 14 juli 2005 de volgende kortingen ontvangen: in 2005 € 142.000, in 2006 € 340.000, in 2007 € 570.000 en in 2008 € 660.000.

Tot de stukken behoort een brief afkomstig van [G] van 13 oktober 2009 gericht aan eiseres. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:

“ Op 14 juli 2005 is een koopovereenkomst gesloten tussen [G]/[H] en [J] BV waarbij laatstgenoemde vennootschap 49% van de aandelen [Y] Holding BV heeft gekocht van [G].

Voor de totstandkoming van de definitieve overeenkomst tot levering van de aandelen [Y] Holding BV is tussen [G]/[H] en [J] BV discussie gevoerd over de hoogte van de koopsom c.q. de waarde van de aandelen [Y] Holding BV

[J] BV was van mening dat de door [G] / [H] gevraagde koopsom (balanswaardering van deze aandelen bij [G]/[H]) voor de aandelen niet in overeenstemming was met de door [J] BV becijferde “waarde in het economisch verkeer”.

Partijen hebben uiteindelijk besloten om de bezwaren van [J] BV ten aanzien van de koopsom voor de aandelen [Y] Holding BV te mitigeren door middel van de overeengekomen kortingsregeling.”.

Verweerder heeft het bedrag van € 1.094.058 niet in aftrek aanvaard en de aanslag met dagtekening 19 december 2009 opgelegd naar een belastbare winst en belastbaar bedrag van

€ 1.007.515. Daarbij is bij afzonderlijke beschikking een bedrag van € 46.552 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Eiseres heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Bij de uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.

3. Geschil en standpunten partijen

In geschil is of de aanslag tot het juiste bedrag is opgelegd. In het bijzonder is in geschil of de door eiseres en het toemalige [X] B.V. bij [G] bedongen korting moet worden aangemerkt als een vermindering van de koopprijs van de aandelen in eiseres voor [J] en de belastbare winst van eiseres in verband daarmee moet worden verlaagd, zoals eiseres bepleit en verweerder ontkent.

Volgens eiseres strekte de kortingsregeling tot het verlagen van de koopprijs van de aandelen. Volgens eiseres wilde [G] niet afwijken van de prijs die zij voor de aandelen in de boekhouding had staan en is daarom een oplossing gezocht in de vorm van de kortingsregeling. Eiseres heeft daartoe gewezen op de onder 2. geciteerde brief van [G] van 13 oktober 2009. Voorts heeft eiseres erop gewezen dat de kortingsregeling en de terugkoop van de aandelen in één overeenkomst zijn geregeld.

In aanvulling hierop is namens eiseres ter zitting onder meer verklaard dat het initiatief voor de verkoop van de aandelen van eiseres uitging van [G].

Volgens verweerder heeft eiseres onvoldoende aannemelijk gemaakt dat sprake is van een verband tussen de bedongen kortingen en de koopsom van de aandelen. Verweerder wijst erop dat de kortingsregeling in de definitieve koopovereenkomst van 14 juli 2005 ten opzichte van de conceptkoopovereenkomst van 1 juni 2005 is gewijzigd, terwijl de prijs van de aandelen daarbij niet is gewijzigd. Verweerder wijst er voorts op dat de korting op geen enkele manier is begrensd en dat de verleende korting inmiddels meer bedraagt dan de totale koopsom van de aandelen. Volgens verweerder heeft eiseres de korting volkomen arbitrair gemaximeerd. Volgens verweerder zou, wanneer [G] na het ontvangen van de koopprijs voor de aandelen de leveringen van producten aan het toenmalige [X] B.V. hebben stopgezet, de korting niet meer kunnen worden geëffectueerd, maar zou niettemin geen enkel recht op restitutie van de koopsom van de aandelen hebben bestaan. Volgens verweerder is de enige link tussen de kortingsregeling en de koop van de aandelen de clausule in de overeenkomst van 14 juli 2005 inhoudende dat de kortingsregeling per 1 januari 2009 vervalt als [J] niet de laatste 25% van de aandelen heeft gekocht. Volgens verweerder is dat slechts een stok achter de deur voor [J] om de aandelen af te nemen. Verweerder wijst er voorts op dat [J] al in 2002 bereid was om € 1.779.000 te betalen voor 2% van de aandelen. Volgens verweerder wordt de betaalde prijs al gerechtvaardigd door het toenmalige winstniveau en is de waarde uitgaande van het winstniveau van 2005 nog hoger. Verweerder stelt voorts dat eiseres in haar commerciële jaarrekening geen correctie op de inkoopwaarde heeft toegepast.

4. Beoordeling van het geschil

De rechtbank stelt voorop dat alleen dan sprake kan zijn van een aftrekpost voor eiseres in verband met de aankoop van de aandelen in eiseres door [J] van [G] indien en voorzover zou komen vast te staan dat aan eiseres in verband daarmee een voordeel is toegekomen dat louter voortvloeit uit haar aandeelhoudersrelatie met [J] of [G] en zij die voordelen zonder die relatie niet zou hebben behaald. Aan eiseres is het om aannemelijk te maken dat die situatie zich hier voordoet.

Eiseres heeft hiertoe er onder meer op gewezen dat de verkoop van de aandelen en de kortingsregeling onderdeel uitmaken van dezelfde overeenkomst. Anders dan eiseres bepleit, is daarmee niet gegeven dat het voordeel dat met de kortingsregeling is behaald, is genoten uit hoofde van de aandeelhoudsterrelatie met [G] of [J].

De overeenkomst van 23 mei 2005 is gesloten tussen [J], het toenmalige [X] B.V., welke vennootschap inmiddels als gevolg van een juridische fusie in eiseres is opgegaan, en [G]. Ten tijde van het sluiten van de overeenkomst was [J] naast [G] aandeelhoudster van eiseres. Uit de tweede volzin van artikel 1 van de overeenkomst blijkt dat het toenmalige [X] B.V. ook goederen afnam van [G]. Verder voorzag die overeenkomst erin dat het toenmalige [X] B.V. voortaan zou optreden als distributeur van [G]. [G] stond dus ten opzichte van [J] én eiseres in een (mede)aandeelhoudersrelatie en ten opzichte van de dochtermaatschappij van eiseres, het toenmalige [X] B.V., tevens in een leveranciers/afnemer-relatie.

In genoemde overeenkomst is verder bepaald dat in ieder geval 24% van de 49% van de aandelen in eiseres die [G] op dat moment bezat, verkocht zou worden aan [J]. Voor het restant is bij die overeenkomst aan [J] het recht verleend om de aandelen vóór 31 december 2008 te kopen voor € 1.250.000. Tevens is daarin bepaald dat nadere condities rond de koop/verkoop(optie) in een afzonderlijk contract zouden worden verwoord. Daaraan is uitvoering gegeven in de aanvullende overeenkomst van 14 juli 2005 onder de punten I en II, die inhoudelijk niet verschillen van de overeenkomstige bepalingen van de conceptovereenkomst van 1 juni 2005, als geciteerd onder 2. In de overeenkomst van 14 juli 2005 is bovendien onder III een kortingsregeling opgenomen die voorziet in bijzondere inkoopcondities voor het toenmalige [X] B.V. Echter, ook hiervoor geldt dat onderscheid moet worden gemaakt tussen de (mede)aandeelhoudersrelatie tussen vectron en [J] en de leverancier/afnemerrelatie tussen [G] en [X] B.V. Gelet daarop kan niet zonder meer worden aangenomen dat de door [G] verleende kortingen een vergoeding vormden voor een te hoge koopprijs van de aandelen. Daaraan doet de verwijzing in de preambule van de nadere overeenkomst naar de overeenkomst van 23 mei 2005 niet af, reeds omdat die overeenkomst niet uitsluitend zag op de koop van de aandelen. De enkele bepaling, opgenomen onder III, onderdeel 3. van de overeenkomst, die inhoudt dat de kortingsregeling per 1 januari 2009 komt te vervallen wanneer de optie niet wordt uitgeoefend, acht de rechtbank niet voldoende om aan te nemen dat de kortingen in wezen een vermindering van de koopprijs van de aandelen behelzen.

Ook de verwijzing naar de onder 2. geciteerde brief van [G] doet daaraan niet af. Daaruit blijkt niet dat de prijs van de aandelen niet juist was. Veeleer kan daarin worden gelezen dat na onderhandelingen een prijs was overeengekomen voor de aandelen en dat, om aan de bezwaren van [J] ten aanzien van de koopsom tegemoet te komen, een kortingsregeling is overeengekomen. Dat er een korting op de koopprijs is overeengekomen, is hierin niet te lezen. Dit sluit aan bij de stelling van eiseres dat aan de overeengekomen prijs van de aandelen niet viel te tornen. Ook de in onderdeel c. van de kortingsregeling opgenomen bepaling dat de korting niet van toepassing is als [G] daardoor minder dan 10% marge behaalt, wijst erop dat de korting in de leveranciersverhouding, c.q. zakelijke sfeer, en niet in de aandeelhouderssfeer ligt.

Dat de kortingsregeling in wezen een vermindering van de koopprijs van de aandelen behelsde, is ook niet aannemelijk omdat [G] na levering van de aandelen op 14 augustus 2006 geen aandeelhouder meer was van eiseres en tot [X] B.V. alleen nog in een leveranciersrelatie, c.q. zakelijke relatie stond, terwijl de kortingsregeling na die datum onverminderd doorliep. Dat de overeengekomen kortingsregeling onzakelijk was, heeft eiseres niet gesteld en is ook anderszins niet aannemelijk geworden.

Eiseres heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat het voordeel dat met de kortingsregeling is behaald, is genoten uit hoofde van de (mede)aandeelhoudersrelatie met [G]. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, voorzitter, mr. M.C.G.J. van Well en mr. A.H.M. Haerkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.J.G. Tiemessen, griffier.

De griffier, De voorzitter,

Uitgesproken in het openbaar op: 8 september 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.