Home

Rechtbank Arnhem, 11-10-2011, BT7158, AWB 10/4664

Rechtbank Arnhem, 11-10-2011, BT7158, AWB 10/4664

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
11 oktober 2011
Datum publicatie
11 oktober 2011
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2011:BT7158
Zaaknummer
AWB 10/4664

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Prematuur bezwaar. Eiser verzoekt om op zijn naam een WOZ-beschikking af te geven. In hetzelfde geschrift maakt eiser bezwaar tegen de waarde. Volgens eiser is zijn bezwaar niet prematuur, op de grond dat artikel 26 van de Wet WOZ niet toestaat dat de waarde anders wordt vastgesteld dan in de voorheen vastgestelde waardebeschikking. De rechtbank wijst dit betoog af onder verwijzing naar Hoge Raad 11 juli 2003, nr. 37.438, LJN AH9769. Bezwaar is niet-ontvankelijk en beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 10/4664

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 11 oktober 2011

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaltbommel, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [A-straat 1] te [Q] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld voor het kalenderjaar 2010 op € 312.000.

Verweerder heeft op grond van artikel 26 van de Wet WOZ op verzoek van eiser, met dagtekening 30 november 2010, op zijn naam een beschikking afgegeven, waarbij de waarde van de woning is vastgesteld op € 247.000.

Bij uitspraak op bezwaar van 7 december 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiser afgewezen.

Eiser heeft daartegen bij brief van 24 december 2010, ontvangen door de rechtbank op 28 december 2010, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juli 2011 te Arnhem. Namens eiser is daar verschenen [gemachtigde], werkzaam bij [A]. Namens verweerder is verschenen [gemachtigde].

De gemachtigde van eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De rechtbank rekent de pleitnota tot de gedingstukken.

2. Feiten

2.1 Bij beschikking van 28 februari 2010 heeft verweerder aan [B] (hierna: erflaatster) een WOZ-beschikking voor de woning afgegeven met een waarde van € 312.000.

2.2 Op 22 mei 2010 is erflaatster overleden en heeft eiser krachtens erfrecht de eigendom van de woning verkregen.

2.3 Bij brief van 9 november 2010 heeft de gemachtigde van eiser bij verweerder een verzoek om een beschikking op grond van artikel 26 Wet WOZ ingediend. In deze brief is onder meer – voor zover van belang – het volgende opgenomen:

" (…)

Kenmerk: Verzoek beschikking nieuwe belanghebbende & WOZ-Bezwaarschrift.

(…)

Hierbij doe ik u toekomen een verzoekschrift namens mijn cliënt [X].

Namens mijn cliënt wil ik voor het object [A-straat 1] te [Q] een zogenaamde nieuwe belanghebbende beschikking opvragen voor het belastingjaar 2010 op grond van art. 26 WOZ.

Mijn cliënt heeft de onderhavige woning in verband met een erflating in eigendom verkregen en is derhalve erfbelasting verschuldigd op basis van de voor deze woning vastgestelde WOZ-waarde.

(…)

U heeft de WOZ-waarde van dit object voor belastingjaar 2010 op € 312.000 vastgesteld. Deze waarde is naar mijn mening te hoog. Daarom maak ik op basis van dit schrijven ook direct bezwaar tegen deze door u af te geven beschikking.

(…)

Ter onderbouwing van de correcte waarde heb ik een taxatierapport laten opstellen door [C] te [R] (…). Dit rapport is door een terzake deskundige taxateur speciaal voor deze procedure opgesteld. Dit rapport concludeert tot een WOZ-waarde van

€ 261.000. U kunt dit rapport als een integraal onderdeel van het bezwaarschrift beschouwen. De kosten van dit taxatierapport belasten wij door aan onze cliënt.

(…)

Tot slot verzoek ik u om aan mijn cliënt, op grond van artikel 7:15 Awb, een proceskostenvergoeding en de kosten van het taxatierapport toe te kennen om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. (…). "

2.4 Uit nader onderzoek van de taxateur van verweerder is gebleken dat de WOZ-waarde van de woning te hoog is vastgesteld. Bij brief van 25 november 2010 is aan eiser een beschikking op zijn naam toegezonden, waarbij de waarde van de woning – ambtshalve – is verlaagd naar € 247.000.

2.5 Verweerder heeft op 7 december 2010 schriftelijk gereageerd op de brief van eiser van 9 november 2010. Daarin staat onder meer vermeld:

" (…)

Aangezien de waarde van het object [A-straat 1] te [Q] op de nieuw afgegeven beschikking lager is vastgesteld dan de waarde zoals u deze in uw brief van 9 november 2010 voorstelt is uw brief niet van toepassing en is de zaak hiermee afgehandeld. (…) "

2.6 Hiertegen heeft eiser bij brief van 24 december 2010 beroep ingesteld.

2.7 Op 11 januari 2011 heeft verweerder een uitspraak op het bezwaar gedaan. Daarin staat onder meer vermeld:

" (…)

Ontvankelijkheid

Het bezwaarschrift tegen de (op het aanslagbiljet vermelde) WOZ-beschikking van het voornoemde object, biljetnummer [000], met dagtekening 30 november 2010, heb ik ontvangen op 9 november 2010. Daarmee is uw bezwaarschrift voor aanvang van de wettelijke termijn van zes weken (artikel 6:7, 6:8 en 6:9 van de Algemene Wet Bestuursrecht) binnengekomen.

(…)

Bevindingen

Voordat u een belanghebbende beschikking voor het pand [A-straat 1] te [Q] heeft aangevraagd, heeft u verzocht om een taxatieverslag. Dit taxatieverslag is u via de mail toegestuurd. Door het toesturen van dit taxatieverslag heeft mijn medewerker geconstateerd dat de woz-waarde volgens hem niet helemaal juist was en heeft direct, nog voordat uw verzoekschrift is binnengekomen, contact opgenomen met ons taxatiebureau [D] om dit pand opnieuw op te nemen. Een taxateur heeft op 11 november 2010 deze woning opnieuw getaxeerd en is tot de conclusie gekomen dat de woz-waarde in eerste instantie te hoog was bepaald. Deze waarde is door mij op 16 november 2010 ambtshalve verminderd en opnieuw vastgesteld op € 247.000. Op 30 november 2010 heb ik u een nieuwe beschikking toegezonden.

Op grond van het bovenstaande verklaar ik u niet-ontvankelijk in uw bezwaar. Uw bezwaarschrift is namelijk voor aanvang van de termijn binnengekomen. Verder zijn de door u genoemde grieven niet meer van toepassing. (…). "

3. Geschil

3.1 In geschil is of het bezwaar van eiser tegen de vaststelling van de WOZ-waarde, met dagtekening

30 november 2010, niet-ontvankelijk is omdat het voor het begin van de bezwaartermijn is ingediend.

3.2 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1 Ingevolge artikel 6:10, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Awb blijft ten aanzien van een voor het begin van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijk verklaring op grond daarvan achterwege indien het besluit ten tijde van de indiening wel reeds tot stand was gekomen, of nog niet tot stand was gekomen, maar de indiener redelijkerwijs kon menen dat dit wel reeds het geval was.

4.2 De rechtbank stelt voorop dat het beroep ontvankelijk is. Uit het beroepschrift blijkt dat eiser de hiervoor onder de feiten vermelde brief van verweerder van 7 december 2010 heeft opgevat als uitspraak op bezwaar. Uit de bewoordingen van deze brief heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs mogen begrijpen dat verweerder een besluit over zijn bezwaar had genomen. De door verweerder na indienen van het beroepschrift opgestelde uitspraak op bezwaar van 11 januari 2011 zal de rechtbank aanmerken als toelichting op de uitspraak op bezwaar van 7 december 2010.

4.3 Ten aanzien van het in de brief van eiser van 9 november 2010 vervatte bezwaar, is de rechtbank van oordeel dat eiser ten tijde van de indiening van dat bezwaar redelijkerwijs nog niet kon menen dat verweerder al een besluit op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet WOZ had genomen. Dit volgt reeds uit de omstandigheid dat in dezelfde brief van 9 november 2010 het verzoek is gedaan om ten aanzien van eiser een zodanig besluit te nemen. In deze situatie kon er voor eiser dan ook geen misverstand over bestaan dat omtrent dat verzoek nog geen besluit tot stand was gekomen. Gelet hierop, is sprake van een voortijdig ingediend bezwaar.

4.4 Voorzover eiser heeft gesteld dat verweerder bij het nemen van de op zijn naam te stellen artikel 26-beschikking niet bevoegd zou zijn om een andere WOZ-waarde vast te stellen dan was vastgesteld voor de erflaatster, zodat de inhoud van die beschikking van tevoren al vaststond, is dat betoog onjuist. Het staat verweerder vrij om bij het nemen van een nieuwe beschikking op grond van artikel 26, eerste lid, van de Wet WOZ een andere waarde vast te stellen dan voorheen was vastgesteld (vgl. Hoge Raad 11 juli 2003, nr. 37.438, LJN AH9768).

4.5 Het bezwaar is derhalve niet-ontvankelijk. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.W. van de Sande, rechter, in tegenwoordigheid van mr. G. Schokker, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 11 oktober 2011

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.