Home

Rechtbank Arnhem, 31-01-2012, BV2523, AWB 11/1200

Rechtbank Arnhem, 31-01-2012, BV2523, AWB 11/1200

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
31 januari 2012
Datum publicatie
1 februari 2012
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BV2523
Formele relaties
  • Verzetvonnis: ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2113, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Zaaknummer
AWB 11/1200

Inhoudsindicatie

Art. 6:11 Awb en 6:17 Awb. Bezwaar gemaakt door belastingadviseur en door advocaat. Motivering van bezwaar op verzoek van advocaat door belastingadviseur ingediend. Uitspraak op bezwaar door inspecteur vervolgens naar belastingadviseur gezonden. Geen reden voor verschoonbaarheid van termijnoverschrijding van het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 11/1200

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 31 januari 2012

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Enschede, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Verweerder heeft aan eiser op 7 juli 2010 voor het jaar 2007 ambtshalve een aanslag (aanslagnummer [000].H.76) inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 207.020. Daarbij is tevens een verzuimboete van € 113 opgelegd en € 3.986 aan heffingsrente in rekening gebracht.

Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 23 november 2010 het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

Gemachtigde van eiser heeft daartegen bij brief van 29 maart 2011, ontvangen door de rechtbank op 30 maart 2011, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Gemachtigde en verweerder hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 november 2011 te Arnhem.

Eiser en gemachtigde zijn daar, met kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Namens verweerder is verschenen drs. [gemachtigde].

2. Feiten

Aan eiser is op 7 juli 2010 voor het jaar 2007 ambtshalve een aanslag IB/PVV (hierna: de aanslag) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 207.020.

Op 6 juli 2010 heeft gemachtigde van eiser mr. [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde]), werkzaam bij [A] (hierna: [A]) en advocaat van beroep, pro forma bezwaar gemaakt tegen de aanslag en verweerder verzocht aan te geven waarop het verzamelinkomen van € 207.020 is gebaseerd.

Bij brief van 13 juli 2010 heeft [B] (hierna: [B]) namens verweerder de ontvangst van het bezwaarschriftschrift bevestigd.

Namens verweerder heeft [C] (hierna: [C]) bij brief van 19 juli 2010 een onderbouwing van de aanslag gegeven.

Op 4 augustus 2010 heeft mr. [D] FB (hierna: [D]), werkzaam bij [E] (hierna: [E]) en belastingadviseur van eiser, tot behoud van rechten bezwaar gemaakt tegen de aanslag.

Namens verweerder heeft [B] bij brief van 6 september 2010 [E] in de gelegenheid gesteld om het bezwaar voor 5 oktober 2010 te motiveren.

Op 19 oktober 2010 heeft [E] de aangifte van eiser ingediend. Daarin is opgave gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 161.589 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 1.700.

Op 23 november 2010 heeft verweerder uitspraak op bezwaar gedaan. Het bezwaar is daarbij wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard; daarbij is de aanslag ambtshalve verminderd overeenkomstig de ingediende aangifte. Dat resulteerde in een teruggave van € 26.088. De uitspraak op bezwaar is verstuurd naar belastingadviseur [E].

Op 18 december 2010 is door verweerder een verminderingsbeschikking verzonden aan eiser.

[gemachtigde] als voornoemd heeft als gemachtigde van eiser heeft bij brief van 29 maart 2011, door de rechtbank ontvangen op 30 maart 2011, namens eiser beroep ingesteld.

Bij faxbericht van 15 augustus 2011 heeft gemachtigde van eiser het volgende aan de rechtbank geschreven:

“Met dagtekening 7 juli 2010 is aan mijn cliënt, de heer [X], een ambtshalve

aanslag inkomstenbelasting 2007 opgelegd. Op 6 juli 2010 heb ik daartegen een

bezwaarschrift ingediend en verzocht om een onderbouwing. Deze onderbouwing heb ik op

19 juli 2010 ontvangen en naar aanleiding daarvan heb ik de accountant verzocht om alsnog

namens mijn cliënt de aangifte inkomstenbelasting over 2007 te doen. Op 19 oktober 2010 is

deze aangifte door de accountant ingediend en deze is te beschouwen als een motivering van

mijn bezwaarschrift.”.

3. Geschil

In geschil is in de eerste plaats of het beroep ontvankelijk is. Meer in het bijzonder gaat het daarbij om de vraag of het beroep tijdig is ingesteld en of eiser (nog) belang heeft bij zijn beroep, nu de aanslag is verminderd overeenkomstig de ingediende aangifte. Ook is in geschil of eiser recht heeft op een proceskostenvergoeding.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

4. Beoordeling van het geschil

Ingevolge artikel 6:7 Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken.

Ingevolge artikel 6:8 Awb vangt die termijn aan met ingang van de dag waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.

Ingevolge artikel 6:9 is een beroepschrift tijdig ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen.

Ingevolge artikel 6:17 Awb geldt dat, als iemand zich laat vertegenwoordigen, het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar te beslissen de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde zendt.

In gevolge artikel 6:11 Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroep niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de indiener in verzuim is geweest.

De uitspraak op bezwaar is gedagtekend 23 november 2010, De verminderingsbeschikking is gedagtekend 18 december 2010. Het beroepschrift is door de rechtbank ontvangen op 30 maart 2011. Dat is buiten de in artikel 6:9 Awb genoemde termijn. Zo bezien is het beroep te laat ingesteld.

Volgens gemachtigde van eiser is hij eerst door de ontvangst van een dwangbevel van 17 februari 2010 op de hoogte geraakt van het bestaan van de uitspraak op bezwaar. Volgens gemachtigde van eiser had de uitspraak op bezwaar aan hem als gemachtigde moeten worden toegestuurd en kan de termijnoverschrijding daarom niet aan eiser worden toegerekend.

De uitspraak op bezwaar is toegestuurd aan [E], de belastingadviseur van eiser. In verband met de stelling van gemachtigde van eiser dat verweerder de uitspraak op bezwaar in ieder geval ook aan hem had moeten toesturen, acht de rechtbank het volgende van belang. Namens eiser is tweemaal bezwaar gemaakt, eerst door advocaat [gemachtigde], die daarmee als gemachtigde van eiser kon gelden en nadien op 4 augustus 2010 door [E], bij verweerder eveneens bekend als gemachtigde van eiser. Gelet op de omstandigheid dat al eerder een bezwaarschrift was ingediend door [gemachtigde], had het op de weg van verweerder gelegen, om [E] naar de omvang van zijn volmacht te vragen. Vervolgens is echter door [E] als motivering van het bezwaar, de aangifte voor het betrokken jaar ingediend. Uit de brief van [gemachtigde] van 15 augustus 2011 aan de rechtbank blijkt dat dat is gebeurd op verzoek van [gemachtigde]. [E] handelde daarbij dus als substituut-gemachtigde. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat verweerder niet op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan artikel 6:17 Awb. Er is zo bezien geen reden de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Eiser heeft geen andere gronden aangevoerd voor de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding in beroep. Het beroep moet daarom wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk worden verklaard.

De rechtbank ziet geen grond voor een proceskostenveroordeling. Dat hoeft gelet op de niet-ontvankelijkheid van het beroep geen nadere motivering.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Gudden, griffier.

De griffier, De rechter,

De rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op: 31 januari 2012

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.