Rechtbank Arnhem, 24-01-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:190 BV2736, AWB 10/4036
Rechtbank Arnhem, 24-01-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:190 BV2736, AWB 10/4036
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Arnhem
- Datum uitspraak
- 24 januari 2012
- Datum publicatie
- 3 februari 2012
- ECLI
- ECLI:NL:RBARN:2012:BV2736
- Zaaknummer
- AWB 10/4036
Inhoudsindicatie
proceskosten in bezwaarfase
Uitspraak
RECHTBANK ARNHEM
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
registratienummer: AWB 10/4036
uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
van
inzake
[X], wonende te [Z], eiseres,
[A], werkzaam bij [B] te [Q], gemachtigde,
tegen
de heffingsambtenaar van de gemeente Ede, verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [a-straat 1], te [Z] (hierna: de woning), per waardepeildatum 1 januari 2009, vastgesteld voor het kalenderjaar 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 op € 149.000.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 september 2010 de waarde van de woning verminderd tot € 140.000. Verweerder heeft daarbij aan eiseres een vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar toegekend van
€ 210,63.
Eiseres heeft daartegen bij brief van 6 november 2010, ontvangen door de rechtbank op 9 november 2010, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Met toestemming van partijen heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
2. Feiten
Gemachtigde van eiseres heeft bij brief van 8 april 2010 bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking en aanslagen onroerende zaakbelasting betreffende de woning en daarbij verzocht om toezending van het taxatieverslag. Gemachtigde van eiseres heeft dat bezwaar aangevuld bij brief van 29 april 2010 en brief van 25 mei 2010.
Bij de brief van 25 mei 2010 heeft eiseres een taxatierapport overgelegd, opgemaakt op 21 mei 2010 door [C] ([D] te [Z]), hierna: [C], in opdracht van eiseres. [C] heeft daarvoor bij factuur van 28 mei 2010 aan gemachtigde van eiseres € 320 inclusief € 51,09 omzetbelasting in rekening gebracht.
Bij factuur met dagtekening 29 april 2010 heeft gemachtigde van eiseres voor het voeren van de bezwaarprocedure aan eiseres € 259,42 inclusief € 41,42 omzetbelasting in rekening gebracht.
Eiseres heeft verweerder onder verwijzing naar voornoemde nota’s verzocht om een vergoeding van de kosten voor de behandeling van het bezwaar van € 538, bestaande uit € 218 voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 218 en een wegingsfactor 1 en de kosten voor het opmaken van een taxatierapport ad € 320.
Bij brief van 16 juli 2010 heeft verweerder gemachtigde van eiseres een concept-uitspraak op bezwaar doen toekomen. Daarin staat vermeld dat de waarde van de woning zal worden verlaagd tot € 140.000 en dat de waarde van de andere twee objecten zal worden gehandhaafd.
Naar aanleiding daarvan heeft op 10 september 2010 een hoorzitting plaatsgevonden. Deze hoorzitting had behalve op het betrokken object ook betrekking op zes andere objecten.
Bij uitspraak op bezwaar van 30 september 2010 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de waarde van de woning gegrond verklaard en de waarde van het object verlaagd tot € 140.000. Verweerder heeft daarbij de vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar vastgesteld op € 210,63 en dat bedrag als volgt gespecificeerd:
- voor het verlenen van beroepsmatig verleende bijstand 1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift € 218 met een wegingsfactor 0,25, te weten € 54,40 en, rekening houdend met de omstandigheid dat op de hoorzitting nog andere zaken zijn besproken, uitgaande van 1,5 punt en een wegingsfactor 0,25, € 13,63 voor de hoorzitting;
- voor het inschakelen van een deskundige, uitgaande van drie uur aan verrichte werkzaamheden en een uurtarief van € 45, € 135 voor het opmaken van het taxatierapport en € 7,50 voor het bijwonen van de taxateur van de hoorzitting.
Eiseres heeft tegen de beslissing op haar verzoek om een proceskostenvergoeding beroep ingesteld.
3. Geschil
In geschil is of eiseres in aanmerking komt voor een hogere proceskostenvergoeding voor de bezwaarprocedure dan door verweerder toegekend. In het bijzonder is in geschil of verweerder terecht de wegingsfactor zeer licht (0,25) heeft toegepast of dat verweerder had moeten uitgaan van een wegingsfactor gemiddeld (1). Ook is in geschil of verweerder de forfaitaire vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende bijstand voor de hoorzitting juist heeft berekend. Verder is in geschil in hoeverre de kosten van de deskundige voor het opmaken van het taxatierapport voor vergoeding in aanmerking komen.
In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat voor het aantal uren ten onrechte is uitgegaan van drie in plaats van vier uur. Volgens verweerder moet naast de drie uren voor het opmaken van het taxatierapport ook voor het bijwonen van de hoorzitting nog een uur worden toegekend. Volgens eiseres waren met het opmaken van het taxatierapport vijf uren gemoeid.
4. Beoordeling van het geschil
De vergoeding voor de kosten van beroepsmatig verleende bijstand
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door verweerder uitsluitend vergoed op verzoek van eiseres voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge het vierde lid van dit artikel worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
Ingevolge de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) wordt het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld door aan de verrichte proceshandelingen punten toe te kennen en die punten te vermenigvuldigen met de waarde per punt en met de toepasselijke wegingsfactoren. Voor zeer lichte zaken voorziet het Besluit in een wegingsfactor 0,25. Voor zaken van gemiddeld gewicht geldt een factor 1.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat het ingediende bezwaarschrift en het verschijnen op de hoorzitting als gemiddeld gekwalificeerd dient te worden.
Volgens verweerder dient het ingediende bezwaarschrift als zeer licht (0,25) gekwalificeerd te worden. Volgens verweerder is er reden om af te wijken van het gemiddelde factor omdat er sprake is van een zeer summier bezwaarschrift waarin overwegend wordt verwezen naar de taxatietechnische aspecten die in het taxatierapport nader worden omschreven. Verweerder wijst er ook op dat gemachtigde van eiseres zich gespecialiseerd heeft in WOZ-zaken. Volgens verweerder is sprake van een standaardmotivering.
In dit verband geldt het volgende. Uit het arrest van de Hoge Raad van 23 september 2011, 10/04238, LJN BT 2993 volgt dat de rechtbank zelfstandig dient te beoordelen in welke gewichtscategorie een zaak valt. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het belang, de bewerkelijkheid en de gecompliceerdheid van de zaak en de daarmee verband houdende werkbelasting van de rechtsbijstandverlener (zie de Nota van toelichting bij het Bpb van 22 december 1993, Stb. 763 en de Nota van Toelichting op de wijziging van het Bpb van 25 februari 2002, Stb. 113).
Uitgangspunt is dat een zaak van gemiddeld gewicht is, tenzij er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. De rechtbank ziet in de aangevoerde gronden geen reden om van dat uitgangspunt af te wijken. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat gemachtigde van eiseres in het kader van de bezwaarprocedure diverse malen brieven heeft verstuurd aan verweerder. Ook is er geen reden om voor de hoorzitting aan te nemen dat sprake is van samenhangende zaken. Daarvan is eerst sprake als door eiseres bijna gelijktijdig bezwaar is ingesteld tegen nagenoeg identieke besluiten op vergelijkbare gronden. Dat daarvan sprake is, is door verweerder niet gesteld. De enkele omstandigheid dat de hoorzitting ook betrekking had op bezwaren van eiseres tegen andere besluiten van verweerder, is daarvoor niet voldoende.
Het gelijk is in zoverre aan eiseres.
De vergoeding voor de kosten van een deskundige
Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Awb worden de kosten, die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door verweerder uitsluitend vergoed op verzoek van eiseres voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan verweerder te wijten onrechtmatigheid. Ingevolge het vierde lid van dit artikel zijn in het Bpb nadere regels gesteld over de kosten waarop de vergoeding uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
Ingevolge artikel 1, aanhef en onder a en b, van het Bpb kan een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 7:15 van de Awb betrekking hebben op onder meer
a. kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand,
b. kosten van een getuige, deskundige of tolk die door een partij of een belanghebbende is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Bpb wordt het bedrag van de kosten bij de uitspraak, onderscheidenlijk de beslissing op het bezwaar of het administratief beroep als volgt vastgesteld:
a. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel a: overeenkomstig het in de bijlage opgenomen tarief;
b. ten aanzien van de kosten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b: op de vergoeding die ingevolge artikel 8:36, tweede lid, van de Awb is verschuldigd overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
In artikel 6 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 is bepaald dat voor werkzaamheden als deze waarvoor ingevolge het Besluit tarieven in strafzaken geen bijzonder tarief geldt, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een tarief geldt van ten hoogste € 81,23 per uur.
In de Nota van Toelichting bij het Besluit tarieven in strafzaken 2003 is bij artikel 6 het volgende vermeld:
"In dit artikel is opgenomen de inhoud van artikel 1, eerste lid, onderdeel IV, van het ingetrokken besluit. Het artikel stelt het maximum uurtarief vast voor vergoedingen voor werkzaamheden waarvoor elders in het besluit geen speciaal tarief is bepaald. De vraag of voor deze werkzaamheden het maximum uurtarief of een lager tarief geldt, is afhankelijk van de mate van wetenschappelijke of bijzondere aard van de werkzaamheden. Door een maximumtarief op te nemen is er ruimte voor marktwerking; om deze reden is eveneens afgezien van het opnemen van een minimumtarief."
Ingevolge artikel 15 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 worden de bedragen, genoemd in dat besluit, verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten die voor het opstellen van het taxatierapport zijn gemaakt volledig voor vergoeding in aanmerking komen. Volgens eiseres waren daarmee vijf uren gemoeid.
Verweerder acht een kostenvergoeding van maximaal € 45 per uur redelijk, omdat de verrichte werkzaamheden niet van bijzondere of wetenschappelijke aard zijn. Verweerder wijst er op dat volgens de Nota van Toelichting bij het Besluit de proceskostenvergoeding niet is bedoeld als een volledige schadevergoeding maar als een tegemoetkoming in de kosten (Stb.1993, 763, p.5).
De rechtbank verwerpt dit standpunt. Er is geen reden de verrichte taxatiewerkzaamheden niet aan te merken als werkzaamheden van bijzondere aard. Voor het verrichten van taxatiewerkzaamheden is specifieke deskundigheid vereist. Niet gesteld is dat [C] niet over die deskundigheid zou beschikken. De rechtbank heeft geen ook reden om aan te nemen dat voor een taxatie als de onderhavige een uurtarief van € 80 inclusief omzetbelasting ongebruikelijk is. Het in rekening gebrachte uurtarief is ook niet hoger dan het maximum van € 81,23 dat ingevolge het Besluit tarieven in strafzaken 2003 geldt. Er is daarom geen aanleiding om een lager uurtarief toe te kennen dan aan eiseres is gefactureerd.
Wat betreft het aantal te vergoeden uren geldt het volgende. Volgens de nota van [C] waren met de werkzaamheden vier uur gemoeid. De rechtbank ziet geen reden om van een lager aantal uren uit te gaan, zoals verweerder bepleit. De rechtbank ziet evenmin reden om van een hoger aantal uit te gaan, zoals eiseres bepleit. Wel ziet de rechtbank, gelet op de stelling van verweerder dat ook nog rekening gehouden moet worden met een extra uur voor het bijwonen van de hoorzitting, reden om in totaal uit te gaan van een aantal van vijf uren voor door een deskundige verrichte werkzaamheden.
Ook op dit punt is het gelijk aan eiseres.
Slotsom
Uit het voorgaande volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank zal de vergoeding voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de bezwaarfase met inachtneming van het voorgaande op de voet van het Bpb vaststellen op € 436 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van
€ 218 en een wegingsfactor 1). De rechtbank zal de proceskosten voor de werkzaamheden van een deskundige vaststellen op € 400 (vijf uren maal € 80 inclusief omzetbelasting). De totale vergoeding voor de kosten van de behandeling van het bezwaar komt hiermee uit op een bedrag van € 836 (kosten beroepsmatig verleende bijstand ad € 436 vermeerderd met € 400).
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard
5. Proceskosten
De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1). Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover deze betrekking heeft op de proceskostenvergoeding;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten inzake het bezwaar ten bedrage van € 836;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van de uitspraak op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten inzake het beroep ten bedrage van € 437;
- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.C.G. Okhuizen, rechter, in tegenwoordigheid van drs. R.P.M. Lemmen, griffier.
De griffier, De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.