Home

Rechtbank Arnhem, 10-05-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:1085 BW5620, AWB 11/4562

Rechtbank Arnhem, 10-05-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:1085 BW5620, AWB 11/4562

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
10 mei 2012
Datum publicatie
14 mei 2012
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BW5620
Zaaknummer
AWB 11/4562

Inhoudsindicatie

Geen voor bezwaar vatbare beschikking. Handelen van gemachtigde wordt toegerekend aan eiser. Rechtbank veroordeelt eiser in de proceskosten van verweerder wegens kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 11/4562

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 10 mei 2012

inzake

drs. [X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren, kantoor Apeldoorn, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Eiser heeft bij brief van 28 oktober 2011, ontvangen door de rechtbank op 31 oktober 2011, beroep ingesteld tegen het volgens hem niet tijdig doen van een uitspraak door verweerder.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Eiser heeft vóór de zitting meerdere malen nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 april 2012 te Arnhem. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. [gemachtigde]. Namens verweerder is verschenen mr. [gemachtigde].

Eiser heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij.

2. Ontvankelijkheid van het beroep

Bij brief van 27 juli 2011 heeft gemachtigde van eiser aan verweerder – voor zover van belang – geschreven:

“Via plaatselijk overleg is een aantal jaren geleden besloten twee apotheekactiviteiten gemeenschappelijk te organiseren. Dit overleg vindt plaats in de zogenaamde [A]-vergaderingen ([A] Vereniging) en [B]-vergaderingen (Stichting [B]).

Deze apotheekdiensten zijn de [C] (…) en [D] [hierna te noemen: [C]-[D]] … waarin beide apotheken van belanghebbende voor ieder hun eigen aandeel participeren.

De activiteiten van [C] en [D] … vinden uitsluitend ten behoeve van de deelnemende apotheken plaats. (…).

De ondernemingen [C] en [D] bevinden zich derhalve buiten de [B]. Naar ons oordeel rekent de accountant ten onrechte beide activiteiten toe aan de [B]. (…).

Thans is de [B] voornemens om [C] en [D] te reorganiseren in een holdingstructuur … waarbij de [B] omgevormd zal worden tot een Stichting [E] (…). … een dergelijke reorganisatie betekent dus feitelijk een definitieve onteigening van belanghebbendes (markt)aandeel in [C] en [D]. (…).

Met belanghebbende zijn wij van oordeel dat het standpunt van de [B] alsmede de voorgestelde reorganisatie een onrechtmatige benadeling van belanghebbende inhoudt … .

Op grond van het vorenstaande verzoeken wij namens belanghebbende de Belastingdienst een eventueel verzoek om (al dan niet fiscaal geruisloze) inbreng/reorganisatie/vervreemding van [C] en/of [D] door en/of namens [B] in een holdingstructuur en/of aan een derde partij af te wijzen.

Mocht u … voornemens zijn dergelijk verzoek inzake [C] en/of [D] wel in te willigen, verzoeken wij u ons van te voren te horen omdat wij van oordeel zijn dat zulks een onrechtmatige overheidsdaad jegens belanghebbende vormt.”

Bij brief van 2 september 2011 heeft gemachtigde van eiser aan verweerder – voor zover van belang – geschreven:

“De gezamenlijke constatering is, dat de Belastingdienst in de brief van 21-03-2005 aangeeft van oordeel te zijn dat de … [B] transparant is.

In het telefoongesprek is duidelijk geworden dat de Belastingdienst thans kennelijk van oordeel is dat de [B] niet meer transparant is.

Het moge duidelijk zijn dat een dergelijke standpuntwijziging (fiscaal-) juridische gevolgen voor belanghebbende heeft.

Dit betekent ook dat de Belastingdienst een besluit ten aanzien van belanghebbende heeft genomen, zonder belanghebbende hierin te kennen.

Onder andere ex art 1:2 AWB verzoeken we namens belanghebbende de Belastingdienst:

* aan te geven op grond waarvan en waarom de Belastingdienst gerechtigd meent te zijn een besluit ten aanzien van belanghebbende te nemen zonder hem hierin te kennen …”

Bij brief van 28 oktober 2011 heeft gemachtigde van eiser beroep ingesteld tegen het volgens haar niet tijdig doen van een uitspraak door verweerder.

Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen kan, in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld indien het een belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking betreft (het zogenoemde gesloten stelsel van rechtsmiddelen).

Gemachtigde van eiser stelt dat sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking, daarbij verwijzende naar artikel 1:3 van de Awb. Tevens heeft gemachtigde van eiser gesteld dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijk wordt gesteld met een besluit en dat ieder besluit voor bezwaar vatbaar is. Nu in de belastingwet niet is bepaald dat in een situatie als de onderhavige sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking, staat noch op de voet van vermeld artikel 26 noch op grond van enige andere wettelijke bepaling beroep bij de rechter in belastingzaken open. Het beroep dient niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Gemachtigde van eiser verzoekt in haar nader stuk van 5 april 2012, ingekomen bij de rechtbank op 6 april 2012, verweerder op grond van de Wet Openbaarheid Bestuur om openbaarmaking van haar beleid. Dit verzoek kan in deze procedure – voor de rechter in belastingzaken – niet aan de orde komen omdat daarvoor eerst bezwaar moet worden gemaakt, waarna eventueel beroep mogelijk is bij de rechtbank, als algemene bestuursrechter.

Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3. Proceskosten

Verweerder betoogt dat recht bestaat op een vergoeding van de door hem gemaakte proceskosten, meer in het bijzonder reiskosten, omdat sprake is van door eiser kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht als bedoeld in artikel 8:75, eerste lid, van de Awb. Naar het oordeel van de rechtbank behoorde de gemachtigde van eiser (belastingadviseur) te weten dat het beroep niet-ontvankelijk zou worden verklaard, zeker nu in het verweerschrift is gesteld en toegelicht dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Het handelen van de gemachtigde wordt eiser in dit verband toegerekend. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht. De rechtbank ziet derhalve aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor de reiskosten van verweerder ter grootte van € 10.

4. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

- veroordeelt eiser in de proceskosten van verweerder ten bedrage van € 10.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.A. van Huijgevoort, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Gudden, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 10 mei 2012

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.