Home

Rechtbank Arnhem, 20-09-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:2075 BX7927, AWB 12/1075

Rechtbank Arnhem, 20-09-2012, ECLI:NL:RBARN:2012:2075 BX7927, AWB 12/1075

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
20 september 2012
Datum publicatie
20 september 2012
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BX7927
Zaaknummer
AWB 12/1075

Inhoudsindicatie

In geschil is of eiser ter zake van de verkrijging van de woning op 10 juni 2011 6% of 2% overdrachtsbelasting is verschuldigd. Rechtbank Arnhem is van oordeel dat het op die datum geldende percentage van 6% geldt. Weliswaar is sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen maar hiervoor bestaat een rechtvaardigingsgrond. Aan het gebrek in de uitspraak op bezwaar (1 uitspraak op bezwaar voor 2 verkrijgers) gaat de rechtbank om proceseconomische redenen voorbij.

Uitspraak

RECHTBANK ARNHEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

registratienummer: AWB 12/1075

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

van 20 september 2012

inzake

[X], wonende te [Z], eiser,

tegen

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost, kantoor Enschede, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

Namens eiser is op aangifte overdrachtsbelasting voldaan.

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 januari 2012 het bezwaar ongegrond verklaard.

Eiser heeft daartegen bij brief van 9 maart 2012, ontvangen door de rechtbank op 12 maart 2012, beroep ingesteld.

Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 september 2012 te Arnhem. Namens eiser zijn daar verschenen

mr. [gemachtigde] en [A]. Namens verweerder zijn verschenen [gemachtigde] en [B].

Het beroep is ter zitting gelijktijdig behandeld met de beroepen met de registratienummers 12/1076 ([C]) en 12/1079 ([D]).

2. Feiten

Eiser heeft op 10 juni 2011 samen met zijn partner bij notariële akte de eigendom van de onroerende zaak [A-straat 1] (hierna: de woning) te [Z] verkregen.

De koopsom van de woning bedroeg € 357.500. Op 6 juli 2011 is overdrachtsbelasting ten bedrage van € 21.450, namelijk 6% van de koopsom, voldaan.

Op 10 juni 2011 bedroeg het tarief voor de overdrachtsbelasting volgens artikel 14 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: Wet BRV) 6%.

Op vrijdag 17 juni 2011 heeft de minister-president op een persconferentie na het wekelijks kabinetsberaad vragen beantwoord. Toen is onder meer verklaard – waarbij de minister-president is aangeduid als “RUTTE”:

“VAN BEEK (BNR) (onverstaanbaar, red.) de woonvisie die nog komt. Is toegezegd aan de Kamer, gaat de overdrachtsbelasting daar deel van uit maken? RUTTE We komen met een woonvisie en echt, daar hebben we nog helemaal niet eens over gesproken, dus ik ga echt niets over die woonvisie zeggen. VAN BEEK Maar als je nu een startend stelletje bent en … . RUTTE Dan moet je gewoon een huis kopen, als je een huis wilt kopen. BERGHUIS (RTL) Dan heb je niet straks in september van goh, had ik maar een paar maanden gewacht, want nou... RUTTE Als jij graag een huis wilt kopen dan moet je dat gewoon doen. Dan kijk ik recht in de camera, dat is ook heel goed nieuws voor heel Nederland. We hebben echt die woningmarkt nodig. En dat een kabinet met een woonvisie komt dat zal voor een heel groot deel natuurlijk ook over de huurmarkt gaan. We hebben daar natuurlijk allerlei voorstellen voor gedaan in het RA die we verder aan het uitwerken zijn.

BERGHUIS Dus geen cadeautjes voor starters? RUTTE Cadeautjes doen we al helemaal nooit. BERGHUIS Lagere overdrachtsbelasting. RUTTE U kent ons, cadeautjes is niets voor het kabinet.”

Op 1 juli 2011 heeft de rijksoverheid onder de titel “Kabinet versterkt vertrouwen op woningmarkt en verlaagt overdrachtsbelasting” een persbericht uitgebracht. Hierin is door het kabinet een aantal maatregelen bekend gemaakt, onder meer dat de overdrachtsbelasting voor woningen wordt verlaagd van 6% naar 2% voor de periode van 15 juni 2011 tot 1 juli 2012.

In een brief van 1 juli 2011 (Tweede Kamer 31 371, nr. 364) heeft de staatssecretaris van Financiën de Tweede Kamer als volgt geïnformeerd:

“Het kabinet verlaagt het tarief van de overdrachtsbelasting van 6% naar 2% voor woningen waarvan de transportakte passeert gedurende de periode 15 juni 2011 tot en met 30 juni 2012. Met deze brief informeer ik u over de dekking van de maatregel.(…)

Gegeven het doel van de maatregel – het geven van een impuls aan de woningmarkt – ligt het in de rede geen compenserende lastenmaatregel op het woningmarktdossier zelf te nemen. Hierbij dient bedacht te worden dat de verlaging tijdelijk is, zodat de incidentele inzet van dekkingsmaatregelen volstaat. Verder is van belang dat de voordelen van de maatregel zowel bij burgers als bedrijven neerslaan. Daarmee ligt het in de rede de noodzakelijke dekking bij beiden te vinden.”(…)

Tabel: Dekking tijdelijke verlaging overdrachtsbelasting

In miljoenen euro’s

Derving -1200

Dekking

Bankenbelasting 300

Grondslagverbreding Vennootschapsbelasting (w.o. reparatie Bosal-gat) 340

Fasering vitaliteitsregeling 500

Enveloppe Regeerakkoord 60

Totaal 0

Op vrijdag 1 juli 2011 heeft de minister-president wederom op een persconferentie na het wekelijks kabinetsberaad vragen beantwoord. Toen is onder meer verklaard – waarbij de minister-president wederom is aangeduid als “RUTTE”:

“VAN DER HEYDE

Laatste vraag over de overdrachtsbelasting, is het kabinet ook een beetje gedwongen om het te doen omdat er zoveel geruchten ontstonden en er een notitie was uitgelekt? Met andere woorden, was de optie, helemaal niets doen, was die er eigenlijk wel?

RUTTE

Nou, in hele kleine kring was die discussie nog wel wat langer aan de gang of dit niet de kick-start zou kunnen zijn voor. Ja, en dat dingen uitlekken in de politiek dat is een ziekte, maar daar kun je geen beleid op maken hè, dus als wij de conclusie hadden getrokken deze week: dit is geen goede maatregel, ondanks de publiciteit, hadden we hem niet genomen. Dus je kunt niet regeren bij opening journaal of opening Telegraaf, dat gaat helaas niet, voor u dan, maar voor mij gelukkig. Dat werkt niet, dus je moet uiteindelijk kijken is die maatregel in zichzelf een goede maatregel. Daar waren we natuurlijk al een tijdje over in gesprek omdat we ook zagen, zoals heel veel mensen dat natuurlijk zien, die nu een huis willen gaan kopen, dat er een probleem is met die woningmarkt. Dat is een reëel probleem. En dit is echt even zo’n, je zet even de versnelling terug naar 4 om te kunnen accelereren.

WESTER (RTL NIEUWS)

Het feit dat de maatregel met terugwerkende kracht twee weken geleden in gaat, heeft dat er ook mee te maken dat u twee weken geleden riep als u een huis wil kopen moet u dat vooral doen.

RUTTE

Ja, zeker, het heeft ook daarmee te maken, en met het feit dat de meeste - en trouwens Verhagen ook een week later haast ik mij er aan toe te voegen – Maxim[e] [correctie rechtbank], ja, nee, maar allebei hebben we er uitspraken over gedaan. De tweede reden is dat de meeste juridische overdrachten ook plaatsvinden tegen het eind van een kalendermaand, dus wil je meteen ook effect hebben kan het maar beter met iets terugwerkende kracht.”

Bij Besluit van 1 juli 2011, nr. BLKB 2011/1290M, heeft de staatssecretaris van Financiën het volgende bekend gemaakt:

“(…)

1. Inleiding

In het persbericht van 1 juli 2011 is aangekondigd dat het tarief overdrachtsbelasting bij de verkrijging van woningen tijdelijk wordt verlaagd tot 1 juli 2012. Deze maatregel zal worden opgenomen in het Belastingplan 2012. Als het wetsvoorstel wordt aangenomen treedt deze maatregel op 1 januari 2012 in werking en werkt terug tot en met 15 juni 2011.

2. Goedkeuring

Het is niet wenselijk dat belanghebbenden de verkrijging van een woning uitstellen tot 1 januari 2012. Daarom keur ik vooruitlopend op wetswijziging het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat een tarief overdrachtsbelasting van 2 procent wordt toegepast voor de verkrijging op of na 15 juni 2011 van een woning.(…)

(…)

4. Inwerkingtreding en vervaldatum

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug voor de verkrijging op of na 15 juni 2011 van woningen.

Dit besluit vervalt op 1 januari 2012.”(…)

Op 17 november 2011 is het wetsvoorstel inzake de tijdelijke tariefsverlaging als onderdeel van het Belastingplan 2012 door de Tweede Kamer en op 20 december 2011 door de Eerste Kamer aangenomen. Het Belastingplan 2012 is als Wet van

22 december 2011 (hierna: de Wet) gepubliceerd in het Staatsblad 2011, nr. 639.

In artikel XXXVIII van de Wet is bepaald dat de wet in werking treedt met ingang van 1 januari 2012, met dien verstande dat artikel XVI van de Wet (het artikel waarin de tariefswijziging van artikel 14 van de Wet BRV is opgenomen) terugwerkt tot en met 15 juni 2011.

In de Memorie van Toelichting bij het wetsontwerp Belastingplan 2012 (Tweede Kamer 33 003, nr. 3) is op pagina 36 vermeld:

“5.1. Tijdelijke verlaging tarief overdrachtsbelasting

De woningmarkt hapert en het vertrouwen is laag. Het aantal transacties is de laatste twee jaar fors afgenomen. Mensen kunnen hun huis niet kwijt, wat in sommige gevallen tot financiële problemen leidt. Het kabinet stelt daarom voor het tarief van de overdrachtsbelasting voor de verkrijging van woningen te verlagen van 6 naar 2 procent voor de periode van één jaar. Dit past binnen het kabinetsbeleid dat erop is gericht om het vertrouwen in de woningmarkt te ondersteunen, mede door de hypotheekrenteaftrek ongemoeid te laten en daarbij wel de financiële risico’s te beperken. De rem op het aantal transacties doet vooral pijn in slechte tijden. De maatregel wordt nu ingevoerd om een tijdelijk probleem te adresseren: de diepste neergang op de woningmarkt sinds begin jaren tachtig. Met de tariefsverlaging wordt beoogd om het aantrekkelijker te maken om nu een huis te kopen en daarmee een impuls te geven die de woningmarkt op dit moment goed kan gebruiken. De gedachte is dat starters in deze periode tegen gunstigere voorwaarden en lagere financiële risico’s kunnen instappen en doorstromers kunnen profiteren omdat de verkoopbaarheid van de oude woning verbetert. De impuls tot het kopen van een woning wordt daarbij vergroot door het tijdelijke karakter van de maatregel. Een positief effect van de beoogde betere doorstroming is bovendien dat het de arbeidsmobiliteit ondersteunt. Mensen kunnen gemakkelijker dicht bij hun werk gaan wonen. In de huidige fase van herstel na de crisis is dit van bijzonder belang. Ten slotte levert de maatregel een bijdrage in het proces van herstel van de financiële stabiliteit na de kredietcrisis. Er hoeft minder geld geleend te worden voor de hypotheek, wat (ook op lange termijn) in het belang is van consumenten en hypotheekverstrekkers.

Om uitsteleffecten te voorkomen, is reeds eerder bij beleidsbesluit […] goedgekeurd dat, vooruitlopend op de aanvaarding van deze wet, het tarief van de overdrachtsbelasting van 2 procent bij de verkrijging van woningen al met ingang van 15 juni 2011 kan worden toegepast. De maatregel vervalt per 1 juli 2012.”

In de Nota naar aanleiding van het Verslag (volgnummer 10) bij hetzelfde wetsontwerp is op pagina 63 en 64 vermeld:

“De leden van de fracties van de PvdA en de ChristenUnie vragen waarom de regeling op 15 juni 2011 is ingegaan en of de terugwerkende kracht die aan de maatregel is gegeven, aangemerkt kan worden als een “deadweight loss”. Om uitstelgedrag te voorkomen heeft het kabinet, vooruitlopend op de aanvaarding van deze wet, er voor gekozen dat het tarief van de overdrachtsbelasting van 2% bij de verkrijging van woningen al met ingang van 15 juni 2011 kan worden toegepast. De reden waarom voor 15 juni is gekozen houdt verband met uitlatingen van het kabinet over de woningmarkt met de bedoeling het vertrouwen in de woningmarkt te versterken. Het hiermee opgewekte consumentenvertrouwen noopte het kabinet ertoe de maatregel met terugwerkende kracht tot deze dag in te laten gaan. Voor woningen die tussen 15 juni 2011 en 1 juli 2011 zijn verkregen is er derhalve in het kader van de rechtszekerheid voor gekozen de tariefsverlaging in deze situaties te laten gelden.”

3. Geschil

In geschil is of ter zake van de verkrijging van de woning 6% of 2% overdrachtsbelasting is verschuldigd.

Eiser stelt zich op het standpunt dat ter zake van de verkrijging 2% overdrachtsbelasting is verschuldigd. Het is volgens eiser zowel in strijd met het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur als met het gelijkheidsbeginsel zoals dat is neergelegd in artikel 26 BUPO en artikel 14 van het EVRM om een groep belastingplichtigen te bevoordelen zonder dat daarvoor een goede rechtvaardiging is gegeven. Verweerder stelt zich op het standpunt dat voor de ongelijke behandeling van gelijke gevallen wel een rechtvaardigingsgrond bestaat.

4. Beoordeling van het geschil

Vooraf

Voordat toegekomen kan worden aan de inhoudelijke beoordeling van de zaak moet de vraag worden beantwoord of verweerder de uitspraak op bezwaar van eiser en zijn partner kan neerleggen in één geschrift op twee namen. In artikel 24a, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) wordt uitgegaan van één bezwaar per belastingplichtige. In dit geval is sprake van twee belastingplichtigen aangezien zowel eiser als zijn partner een (onverdeeld) aandeel in een onroerende zaak verkrijgen in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Wet BRV. Als gevolg hiervan moet ook per belastingplichtige uitspraak op bezwaar worden gedaan. Artikel 25, vierde lid, van de AWR, waarin de mogelijkheid is opgenomen om in één geschrift uitspraak op bezwaar te doen, ziet uitsluitend op het geval dat één belastingplichtige bezwaar maakt tegen meerdere belastingaanslagen of voor bezwaar vatbare beschikkingen. Verweerder had het bezwaar moeten aanmerken als twee afzonderlijke bezwaren en had vervolgens voor eiser en zijn partner afzonderlijk uitspraak op bezwaar moeten doen. Nu verweerder dit niet heeft gedaan zou de rechtbank de uitspraak op bezwaar moeten vernietigen en de zaak terugwijzen naar verweerder zodat hij alsnog per verkrijger een uitspraak op bezwaar kan doen, dan wel de zaak niet terugwijzen maar verweerder met toepassing van de bestuurlijke lus in de gelegenheid stellen het gebrek te herstellen. De rechtbank zal aan dit gebrek echter om proceseconomische redenen voorbij gaan. Beide partijen hebben hierop aangedrongen. Ook wordt eiser hierdoor niet in zijn belangen geschaad.

Inhoudelijk

Bij de beoordeling of een wettelijke bepaling in strijd komt met het in artikel 26 BUPO en artikel 24 van het EVRM neergelegde gelijkheidsbeginsel, c.q. verbod op discriminatie, moet worden vooropgesteld dat de wetgever – op fiscaal gebied – een ruime beoordelingsvrijheid toekomt bij de vraag of gevallen als gelijk moeten worden beschouwd en of, in het bevestigende geval, een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat om die gevallen niettemin in verschillende zin te regelen. Daarbij dient het oordeel van de wetgever te worden geëerbiedigd tenzij dat van redelijke grond is ontbloot (vgl. onder meer Hoge Raad

8 juli 2005, LJN AQ7212, en Hoge Raad 2 oktober 2009, LJN BI1909, en de in die arresten aangehaalde jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens waaronder het arrest van 22 juni 1999, Della Ciaja/Italië, BNB 2002/398).

Tussen partijen is niet in geschil dat gevallen waarin de woning is geleverd (kort) voor

15 juni 2011 gelijk zijn aan gevallen waarin de woning is geleverd op of na 15 juni 2011 en vóór 1 juli 2011. Partijen gaan hierbij naar het oordeel van de rechtbank uit van een juiste rechtsopvatting. In het licht van de doelstelling van de verlaging van het tarief, zoals die blijkt uit de Memorie van Toelichting, te weten het aantrekkelijker maken om een huis te kopen, valt niet in te zien waarom gevallen waarin de levering plaatsvond op of na 15 juni 2011 en vóór 1 juli 2011 niet gelijk zijn aan gevallen waarin die overdracht (kort) voor

15 juni 2011 plaatsvond. In al die gevallen was immers voorafgaand aan de overdracht de wetswijziging nog niet aangekondigd en was het tarief van de overdrachtsbelasting op het tijdstip van de levering 6%. Bovendien zijn de koopovereenkomsten, die de titel voor de levering vormden, in al die gevallen in de regel reeds geruime tijd voorafgaand aan de levering tot stand gekomen. Als gevolg hiervan hebben belastingplichtigen, zowel bij leveringen tussen 15 juni 2011 en 1 juli 2011 als bij leveringen vlak vóór 15 juni 2011, bij het sluiten van de koopovereenkomst ook geen rekening kunnen houden met uitlatingen die volgens de wetgever waren gedaan en voor de wetgever reden vormden de wet terug te laten werken tot 15 juni 2011.

De vraag die zich vervolgens aandient, is of de beslissing van de wetgever om de wetswijziging niet verder terug te laten werken dan tot 15 juni 2011 van redelijke grond is ontbloot, c.q. of een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor het verschil in behandeling ontbreekt.

Bij de beantwoording van die vraag stelt de rechtbank voorop dat het de wetgever in beginsel vrij staat een lastenverlichting door te voeren en de ingangsdatum daarvan te bepalen, ook als daarbij sprake is van terugwerkende kracht. De rechtbank overweegt verder dat in de Nota naar aanleiding van het Verslag is vermeld dat voor de datum 15 juni 2011 is gekozen vanwege de uitlatingen van het kabinet over de woningmarkt met de bedoeling het vertrouwen in de woningmarkt te herstellen. Het hiermee opgewekte consumentenvertrouwen noopte het kabinet de maatregel met terugwerkende kracht tot deze dag in te laten gaan, zo vermeldt de Nota naar aanleiding van het Verslag. Aannemelijk is dat hiermee wordt gedoeld op de uitlatingen tijdens de persconferentie van 17 juni 2011 van de minister-president. Dat met de uitlatingen tijdens deze persconferentie verwachtingen zijn gewekt wordt bevestigd door de vragen en antwoorden tijdens de persconferentie van de minister-president van 1 juli 2011. De beslissing van de wetgever om voor de ingangsdatum van de tariefsverlaging aan te sluiten bij een moment waarop geruchten en daarmee verwachtingen ontstonden over deze tariefsverlaging, is daarmee niet van elke redelijke grond ontbloot is. Het enkele feit dat de persconferentie pas op 17 juni 2011 heeft plaatsgevonden, is onvoldoende om over de aanvaardbaarheid van die keuze van de wetgever anders te oordelen. Ook dit valt binnen de aan de wetgever toekomende beoordelingsvrijheid. Daarbij heeft de rechtbank ook belang gehecht aan het feit dat het om een lastenverlichting gaat en niet om een lastenverzwaring.

De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat de wetgever zonder het verbod op discriminatie te schenden de wijziging in het tarief van de overdrachtsbelasting heeft kunnen laten terugwerken tot 15 juni 2011.

Eiser heeft gesteld dat, zo begrijpt de rechtbank, de beslissing om de wetswijziging met terugwerkende kracht tot 15 juni 2011 in te laten gaan alleen dan niet van elke redelijke grond is ontbloot, indien tijdens de persconferentie op 17 juni 2011 met zoveel woorden zou zijn toegezegd dat het tarief van de overdrachtsbelasting zou worden verlaagd. Eiser heeft in dat verband ook nog aangevoerd dat tijdens dezelfde persconferentie is gezegd dat er geen cadeautjes worden weggegeven en dat nergens uit blijkt dat de persconferentie het gedrag van kopers heeft beïnvloed. Zoals blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat aan het invoeren van een tariefsverlaging met terugwerkende kracht minder hoge eisen worden gesteld dan de eisen die eiser voorstaat.

Met betrekking tot de stelling van eiser dat de wetgever voor de terugwerkende kracht had moeten aansluiten bij de Woonvisie overweegt de rechtbank dat gesteld noch gebleken is dat hierin verwachtingen zijn gewekt over een tariefsverlaging voor de overdrachtsbelasting. Reeds hierom kan deze stelling niet slagen.

Ook de stelling dat in strijd is gehandeld met het gelijkheidsbeginsel als algemeen beginsel van behoorlijk bestuur kan niet slagen. Gesteld noch gebleken is dat verweerder verkrijgers die in dezelfde positie als eiser verkeren toch voor het tarief van 2% in aanmerking heeft laten komen.

Het beroep dient daarom ongegrond te worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.G.J. van Well, rechter, in tegenwoordigheid van mr.drs. J.A. Vriezen, griffier.

De griffier, De rechter,

Uitgesproken in het openbaar op: 20 september 2012

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.