Home

Rechtbank Arnhem, 31-10-2012, BY2981, 233813

Rechtbank Arnhem, 31-10-2012, BY2981, 233813

Gegevens

Instantie
Rechtbank Arnhem
Datum uitspraak
31 oktober 2012
Datum publicatie
13 november 2012
ECLI
ECLI:NL:RBARN:2012:BY2981
Zaaknummer
233813

Inhoudsindicatie

Incidentele vordering tot het overleggen van stukken (art. 843a Rv). Vordering afgewezen omdat het gevraagde stuk (expertiserapport) geen betrekking heeft op een rechtsverhouding waarbij eiseres in incident partij is.

Uitspraak

Vonnis

RECHTBANK ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer / rolnummer: 233813 / HA ZA 12-648

Vonnis in incident ex artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van 31 oktober 2012

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiseres in het incident]

eiseres in de hoofdzaak,

eiseres in het incident,

advocaat mr. M. Franke te ‘s-Hertogenbosch,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[verweerster in het incident]

gedaagde in de hoofdzaak,

verweerster in het incident,

advocaat mr. M. ten Cate te Arnhem.

Partijen zullen hierna [eiseres in het incident] en [verweerster in het incident] worden genoemd.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding tevens houdende incidentele vordering tot het overleggen van stukken ex artikel 843a Rv

- de conclusie van antwoord in het incident.

1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2. Het geschil in de hoofdzaak

2.1. [eiseres in het incident] vordert in de hoofdzaak, samengevat, veroordeling van [verweerster in het incident] tot betaling aan haar van € 212.206,50, vermeerderd met rente en kosten. [eiseres in het incident] legt aan die vordering ten grondslag dat [verweerster in het incident] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. In het kader van die overeenkomst had [eiseres in het incident] [verweerster in het incident] opdracht gegeven tot het stralen, voorzien van een polyester laag en coaten van filtertanks en ontgassers in het [zwembad]. De door [verweerster in het incident] aangebrachte coating heeft losgelaten en is opgelost, waardoor – kort gezegd – het water is vervuild en de filter en tanks beschadigd zijn geraakt. [eiseres in het incident] houdt [verweerster in het incident] aansprakelijk voor deze schade, die zij begroot op € 212.206,50.

2.2. [verweerster in het incident] heeft nog niet geantwoord in de hoofdzaak.

3. Het geschil in het incident

3.1. [eiseres in het incident] vordert in het incident dat [verweerster in het incident] wordt veroordeeld om aan haar een kopie van het rapport van COT B.V. ter hand te stellen, zulks binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 5.000,00 per dag of gedeelte daarvan dat [verweerster in het incident] nalatig blijkt aan het vonnis te voldoen, met veroordeling van [verweerster in het incident] in de proceskosten van het incident.

3.2. Met het rapport van COT B.V. doelt [eiseres in het incident] op het rapport dat onderzoeksbureau COT B.V. heeft uitgebracht naar aanleiding van het onderzoek dat zij in opdracht van [verweerster in het incident] heeft uitgevoerd naar de samenstelling van het water en het effect hiervan op de coating en/of naar de aanwezigheid van resten van de coating in de filters. De resultaten van het onderzoek zijn volgens [eiseres in het incident] relevant in de hoofdzaak, omdat aan de hand daarvan mogelijk kan worden vastgesteld wat de oorzaak is van de schade, hoe dit zich verhoudt tot de aansprakelijkheid van [verweerster in het incident], op welke wijze de oorzaak van de schade kan worden aangepakt en in hoeverre de verzekeraar van [verweerster in het incident] hiervoor dekking kan verlenen.

3.3. [verweerster in het incident] voert verweer in het incident.

3.4. De rechtbank zal hierna, voor zover van belang, nader ingaan op de stellingen van partijen.

4. De beoordeling in het incident

4.1. Artikel 843a Rv heeft betrekking op de situatie dat een schriftelijk bewijsmiddel aan een partij in beginsel bekend is, maar niet in haar bezit. In dat geval bestaat een bijzondere exhibitieplicht. Deze vormt een uitzondering op de hoofdregel dat iemand onder hem berustende bescheiden niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven. Er is geen sprake van een algemeen inzagerecht. Een partij kan slechts om inzage vragen in bepaalde, met name genoemde stukken. Daarnaast stelt artikel 843a Rv als voorwaarden dat de partij die om inzage vraagt daarbij een rechtmatig belang heeft en dat het gaat om stukken met betrekking tot een rechtsverhouding waarin deze partij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn.

4.2. De rechtbank is van oordeel dat het gevraagde stuk geen betrekking heeft op een rechtsverhouding waarbij [eiseres in het incident] partij is. Het rapport van COT B.V. is immers in opdracht van [verweerster in het incident] opgemaakt. [verweerster in het incident] is de contractspartij van COT B.V., en niet [eiseres in het incident]. [eiseres in het incident] voert weliswaar aan dat het rapport betrekking heeft op de (gevolgen van de) uitvoering van de werkzaamheden door [verweerster in het incident] in opdracht van [eiseres in het incident], maar dat maakt [eiseres in het incident] nog geen partij bij de rechtsverhouding tussen [verweerster in het incident] en COT B.V. waaruit het rapport is voortgevloeid. Gelet hierop en het feit dat [eiseres in het incident] niet nader heeft onderbouwd wat haar rechtsbetrekking in deze is, stuit de incidentele vordering al op dit vereiste af. De overige vereisten van artikel 843a Rv kunnen buiten bespreking blijven.

4.3. De conclusie is dat de incidentele vordering moet worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.

4.4. [eiseres in het incident] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerster in het incident] worden begroot op € 2.000,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt, tarief € 2.000,00).

5. De beoordeling in de hoofdzaak

5.1. De rechtbank zal de zaak verwijzen naar de rol voor conclusie van antwoord aan de zijde van [verweerster in het incident].

5.2. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6. De beslissing

De rechtbank

in het incident

6.1. wijst het gevorderde af,

6.2. veroordeelt [eiseres in het incident] in de kosten van het incident, aan de zijde van [verweerster in het incident] tot op heden begroot op € 2.000,00,

in de hoofdzaak

6.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 12 december 2012 voor conclusie van antwoord,

6.4. houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.

Coll.: JC