Rechtbank Breda, 14-08-2006, AY7636, AWB 05/1962
Rechtbank Breda, 14-08-2006, AY7636, AWB 05/1962
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Breda
- Datum uitspraak
- 14 augustus 2006
- Datum publicatie
- 6 september 2006
- ECLI
- ECLI:NL:RBBRE:2006:AY7636
- Zaaknummer
- AWB 05/1962
Inhoudsindicatie
WOZ-beschikking vliegveld. Samenstel. Waardering verharding start- en landingsbanen op kostprijs daarvan. Compromis over waarde restgrond, inclusief ondergrond gebouwen.
Uitspraak
RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 05/1962
Uitspraakdatum: 14 augustus 2006
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] N.V., gevestigd te [woonplaats], eiser,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente [...], verweerder.
Eiser wordt hierna ook aangeduid als belanghebbende.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Verweerder heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [belanghebbende], [adres] [woonplaats], (hierna: het vliegveld), per waardepeildatum 1 januari 1999 en de toestanddatum 1 januari 2004 vastgesteld op € 1.178.400.
1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 22 april 2005 de waarde gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 30 mei 2005 beroep ingesteld.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van €276.
1.4. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
1.5. Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend op 8 september, 25 oktober, 8 november 2005, 11 januari en 7 februari 2006.
1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 juni 2006 te Breda, tezamen met het onderzoek in de zaak die bij de rechtbank is geregistreerd onder nummer 06/261. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende haar directeur, en de verweerder.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1. Belanghebbende is gebruiker en genothebbende krachtens eigendomsrecht van het vliegveld. Het vliegveld bestaat uit een stuk grond van ongeveer 160.000 m2 met daarop een gebouw bestaande uit twee etages met een vloeroppervlak, per etage, van 107 m2 , start- en landingsbanen en tanks.
2.2. In het jaar 2001 is bij beschikking de waarde van het vliegveld als bedoeld in artikel van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ) vastgesteld op € 596.720 naar de toestand op 1 januari 2001 en de waardepeildatum 1 januari 1999. Bij de vaststelling van de waarde is verweerder uitgegaan van een totaal oppervlak van 86.750 m2 in plaats van de werkelijke 160.000 m2.
2.3. In het jaar 2002 heeft belanghebbende de start- en landingsbanen, tot dat moment grasbanen, laten verharden. Het betrof een oppervlakte van 27.805 m2. Het aanbrengen van de verharding kostte ongeveer € 25 per m2. In verband met deze wijziging is de onderhavige beschikking opgelegd waarin de waarde van het vliegveld is bepaald op € 1.178.400. Deze waarde is als volgt berekend:
Oppervlak Waarde (€)
Start- en landingsbanen 27.805 m2 695.125
Kavel 86.750 m2 393.426
Werkplaats 126 m2 29.949
Kantoor 136 m2 46.286
Tanks 13.613
Totaal 1.178.400
3. Geschil
3.1. In geschil is of de ondergrond van de start- en landingsbanen terecht is meegenomen onder de post “kavel” of dat de waarde daarvan geacht moet worden te zijn opgenomen in het bedrag van € 695.125. Tevens is in geschil welk deel van de grond moet worden toegerekend aan het gebouw waarin de werkplaats en kantoor zijn gevestigd (het gebouw). Niet meer in geschil is dat de waarde van de restgrond kan worden gesteld op € 3 per m2.
3.2. Voor hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt verwezen naar de stukken van het geding en het proces verbaal van de zitting waarvan een kopie aan deze uitspraak is gehecht.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. In de beschikking is uitgegaan van een waarde van de grond van € 4,535 per m2. Partijen zijn ter zitting eenparig tot het oordeel gekomen dat de waarde van de restgrond moet worden gesteld op € 3 per m2.
4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de WOZ-waarde van het vliegveld moet worden bepaald op de vervangingswaarde als bedoeld in artikel 17, derde lid, Wet WOZ, waarbij rekening moet worden gehouden met de aard en bestemming van de zaak en de sedert de stichting van de zaak opgetreden technische en functionele veroudering, waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen. De rechtbank sluit zich daarbij aan.
4.3. In de onderhavige beschikking is de waarde van de verharde start- en landingsbanen gesteld op € 695.125. Dat komt overeen met 27.805 x € 25, welk bedrag gelijk is aan de kostprijs van de verharding. Belanghebbende heeft niet gesteld en de rechtbank acht, gezien de korte tijdspanne die is verlopen tussen het aanbrengen van de verharding en de peildatum niet aannemelijk dat rekening gehouden moet worden met een afwaardering wegens technische en/of functionele veroudering.
4.4. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat bij haar het in rechte te honoreren vertrouwen is gewekt dat in de waardering van € 695.125 de waarde van de ondergrond van de start- en landingsbanen was begrepen. Verweerder heeft de waarde van de ondergrond terecht afzonderlijk in aanmerking genomen bij het bepalen van de waarde van het vliegveld.
4.5. Belanghebbende heeft in haar brief van 7 februari 2006 nog aangegeven dat een te groot oppervlak is toegerekend aan het bedrijfsgebouw. Nu blijkens het door verweerder verstrekte overzicht de grond bij het bedrijfsgebouw net als alle overige grond is gewaardeerd op € 4,535 /m2, welke waarde zoals onder 4.1. is overwogen nader wordt gesteld op € 3, kan deze stelling niet leiden tot een verlaging van de WOZ-waarde.
4.6. Nu partijen ter zitting overeenstemming hebben bereikt dat de waarde van de grond moet worden gesteld op € 3/m2, moet de waarde worden verminderd met 86.750 x 1,535 of € 133.161 tot € 1.045.239.
4.7. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.
5. Proceskosten
De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat belanghebbende kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.
6. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de vastgestelde waarde tot € 1.045.239;
- gelast dat de gemeente [...] het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 276 aan deze vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan op 14 augustus 2006 door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en mr. D. Hund, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M.S.J. Pijnenburg-Braspenning, griffier.
De uitspraak is enkel door de voorzitter ondertekend aangezien de griffier is verhinderd deze te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch, dan wel
- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,
2500 EH ‘s-Gravenhage, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.