Home

Rechtbank Breda, 24-08-2006, ECLI:NL:RBBRE:2006:844 AZ0722, AWB 05/3171

Rechtbank Breda, 24-08-2006, ECLI:NL:RBBRE:2006:844 AZ0722, AWB 05/3171

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
24 augustus 2006
Datum publicatie
24 oktober 2006
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2006:AZ0722
Zaaknummer
AWB 05/3171

Inhoudsindicatie

Inenersaansprakelijkheid in de tuinbouwsector. Administratie inlener biedt geen zodanig overzicht dat voor alle gevallen individualisering van de betalingen naar de beloningen van de werknemers mogelijk is, daarom terecht aansprakelijk gesteld voor naheffingsaanslag berekend met toepassing van het anoniementarief.

Uitspraak

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 05/3171

Uitspraakdatum: 24 augustus 2006

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [woonplaats], eiser,

en

de ontvanger van de Belastingdienst, verweerder.

Eiser en verweerder worden hierna ook aangeduid als respectievelijk belanghebbende en de ontvanger.

1. Ontstaan en loop van het geding

De ontvanger heeft belanghebbende bij beschikking van 7 maart 2005 aansprakelijk gesteld voor een bedrag van € 12.269, 47.

De ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 13 juli 2005 het bezwaar tegen de beschikking niet-ontvankelijk verklaard.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 19 augustus 2005, ontvangen bij de rechtbank op 22 augustus 2005, beroep ingesteld waarbij door de griffier van haar een griffierecht is geheven van € 276.

De ontvanger heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2006 te Breda, tezamen met het onderzoek in de zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 05/3173, 05/3188, 05/3181, 05/3197, 05/3191, 05/3190, 05/3198, 05/3205, 05/3206. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de ontvanger.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en de wederpartij.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1. Belanghebbende exploiteert een kwekerij van paprika’s. In de periode 1 februari 1998 tot en met 31 oktober 1999 is in de kwekerij personeel werkzaam geweest van Uitzendbureau B.V. . Uitzendbureau is op 4 september 2002 bij beschikking van de Kamer van Koophandel te [woonplaats] ontbonden. Naar aanleiding van een door GAK Nederland ingestelde looncontrole zijn aan [uitzendbureau] naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen en omzetbelasting opgelegd over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999 ten bedrage van f 1.027.779 ( € 466.385) respectievelijk f 197.789 (€ 89.752). De naheffingsaanslag loonbelasting/premie volksverzekeringen is berekend met toepassing van het zogenaamde anoniementarief. Belanghebbende is aansprakelijk gesteld voor een gedeelte van de naheffingsaanslagen ad € 12.269, 47.

2.2. De afspraken tussen belanghebbende en [uitzendbureau] zijn niet schriftelijk vastgelegd. Werknemers van [uitzendbureau] waren bij belanghebbende werkzaam in de kassen voor het toppen van paprikaplanten. [uitzendbureau] factureerde aan belanghebbende op basis van de aantallen bewerkte planten.

3. Geschil

3.1. In geschil is of belanghebbende terecht en tot het juiste bedrag aansprakelijk is gesteld. Tussen partijen is niet meer in geschil dat belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard in haar bezwaar.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Ter zitting hebben zij daaraan het volgende toegevoegd:

3.2.1. De gemachtigde van belanghebbende:

Waar in de pleitnota’s in de tweede alinea staat “niet in de door mij behandelde zaken” moet staan “niet in de door hem behandelde zaken”. Bij de pleitnota’s zit het faxbericht van 12 mei aan de ontvanger waarin ik hem de agenda geef over de onderwerpen waarover we zullen spreken op 17 mei 2005.

De arbeidskrachten werden door de uitzendbureaus per uur betaald.

Van een aantal werknemers zijn identiteitsbewijzen bewaard. In een aantal aansprakelijkheidszaken was van de identiteitsbewijzen met het blote oog te zien dat ze onjuist waren, die zaken zijn niet in behandeling genomen. De verklaringen van de tuinders zijn getoetst op onjuistheden, de zaken die niet klopten heb ik niet aangenomen. In de onderhavige zaken hebben de tuinders wel gegevens. Ik heb niet meer gegevens dan wat de tuinders hebben gegeven. De volledige waarheid over hetgeen is gebeurd in 1998-1999 krijg ik niet boven water. Deze tuinders zijn serieus en keurig met de zaken omgegaan.

Een kapoverzicht is de herleiding van de verrichte arbeid naar hetgeen aan het uitzendbureau betaald is. Dat zijn de rijen planten die bewerkt zijn. Uit het kapoverzicht is te herleiden hoelang de verschillende werknemers hebben gewerkt. Dat hoeft niet uit een urenadministratie te blijken. Die herleiding was ook de bron van het compromis dat ik heb willen voorstellen.

De accountant komt tot de conclusie dat de administratie en toerekening aan de werknemers redelijk kloppen. De accountant denkt dat er gemiddeld 19.000 tomatenplanten per week per persoon bewerkt worden. Hij heeft gekeken naar weekfacturen en productie en concludeert dat het dan redelijk klopt.

3.2.2. De ontvanger:

Ik ben bij nader inzien van oordeel dat in alle gevallen de belanghebbenden ten onrechte niet-ontvankelijk zijn verklaard in het bezwaar.

Mijn standpunt ten aanzien van de aanneming wil ik intrekken. Ik wil de zaak volledig toespitsen op de inlening. Dan hoeven we het vandaag niet meer over aanneming te hebben. Ik trek dus mijn subsidiaire stelling in. Indien de rechtbank belanghebbende volgt dat geen sprake is van inlening, dan is de hele aansprakelijkstelling van tafel.

Wanneer een tuinder identiteitsbewijzen heeft bewaard van 2 werknemers en een overzicht van hetgeen is betaald aan het uitzendbureau, dan is dat onvoldoende om het loon per werknemer te herleiden. Dat geldt ook als er een kapoverzicht is.

In de zaak Verbeek ben ik op basis van het kapoverzicht gaan rekenen. De conclusie was dat al dat werk nooit door 2 mensen kan zijn gedaan. Ervaringen bij de belastingdienst, het landbouwteam, leert dat een werknemer 600 à 700 plantjes per uur kan bewerken met dieven en draaien. Maar dan moet men de planten ook soms nog laten zakken en dan worden het minder plantjes per uur. Ik kom op basis van de administratie tot een berekening dat er, in de meest gunstige situatie, zonder zakken, door twee werknemers ongeveer 1,5 miljoen plantjes bewerkt kunnen zijn. Er is gefactureerd voor ruim 1,8 miljoen plantjes. Dat verschil is te groot. Als uit de administratie een urenoverzicht te herleiden is, wordt in het algemeen wel een matiging van het tarief gegeven. Dat is in een aantal gevallen zo gedaan. In deze gevallen heb ik dat niet gedaan omdat niet is voldaan aan de twee vereisten voor matiging.

Belanghebbende stelt dat er een onredelijke last ligt op de schouders van de tuinders om matiging van het anoniementarief te kunnen bewerkstellingen omdat er geen administratieplicht is ten behoeve van die matiging. Ik ga er van uit dat men, op het moment dat men in zee gaat met een uitzendbureau, rekening moet houden met de mogelijkheid tot aansprakelijkstelling en gegevens achter de hand moet houden.

Bij de uitzendbureaus [uitzendbureau] en [uitzendbureau] is een strafrechtelijk onderzoek geweest en was nagenoeg alles wat is aangetroffen over de werknemers anoniem. Het is erg moeilijk om iets te achterhalen bij de werknemers. Een groot aantal mensen is met onbekende bestemming vertrokken. Soms is er gewerkt op het sofi-nummer van een ander. We hebben gekozen om achter de inleners aan te gaan en niet achter de werknemers.

Het standpunt van de Belastingdienst over de vraag wanneer wordt voldaan aan de voorwaarden die in de Leidraad zijn vermeld voor een deugdelijke identificatie van een werknemer, heeft zich gewijzigd. Uitgangspunt is dat van een inlener niet hetzelfde kan worden verwacht als van de inhoudingsplichtige. Niet kenbare gebreken van identiteitsbewijzen die voor een inlener niet kenbaar zijn, maar die voor de inhoudingsplichtige wel kenbaar zouden moeten zijn, worden niet toegerekend aan de inlener. Indien een werknemer een paspoort heeft met een verblijfsvergunning en dat blijkt later onjuist, dan wordt dat niet aan inlener toegerekend.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de beschikking. De ontvanger concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak en ongegrondverklaring van het bezwaar.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende stelt primair dat geen sprake is van inlening van personeel maar van aanneming van werk door belanghebbende als opdrachtgever, weshalve belanghebbende niet aansprakelijk gesteld kan worden voor de niet afgedragen loonbelasting en de niet voldane omzetbelasting.

4.2. Van inlening is sprake indien de werknemers aan belanghebbende ter beschikking zijn gesteld om onder haar leiding of toezicht werkzaamheden te verrichten. Uit de stukken blijkt dat werknemers van [uitzendbureau] in de onderneming van belanghebbende hebben gewerkt in de kassen, voor het toppen van paprikaplanten. De rechtbank is van oordeel dat de verrichte werkzaamheden van een zo eenvoudige aard zijn, dat het niet nodig is daarbij frequent aanwijzingen te geven. De omstandigheid dat namens belanghebbende niet steeds iemand aanwezig was bij het werk in de kassen, brengt dan niet met zich mee dat de werknemers hun werk niet onder toezicht van belanghebbende verrichtten. Belanghebbende heeft immers wel toezicht gehouden, zij het achteraf. De omstandigheid dat aan [uitzendbureau] een bedrag werd betaald per aantallen bewerkte planten duidt er ook op dat [uitzendbureau] het werk niet heeft aangenomen, doch haar werknemers aan belanghebbende ter beschikking heeft gesteld om onder belanghebbendes toezicht werkzaam te zijn. Dit een en ander, in onderlinge samenhang bezien, leidt tot de conclusie dat sprake was van inlening van personeel.

4.3. Het onder 4.2. overwogene brengt met zich dat belanghebbende in beginsel terecht aansprakelijk is gesteld voor de met de voor belanghebbende verrichte werkzaamheden samenhangende bedragen aan door [uitzendbureau] niet voldane omzetbelasting en niet afgedragen loonbelasting/premieheffing volksverzekeringen. Voor wat betreft de loonbelasting/ premieheffing volksverzekeringen heeft belanghebbende subsidiair gesteld dat zij, gelet op het bepaalde in artikel 34, § 5, van de Leidraad Invordering (de Leidraad) ten onrechte aansprakelijk is gesteld voor zover is geheven met toepassing van het anoniementarief.

4.4. Artikel 34, § 5, tweede lid, van de Leidraad luidt, voor zover te dezen van belang, als volgt:

“De inlener die zich niet met vrucht op disculpatie kan beroepen is in beginsel ten volle aansprakelijk voor de loonbelasting die verschuldigd is in verband met het verrichten van de werkzaamheden door de werknemer van de uitlener, ook als deze loonbelasting berekend is met toepassing van het anoniementarief.

Een matiging van de primaire aansprakelijkheid dient evenwel te worden verleend als de inlener op deugdelijke wijze de identiteit van de werknemer kan aantonen en tevens gegevens overlegt aan de hand waarvan diens loon - terzake van de werkzaamheden - kan worden geïndividualiseerd. De inlener kan dit doen door een door hemzelf bijgehouden administratie te overleggen waarin de naam, adres, woonplaatsgegevens, de geboortedatum, het sofi-nummer van de werknemer, een specificatie van de gewerkte uren en een kopie van het identiteitsbewijs zijn opgenomen.

In dat geval zal de ontvanger de hoogte van de aansprakelijkheid voor de betreffende inlener verlagen. Deze verlaging kan al plaatsvinden ten tijde van de aansprakelijkstelling maar ook in de bezwaar- of (hoger) beroepsfase en geschiedt aan de hand van de volgende herrekeningsregels.

Het terzake van de werkzaamheden betaalde loon van de werknemer wordt gebruteerd met gebruikmaking van een marginaal percentage, welk percentage wordt verkregen door het gemiddelde van tweemaal het evenredig gemiddelde van de 'geknipte' tarieven in de laagste tariefschijf en eenmaal het percentage van de middelste tariefschijf volgens artikel 20a, juncto artikel 27, tweede lid, van de Wet op de loonbelasting 1964. Voornoemde berekeningsmethode is uitgewerkt in bijlage VIA bij deze leidraad. De belasting terzake van de werkzaamheden waarvoor de aansprakelijkheid bestaat, wordt vervolgens berekend met toepassing van hetzelfde (marginale) percentage. (…)

Deze 'tariefmatiging', die overigens niet van invloed is op de hoogte van de naheffingsaanslag, vindt niet plaats en beperking van de hoogte van de aansprakelijkheid blijft mitsdien achterwege als de inlener wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de uitlener met anoniem (zwart) personeel werkte.”

4.5. Belanghebbende stelt dat er in het jaar 2000 tien werknemers van [uitzendbureau] bij haar hebben gewerkt, waarvan kopieën van identiteitsbewijzen zijn overgelegd. Tevens heeft belanghebbende een urenadministratie over het jaar 1998 overgelegd. De rechtbank leidt uit het overzicht af dat daarin de ingeleende werknemers worden aangeduid met een nummer, oplopend van 1 tot en met 10. Belanghebbende meent dat aan de hand van die administratie de door belanghebbende aan [uitzendbureau] betaalde bedragen herleidbaar zijn naar uitbetaalde lonen voor de afzonderlijke werknemers.

4.6. De ontvanger heeft de juistheid van de urenadministratie bestreden. Bij de stukken bevindt zich een kopie van de handmatig bijgehouden urenadministratie waaruit de bij het beroepschrift overgelegde administratie is afgeleid, die volgens de ontvanger te slecht leesbaar is. De rechtbank leidt uit de tot de stukken behorende “Vragenlijst Derde” af dat de kladadministratie bij een gesprek in september 2002 aan de Belastingdienst is overgelegd. De omstandigheid dat de tot de stukken behorende kopie slechts leesbaar is, kan naar het oordeel van de rechtbank niet aan belanghebbende worden tegengeworpen nu blijkbaar wel het origineel in eerdere instantie is overgelegd.

4.7. De rechtbank is echter met de ontvanger van oordeel dat de administratie niet een zodanig totaaloverzicht biedt dat voor alle gevallen individualisering van de betalingen naar de beloningen van de werknemers mogelijk is. Dat geldt in het bijzonder voor de weken 21 tot en met 23 en 36 waarvoor geen data en tijden zijn vermeld, en gedeeltelijk voor de weken 34, 35, 37, 38 en 39 nu voor die weken slechts drie van de vijf personen die hebben gewerkt bekend zijn. De rechtbank zal de hieruit voortvloeiende herrekening van de aansprakelijkheidsschuld, die de ontvanger heeft gemaakt, volgen nu de daarbij gehanteerde uitgangspunten juist kunnen worden geacht en belanghebbende de juistheid van die berekening als zodanig niet heeft bestreden.

4.8. Het onder 4.1 tot en met 4.7 overwogene leidt tot de conclusie dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende is.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding de ontvanger te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de ter zitting gezamenlijk behandelde zaken niet aan te merken als samenhangende zaken in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht nu

in elke zaak op grond van individuele argumenten in beroep is gekomen tegen de aansprakelijkstelling. De rechtbank acht aannemelijk dat de werkzaamheden van de gemachtigde voor de andere belanghebbenden dan deze in niet-onbetekenende mate deze individuele omstandigheden hebben betroffen. De kosten zijn derhalve op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 644 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 322 en een wegingsfactor 1).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert het bedrag van de aansprakelijkstelling tot € 5.323,15;

- veroordeelt de Ontvanger in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 644 en wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden;

- gelast dat de Staat der Nederlanden het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 276 aan haar vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan op 24 augustus 2006 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, voorzitter, mr. C.A.F.M. Stassen en mr. J. Lamens, rechters, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R.A.M.T. Klaassen, griffier. De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303,

2500 EH ‘s-Gravenhage, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.